SOCIOLOGIE
Inhoud boek: zie document Chamilo
Sociologie= de wetenschap die de maatschappelijke patronen en structuren bestudeerd in hun ontstaan,
voortbestaan en veranderen, ten tevens het sociaal handelen van mensen in de interacte met deze
personen en structuren
Sociologische verbeelding= levendig bewustzijn tussen persoonlijke en dagelijke ervaring en de ruimere
samenleving
3 componenten socioligische verbeelding:
1. Biografe= beschrijving van het leven van een individu
2. Sociale structuur= werking van maatschammelijke insttutes
keuzes worden bepaald door de samenleving die het gedrag stuurt
3. Geschiedenis: ontstaan en veranderen van de samenleving (moderne tjdd
- 18de eeuw: industriële revolute (mensen grijpen in op natuur, waardoor de economie ontstaatd
van mensenkracht naar dierenkracht: mensen gebruiken dieren (alles gaat sneller
van dierenkracht naar stoomkracht (dankzij IRd
- polteee revolute: vb. Franse revolute, Russische revolute,…
vrijheid, gelijkheid, broederschap (hiervoor waren mensen fundamenteel ongelijkd
- intellectuele revolute: de verlichtng
geen externe kracht meer die zegt wat hoort en wat niet
de mens beslist zelf, de samenleving is maakbaar
stratifcatie= verschillende lagen in de maatschappij zorgen voor verschillende gewoontes
Eetgewoontes: in China eten ze honden
Sport: in Australië spelen ze cricket
Lifestyle: uiterlijk belangrijker dan innerlijk
Liefde: soort zoekt soort (fundamenteel vb. polteke overtuigingd
Echtscheiding, zelfdoding en arbeid
ook afhankelijk van de samenleving
voorkeuren lijken persoonlijk maar zijn afhankelijk van je posite in de maatschappij
normaal sociaal verschijnsel: iets dat in elke samenleving voorkomt
vb. zelfdoding, echtscheiding, arbeid
Steeds meer echtscheidingen door:
- Emancipate van de vrouw
- Technologische ontwikkelingen (vb. de pild
- Uitvinding wasmachine: vrouw kan nu sneller de was doen tov vroeger (nam hele dag ind
- Geloof heef minder belang
- Druk van familie is minder groot
sociale feiten (= worden gestuurd door de maatschappijd
zelfdoding= positeve of
negateve daad waarvan
je weet dat het de dood
als gevolg heef
meer kans bij lager
opgeleiden, werklozen,
alleenstaanden,
gescheiden mensen,…
1
, - Positeve daad: iets doen (vb. jezelf doodschietend
- Negateve daad: iets niet doen (vb. ziek zijn en geen hulp zoekend
Emile Durkheim (1897): onderzocht volgens werlke maatschappelijke factoren de suicide-ratoos
systematsch varieerden
onderzocht verschillen (tussen man en vrouw, woongelegenheid, kinderen, partner, opleiding,...d
bedoeling: achterhalen wat er aan de basis van zelfdoding ligt
uitkomst: 1. de mate van sociale integrate (te veel of te weinigd is de belangrijkste oorzaak van zelfdoding
2. desintegrate van de groep: individu wordt zonder morele en sociale steun gelaten
3 types van zelfdoding:
individualistsche zelfdoding: lage mate van integrate
Altruïstsche zelfdoding: wanneer je eigen belangen overeenstemmen met de belangen van de
groep, en je uit het belang van de groep je leven opofert (vb. zelfmoordaanslagend
Anomische zelfdoding: wanneer de persoon geen houvast meer heef in het leven
Arbeid: latente deprevatemodel (Jahodad
Job demand-Job control-model:
25%: heef zinvol werk (uitdagende functed
sociologie naar onderijsniveau:
Gezondheid: 25 jarige man zonder diploma leef minder lang gezond dan een 25 jarige man met
diploma
Levensverwachting: leef-, werk- en woonomstandigheden (vb. mobiliteitd
2
