2017-
2018
Bodemkunde en
Bemestingsleer
FRANK BOXSTAEL
DIERENZORG JAAR 1 – SEM 2
,Samenvatting: Bodemkunde
Hoofstuk 1. Inleiding op “Bodemkunde en Bemestingsleer”
1.1 Situering en competenties
➢ Streeft naar optimale gewasopbrengst + maximale inkomsten
• Door optimale vruchtbaarheidstoestand van de bodem
o Voldoende bezschikbaar water voor gewassen
o Aanwezigheid voedingselementen
▪ Voldoende mate
▪ Juiste verhouding
▪ Opneembare vorm
o Andere factoren (bodemleven, licht+co2)
➢ Competenties
• Meststoffen : bemestingsleerwetgeving + bodemkunde
• Optimale vruchtbaarheidstoestand: plantenvoedingsleer (absorptie..)
• Gebrekverschijnselen
1.2 Inleiding tot de bodemkunde
➢ Bodemstructuur bodemtextuur
➢ Bodemstructuur : evenwicht V-W-L
➢ Bodemtextuur: bv grootte van de korreltjes
1
,1.3 Inleiding tot de bemestingsleer
➢ Doel bemesting = plant + bodem
• Economisch en ecologisch verantwoord aanvoeren van plantenvoedingstoffen en
of het verbeteren/in stand houden van de bodemeigenschappen
1.3.1 Minerale of anorganische of kunstmeststoffen
➢ Mineralen :
• Afkomstig uit chemische industrie/mijnen of natuur
• Poeder, kristal, vloeibaar etc
• De nutriënten zijn steeds 100% plantopneembaar
1.3.2 Organische meststoffen
➢ Bevatten nutriënten die ten dele direct plantopneembaar zijn
➢ Leveren voedingselementen
➢ Verhogen humusgehalte
Hoofdstuk 2: Van bodemstaalname tot bemesting
2.1 Overzicht
1. Nemen bodemstaal
2. Grondanalyse: info over PH, humusgehalte, voedingselem
3. Opstellen bemestingsadvies: rek gehouden met bodemvruchtbrhd, verhouding nutri,
gewas behoefte, ..
4. Opstellen bemestingsplan
2.2 Staalname
➢ Representatief grondstaal
• Zigzag of kruisgewijs doorheen perceel boren
• Ten vroegste maand na laatste besmesting
• Standaard grond ana: min 25 boorseken en 25 boorgaten
➢ Voor minerale stikstof bepaling
• Onderzoek op versch lagen of dieptezones
• Staalname methode hangt af van teelt en diepte
• Gebeurt enkele weken voor de plant- of zaaidatum of nog eesn tijdens de teelt
indien bijbemestingsadvies gewenst is
!! Na staalname door warmte mineraal N vrijkomen Daarom voor N-analyse koel bewaard
vervoerd!
2
, ➢ Materiaal
• Gutsboor voor bouwland, moestuin en siertuin (halfopen buis 23cm)
➢ Na staalname
• Verzamel deelstalen in katoenen zakje
• Met uniek identificatie nummer
• Nodige info opschrijven inlichtings formulier
• Ontvangst lok gebracht, roosters gelegd
2.3 Bodemanalyse
➢ Parameters
• Zuurtegraad
o Bepaalt plantenbeschikbaarheid van voedingselementen
o Optimale ph afhankelijk grondsoort, humusgehalte en teelt
• Koolstofgehalte (hier word humus gehalte berekend)
o Bep organische stof of humus gehalte
o Waterretentie en structuur : bepaalt
o Vemogen om voedigs elementen vast te houden
o Substraat voor m.o’s
• P,K,Mg,Ca,Na- gehalten
o Plantenvoedingsstoffen
• NO-3 en NH+-N
o Plantenvoedingsstof
• Bodemtextuur
o Bodembewerkbaarheid
o Poriënvolume
o Bodemopwarming
o CEC
3
, o Mogelijke teelten
➢ Hoe
• Handmattig (door palpatie) en bepaal de kalkrijheid met behulp verdund zuur
• Percentages zand, leem en klei te bapen en uitzetten op textuurdriehoek
1. Analyse vd stalen /bepaling PH
2. .. bepaling koolstof en humus gehalte
3. bepaling va voedingselementen
2.4 Bemestings- en bekalkingsadvies
Dit gebeurt met behulp van expertsystemen : BEMEX en Nindex
Adviezen goedgekeurd door bemestingsspecialisten
2.4.1 Beredenering van de mesting en bekalking
➢ bemestingsadvies
• voedingselementen op juiste niveau (streefzones) en in juiste verhouding tot
elkaar gebracht
• afstemming behoefte van de teelt
➢ bemestingsadviezen worden berekend uitgaande van
• bodemvruchtbaarheid (geheel info grond analyse)
• aanwezige voedingsstoffen én verwachte mineralisatie
• gewasbehoefte: verwachte export vn voedingstoffen door de komende teelt
Bemestingsad teeltafhn.
