1. Wat is omgevingspsychologie?
Er is een voortdurende interactie tussen mens en omgeving:
− mensen wijzigen hun omgeving om handelingen te kunnen verrichten
− de omgeving beïnvloedt de mensen
omgeving geeft informatie over handelingen
omgeving inspireert mensen om dingen te doen
omgeving bepaalt de mogelijkheden die mensen hebben om dingen te doen
Omgevingspsychologie: studie van de interactie tussen de mens en zijn fysieke omgeving.
− ‘mens’: individuen of (kleine) groepen;
− ‘fysieke omgeving’: bebouwde en natuurlijke omgeving.
1.1. Doel OPSY
Via onderzoek wil OPSY de omgeving, gebouwen en interieurs, humaniseren.
Humaniseren: optimaliseren met het oog op een beter functioneren van mensen,
overeenkomstig hun psychische mogelijkheden: de omgeving afstellen op de gebruiker
gegeven zijn natuurlijke, cognitieve beperkingen.
1.2. Geschiedenis OPSY
OPSY: gerespecteerde wetenschappelijke discipline, een vijftigtal jaar oud
− Jaren 70: massaal veel artikels en honderden boeken (milieuproblematiek, dagelijks
gedrag van mensen, …)
− Jaren 80: kleine terugval, minder interesse in problemen
− Jaren 90: weer een groei, aantal publicaties neemt toe en toename in de interesse
van het publiek
1.3. Onderwerpen OPSY
OPSY is gericht op het begrijpen van de interactie tussen de mens en zijn omgeving en het
oplossen van problemen.
1.4. OPSY als wetenschap
Om problemen op te lossen, is er kennis nodig. Kennis door theorieën of uit onderzoek.
Onderzoek om:
− theorieën te confirmeren (bevestigen), verfijnen, falsifiëren (weerleggen).
− fenomenen te verklaren door een theorie te ontwikkelen.
1.5. Beperkingen van OPSY
• Het onderzoek leidt niet noodzakelijk tot eenduidige beschrijvingen, verklaringen,
vergelijkingen, theorieën: vandaar diverse theoretische kaders.
• Soms levert een onderzoek niets op (nulresultaat).
• Soms krijgen we een negatieve score (weerlegging), dit is interessant want we weten dan
dat die denkpiste niet meer moet gevolgd worden.
• Soms blijken vroegere vaststellingen niet houdbaar.
• Soms is het onderzoek gebaseerd op fraude.
1
, 1.6. Verschil met algemene psychologie
OPSY PSY
Probleemgeoriënteerd: praktische Procesgeoriënteerd: beschrijft mechanismen
problemen (vb. luchtvervuiling) (vb. ontwikkeling van het kind)
Onderzoek in de dagelijkse omgeving: Labo-onderzoek: gecontroleerde
gedrag waar het zich voordoet omstandigheden
Beschouwt persoon en omgeving als een Onderscheidt de mens van de invloed (welke
geheel, je kan ze niet van elkaar lostrekken stimulus heeft welk effect?)
(holisme)
Individuen zijn deel van de omgeving, ze zijn Individuen ondergaan prikkels, ze zijn passief
actief
Is erg interdisciplinair Gedraagt zich meer als autonome
wetenschap
1.7. Theorieën en benaderingen binnen OPSY
1.7.1. Stimulatietheorieën
Uitgangspunt: de fysieke omgeving is een bron van zintuiglijke prikkels (stimuli) zoals
(eenvoudig): licht, geur, warmte, geluid, ... of (complex): verkeer, wandelstraat, gebouwen,
... die ons welzijn bepalen.
Deze stimuli kunnen op 2 manieren verschillen:
− Qua hoeveelheid (kwantitatief): frequentie, duur, intensiteit (vb. geluid)
− Qua betekenis (kwalitatief): hangt af van de situatie (vb. beroep)
Theorieën i.v.m. de hoeveelheid stimulatie
Adaptatietheorieën: wanneer mensen in een andere omgeving komen en de hoeveelheid
stimuli verschilt al te zeer van wat ze gewoon zijn, dan heeft dat een weerslag op het gedrag
en de emoties. Mensen kunnen zich aan bepaalde niveaus aanpassen en een nieuw niveau
bereiken (adaptatieniveau), maar dat vraagt tijd.
Vb. als je in een lawaaierige stad gaat wonen, opgegroeid in een rustige wijk, dan ga je in het
begin slecht slapen, maar na een tijdje slaap je weer als voorheen.
Overload theories: wat doen we als we te veel gestimuleerd worden? We gaan dan de
stimuli trachten te verlagen, bijvoorbeeld door afstand te nemen, ons af te sluiten, een
klacht indienen, e.d.
Vb. iemand met een burn-out door teveel stress op het werk kan deze stress verminderen
door meer pauzes te nemen, e-mail enkel ’s ochtends en ’s avonds checken, …
Theorieën i.v.m. de betekenis van de stimulatie
Fenomenologische theorieën: mensen verlenen betekenis aan een omgeving en die bepaalt
hun gedrag in die omgeving.
Vb. een bioscoopzaal is een gemeenschappelijke ruimte en wordt niet als persoonlijk gezien,
dus hier laat men sneller vuil achter.
2