, Hoofdstue 2: De samenleving is een veld van tegengestelde erachten
Karl Marx: het kapitalisme zal een klasse van verpauperde en verveermde arbeiders (armend in het leven
roepen, die het systeem van het kapitalisme omver zullen werpen
Max Weber: de protestantse ethiek is een belangrijke factor om het ontstaan van het moderne
kapitalisme te verklaren, maar werd juist sterk verzwakt door de geest van datzelfde kapitalisme
Katholicisme: in deze leer wordt gezegd hoe je moet geloven (door de pausd
Protestantisme: in deze leer worden geen regels opgelegd en mag je zelf kiezen hoe je geloof
(met meerdere strekkingend
Calvinisme: predesinateleer (=het ligt op voorhand vast wie naar de hemel gaat en wie nietd
Durkheim: toename van collecteve welvaart leidt tot het uiteenvallen en het verzwakken van de
solidariteit en de morele normen, met als gevolg anomie en de vermindering van het individuele welzijn
Spanningsveld: individu en samenleving
Individu = maakt onontkoombaar deel uit van de samenleving en neemt stapgewijs de
(nature) samenleving in zich op (door socialisate, iedereen is interdependentd
economische bindingen= goederen zijn interdependent (onafhankelijkheidd
om goederen te bekomen (?d
emotonele bindingen= ?
politeke bindingen= ?
cogniteve bindingen= ?
de mens als mangelwesen= buiten het sociale weefsel kunnen we niet overleven, je
bent altjd vertegenwoordiger van de samenleving
meeste mensen hebben een relate omwille van hun posite in de samenleving
doordat men kan ontsnappen aan dingen in ons hoofd, zorgt ervoor dat men
anderen nodig heef
ruimte in eigen handelen: de mens is verantwoordelijk om te kiezen en inspanningen
te leveren
vervreemding/aliëntatie= scherppingen van de mens gaan een eigen leven leiden en
zelfs tegen hem keren
Samenlevin = geen zelfstandig iets dat een eigen leven leidt, wel gecreëerd door de interacterende
g individuen
(nurture) maatschappelijke structuren of factoren
de sociale omgeving beïnvloedt de mens
verduidelijkt de betekenis van het menselijk handelen
actor-factor dilemma
statca en dynamica
mogelijkheden en beperkingen vd samenleving:
Mogelijkheden Beperkingen
studiemogelijkheden Handelingsmarges:
draadloze communicate belang klasse, etnie, gender
geografische mobiliteit drempels: niet iedereen heef gelijke
gezonder en hogere levensverwachtgnen toegang tot dezelfde informate (vb. locate:
niet naar post kunnen gaand
routnes (voorspelbaarheidd
3
, sociole herkomst (sociale ongelijkheidd blijf een belangrijke sociologische variabele om onderwijs
en arbeidsmarktpartcipate te verklaren
maatschappelijke drempels:
reglementaire/wettelijke:
informateve
dispositonele
sitatonele
insttutonele
Spanningveld: solidariteit en cohesie
= allerlei vormen van solidariteit houden een samenleving samen en dus is solidariteit het cement voor
sociale cohesie
Vertrouwen: we vertrouwen erop dat anderen hun werk blijven doen
arbeidsverdeling hefet gezorgd voor een veralgemeende afhankelijkheid van een veelheid van
netwerken om te overleven
paradox van de individualisering= maatschappelijke welvaart en individuele hulpeloosheid gaan samen
mattheus-efect: ouders moeten slechts een deel van de studies van kinderen betalen, de rest doet de
overheid
gezinnen die kind niet naar de universiteit kunnen sturen betalen eigenlijk mee voor de kinderen van
betergegoede gezinnen
3 traditonele partjen:
1. sociaal
2. liberaal
3. katholiek
ieder had eigen diensten (vb. ziekenhuizend, men kwam niet uit een zuil
4