Binnen streefzone: teelt optimaal groeien
➢ Afhaneklijk van
• Grondsoort
• Organische stofgehalte
• De toepassing
2.5 Bemestingsnorm
➢ Wettelijk maximaal toegelaten hoeveelheid N en P2O5 uitgedrukt in kg/ha per jaar
➢ Overal meestel 170N, fosfaat: 60 a 90
1. Voer bemesting uit volgens plan
2. Uitgevoerde plan bijhouden register
3. Gewasgroei en opbrengst
4
,Hoofdstuk 3: fysische eigenschappen van de bodem
3.1 Overzicht van de bodemsamenstelling (bovengrond)
➢ 50% vaste stof en 50% poriën niet vaste stof
➢ porie: deels gevult m water
3.2 Ontwikkeling in horizonten en eigenschappen van een bodemprofiel
➢ bodemhorizont : laag gevormd tijdens bodemvorming
➢ Verwering van hard gesteenten (R) tot los moedermateriaal (c)
• Substraat van micro-organismen
• Hierdoor zuiver organisch laagje of humuslaag (O)
• Hierop vegetatie kan op ontwikkelen
• Diepere gelegen lagen : diepere horizonten tot ontwikkeling komen
✓ E: is in klei, humus, Fe of Al (lichtere kleur en lager kleigehalte)
✓ B: eigenschappen moeder materiaal nauwelijks te herkennen door
Door versch processen : Bt illuviale aanrijking van klei
Fe en of al-xiden
5
, Bh: humus
Kleur en structuur beïnvloeden processen moedermateriaal
➢ Weetje: gleyverschijnselen of roestverschijnselen
➢ Profielkuil adhv profielboring gebeuren volgende karakteristieken
• ABC horizonten
• Kleur van de bodem
• Aanwezigheid gleyverschijselen
• Bodemtextuur
• etc
Zie rest pp verwering etc
3.3 De korrelgroottefracties bepalen de bodemtextuur
3.3.1 De korrelgroottefracties
➢ Grootste deel van de vaste fase bestaat uit
• Kleine stukjes gesteenten (bestaande uit mineralen)
• Of mineralen, dit als gevolgt van verwering
➢ Deze opgedeelt n groepen : korrelfracties noemt
➢ Bodemtextuur: grootte van de korreltjes
➢ Rotsgesteente: klei-leem-zand
3.3.2 Mineralogische samenstelling en eigenschapen van de fracties in België
Zie pp p.13
3.3.2.1 Grindfractie
➢ Gesteente niet verweerd tot kleinere partikels dan 2mm
➢ België weinig voor (wel in Hoog-België)
➢ Grind in bouwvoor: belemmert bodemewerkingen en verlagen langbouwwaarde
6
, ➢ Inactief
➢ Kunnen voedingstoffen afgvn voor planten
3.3.2.2 Zand-, leem-, en klei fractie
➢ Gesteente uit primaire mineralen opgebouwd
➢ Gesteente verweert: primaire mineralen vrij
➢ Op hun beurt verweren tot secundaire mineralen
➢ Sec of pri mineralen: veel of weinig weerstand tegen verwering
A. Zand: onverteerbare kwarts
B. Klei: secundaire mineralen
C. Leem: tussenin, mr bestaat vooral uit kwarts
• Aandelen van fracties: bepalen welke eigenschappen bodem zal hebben
3.3.3 De bodemtexturen
➢ Bepaalde worden gehalte aan klei, leem en zand
➢ Zie belgische textuurdriehoek
➢ Stenige gronden : meer dan 15% grind bevatten (G)
➢ Veengronden: meer dan 30% organish materiaal (V)
➢ Lichte gronden: gemakkelijk en vroeg te bewerken (zand, lemig zand en lichtzand
leemgronden, Z(verstuiven gemakkelijk)SP(ideaal voor tuinbouw))
➢ Zware gronden: leemgronden en vooral kleigronden (E en U (vaak te nat niet goed)),
moeilijk te bewerken
