Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting praktisch Goederenrecht €7,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting praktisch Goederenrecht

 10 vues  0 achat
  • Cours
  • Établissement

In deze samenvatting vat ik de belangrijkste theorie uit het boek kort en bondig samen.

Aperçu 2 sur 14  pages

  • 18 janvier 2024
  • 14
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
H1 – Basisbegrippen van het goederenrecht

1.1 Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Er bestaan twee soorten goederen; zaken en
vermogensrechten. Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Iets is voor
menselijke beheersing vatbaar wanneer we het kunnen vastpakken en er macht of controle kunnen
uitoefenen. Een stoffelijk object wil zeggen: een voorwerp dat bestaat uit een bepaald materiaal,
een bepaalde stof. Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde. Er zijn drie
verschillende categorieën vermogensrechten. In de eerste plaats kan het gaan om rechten die
overgedragen kunnen worden; het recht mag worden overgegeven aan iemand anders. Ten tweede
zijn vermogensrechten rechten die erop gericht zijn de rechthebbende stoffelijk voordeel te geven;
het recht op smartengeld. Ten derde zijn vermogensrechten rechten die zijn verkregen in ruil voor
stoffelijk voordeel of in ruil voor toegezegd stoffelijk voordeel; er is recht op het doen van
boodschappen, dit recht is ontstaan in ruil voor stoffelijk voordeel: de wekelijkse vergoeding.

1.2 Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet
onroerend zijn. Het zijn zaken die verplaatsbaar zijn.

1.3 Een bestanddeel is alles wat volgens het maatschappelijk verkeer deel uitmaakt van een zaak.
Die andere zaak, waar het bestanddeel deel van uitmaakt, is de hoofdzaak. Een hoofdzaak en een
bestanddeel vormen in juridisch opzicht één geheel.

1.4 Registergoederen zijn in eerste plaats goederen. Een vereiste is dat bij de overdracht van deze
categorie goederen inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is. Overdracht wil zeggen dat
het goed van de ene persoon naar de andere persoon gaat. Onroerende zaken zijn altijd
registergoederen. Behalve onroerende zaken zijn vliegtuigen en bepaalde categorieën schepen ook
registergoederen.

1.5 Natuurlijke vruchten worden omschreven als zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten
van andere zaken worden aangemerkt. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het
moment dat deze wordt afgescheiden; appel valt van boom, appel is een zelfstandige zaak
geworden. Ook zijn er burgerlijke vruchten; rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten
van goederen worden aangemerkt. Met rechten wordt in dit geval vermogen bedoeld. Een
burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt; wanneer
de rente opeisbaar is, is het een zelfstandig recht.

1.6 Goede trouw ontbreekt in de gevallen genoemd in art. 3:11 BW; wanneer iemand de feiten of
het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende -> iemand weet dat iets niet in orde is,
maar doet hier niets mee, of wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw
betrekking heeft behoorde te kennen -> iemand had moeten weten dat er iets niet klopte, maar
diegene heeft niets ondernomen om het uit te zoeken. Als koper heb je onderzoeksplicht, als je aan
deze onderzoeksplicht hebt voldaan, kan je aanspraak maken op goede trouw.



H2 – Absolute en relatieve rechten

2.1 Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus een recht
op een zaak zijn als een recht op een vermogensrecht. Een absoluut recht geldt ten opzichte van
iedereen. Het geeft de rechthebbende de bevoegdheid om een bepaalde heerschappij over het
betreffende goed uit te oefenen. Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd.
Het zijn rechten die tegenover een bepaald persoon werken. Relatieve rechten gelden dus niet ten
opzichte van iedereen.

, 2.2 Absolute rechten zijn in de wet opgenomen. Er zijn enkele rechten: vruchtgebruik, pand,
hypotheek, eigendom, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement. Absolute rechten
hebben zaaksgevolg. Het absolute recht blijft op een goed bestaan, ook al bevindt het zich niet meer
in de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het goed waar het op rust. Op
absolute rechten is ook het prioriteitsbeginsel (droit de priorité) van toepassing. Ingeval er meer dan
één absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde recht vóór een later gevestigd
recht. Tot slot heeft de rechthebbende van een absoluut recht een bevoorrechte positie bij een
faillissement.

2.3/2.4 Er wordt onderscheid gemaakt tussen het absoluut en relatief recht, maar ook tussen
volledige en beperkte rechten. Het eigendomsrecht is het enige absolute recht dat kan worden
aangemerkt als een volledig recht. De andere absolute rechten zijn alle beperkte rechten. Het
eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben; de
eigenaar mag alles doen met de zaak, zolang dit binnen de grenzen van de wet en opvattingen van
het maatschappelijk verkeer blijft. Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer
omvattend recht.

2.5 Beperkte rechten:

Het recht van vruchtgebruik (art.3:202 BW): het recht om goederen die aan een ander toebehoren,
te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten – de vruchtgebruiker heeft het recht om een goed
van een ander te gebruiken of de vruchten van een goed in eigendom te verkrijgen. De
vruchtgebruiker gebruikt het goed zoals de eigenaar het zou gebruiken. Er zijn natuurlijke vruchten;
appels uit een appelboom, en burgerlijke vruchten; vrijkomende rente. Vruchtgebruik wordt
gevestigd of ontstaat door verjaring.

Pandrecht (art. 3:227 lid 1 BW): een beperkt recht, strekkende om op de daaraan onderworpen
goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Het recht is op een niet-registergoed gevestigd– degene die het geld uitleent is de
schuldeiser, degene die het geld moet terugbetalen is de schuldenaar. Komt de schuldenaar zijn
betalingsplicht niet na, dan kan de schuldeiser het verpande goed verkopen.

Hypotheek (art. 3:227 lid 1 BW): een beperkt recht, strekkende om o de daaraan onderworpen
goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek. Het
verschil tussen pand en hypotheek is dat een pandrecht op een niet-registergoed wordt gevestigd,
terwijl een hypotheekrecht op een registergoed wordt gevestigd. Dor een recht van hypotheek te
vestigen kan de schuldeiser er zeker van zijn dat hij het geld dat hij heeft uitgeleend terugontvangt.
De schuldeiser heet hypotheekhouder. De eigenaar van het goed waarop het hypotheekrecht rust
noemen we de hypotheekgever. Wanneer de schuldenaar het geld niet terugbetaalt, kan de
hypotheekhouder het goed waarop het hypotheekrecht rust verkopen.

Erfdienstbaarheid (art. 5:72 BW): het is een last waarmee een onroerende zaak – het dienend erf –
is bezwaard ten behoeve van een andere onroerende zaak – het heersende erf. Deze last kan eruit
bestaan iets te doen of juist niet. Een recht van erfdienstbaarheid werkt tegenover eenieder en is
verbonden aan twee onroerende zaken. Erfdienstbaarheid ontstaat door vestiging of verjaring.
Erfdienstbaarheid kan wel eindigen, art. 5:78 BW.

Erfpacht (art. 5:85 lid 1 BW): een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft de
onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken. Bij erfpacht verkrijgt de rechthebbende
de bevoegdheid om een onroerende zaak van een ander te gebruiken. De erfpachter krijgt niet het

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophievanderlaan1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,49
  • (0)
  Ajouter