➢ Zandleemgronden(L) en vooral leemgronde (A): best opbrengstvermogen
3.3.4 Het textuurprofiel
➢ Het belang van bodemtextuur (1,2,3 en 4 afhankelijk van humusgehalte)
1. Beïnvloed bodembewerkbaarheid (lichte (zandige gronden) gemakkelijker
bewerkbaar dan klei
2. Beïnvloed het poriënvolume : bepalend bodemverluchting en waterbergend
vemogen
3. B bodemopwarming : zand : warmt sneller op dan klei (nat)
4. CEC: bep ophoudings- en uitwisselingsvermogen van voedingsstoffen (kleiige bodem
zijn rijker dan zan : grotere opbrengst
5. Gewassen : texturgebonden
7
,3.3 Dichtheid, bodemstructuur en bodembewerking
➢ Bodemstr: manier waarop deeltjes in aggregaten hebben verenigd en manier waarop in
ruimte gerangschikt zijn
➢ Wijze waarop korrels geschikt zijn
• Bep aantal en vorm van de poriën in bodem
➢ Porie
• Bodemholte
• Kleine diameter
• Gevuld met lucht
• Na regen gevuld met water
• Dit blijft zo, door krachten die werkzaam om water aan bodemdeeltjes vast te
houden in waterbergingsporiën
• Drainage proriën za water wegsijpelen ten gevolge van zwaartekracht
o Vochtgehalte : dynamisch gegeven
• 25% water, 25%lucht : ideaal
➢ Gunstige bodem (losse bodem)
• Goede ontwikkeling wortel in bovengrond, doordringen tot 100cm diep
o 50%vast
o 25lucht
o 50%water
o 45cm
➢ Ongunstige bodem (dichte bodem)
• Matige ontwikkeling wortels bonvegrond, ondiepe doordringing wegen O2
gebrek
o 60% vast
o 0%lucht
o 40%water
➢ stabilteit en grondige menging van humus en klei
• regenwormen
• minerale en organische gronddeeltjes vermengd
• boren tot grote diepte ontelbare verticale gangen (enkele mm)
o bodem verlucht en gedraineerd
➢ gevolg planten
• wortel via die gangen :want wand bevat humus laagje rijk aan voedsel
➢ structuur gaat dus in feit om
1. rangschikking bodemdeeltjes : poriën
2. binding van de bodemdeeltjes: bepaalt stabiliteit aggregaten
8
, • Herstel bodemstructuur: ploegen en frezen (ploegbwerking) + toevoer organische mest
of explicit compost
3.5 Toepassing: fysische bodemeigenschappen - GRAS
➢ Hoge eisen vocht, voeding, bodemlucht
• Kan vrij goed tegen nat
➢ Lichte gronden: wieland lage kwaliteit
➢ Zwaardere gronden : veel beter
➢ Gevolgen bodemgebruik
• Beregening nodig op droge gronden
• Bestaan van permanente weiden op natte grond
• Boomgaard
➢ Nadeel van sterke natte gronden
• Wateroverlast in voor en na jaar
• Dan niet maaien, niet beweiden!
➢ Maatregel
• Drainagegrachten en knotwilgen
➢ Conclusie
• Voldoende water en voeding
• Via humusrijke, niet-venige bovengrond
Hoofdstuk 4: Water in de bodem
4.1 Belang van water in de bodem
➢ Totaal uitgedroogde bodem: dode bodem
➢ Waterverzadigde of overstroomde grond ook
• Te veel water lucht verdrongen
• Leven onmogelijk voor organismen die lucht behoeven zoals wortels en micro
organismen
➢ Naast transpiratie vn plant
• Verdamping door de grond zelf: evaporatie
o Samen vormen ze evotranspiratie
o Om te verdampen : gebrui van warmte (water :warmte regelaar vn
bodem)
o Dit zal beletten temp te hoog wordt
o Natte bodem warmt zeer traag op (te veel water)
9