DEEL 1: DE ONTWIKKELING VAN
HET KIND
1. Een inleiding in de ontwikkeling van het kind
1.1 Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
1.1.1 De reikwijdte van het vakgebied
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
= de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit
Ontwikkelings-
psychologie bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op
de jaren tot de volwassenheid.
Fysieke = ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het
ontwikkeling lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen
en de behoeften aan eten, drinken en slaap.
Cognitieve = ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals
ontwikkeling denken, leren, geheugen en probleemoplossing.
Sociaal- = ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties, interacties met
emotionele
anderen en op het omgaan met emoties.
ontwikkeling
Persoonlijkheids- = ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter-)
ontwikkeling eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.
Leeftijdsgroepen
Peuter- en
Prenatale periode Babtijd Schooltijd
kleutertijd
(conceptie-geboorte) (geboorte-2j) (6j-12j)
(2j-6j)
Opkomende
volwassenheid
Adolescentie (12j-20j) Volwassenheid Ouderdom
(late teinerjaren-
midden 20)
1.1.2 Invloeden op de ontwikkeling: ontwikkelen in een sociale wereld
• Cohort = een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
• Normatieve invloeden = gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen
een groep op dezelfde manier voltrokken.
1
, o Historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden
die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment (= cohorteffecten).
o Leeftijdsgebonden invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden
die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of
wanneer ze opgroeien.
o Sociaal-culturele invloeden, zoals etnische afkomst, sociale klasse,
lidmaatschap van een subcultuur…
• Niet-normatieve invloeden: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven
van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken
krijgen.
1.2 Kinderen: verleden, heden, toekomst
1.2.1 Vroege denkbeelden over kinderen
• Philippe Ariès: kinderen pas eigen status rond 1600
• Daarvoor: miniatuurvolwassenen
• Vanaf 1700: babybiografieën (= geschriften waarin kinderen methodisch werden
bestudeerd)
• Later: meer systematisch karakter dankzij Charles Darwin
1.2.2 De twintigste eeuw: ontwikkelingspsychologie als discipline
• Vanaf 20ste eeuw: grootschalige, systematische en langdurige onderzoeken naar
grote groepen kinderen en hun ontwikkeling tijdens de rest van hun leven
• Invloedrijke denkers: Binet, Hall en Gessel
1.2.3 Vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie
Continue verandering versus discontinue verandering
2
, • Continue verandering
o Geleidelijke ontwikkeling
o Kwantitatieve ontwikkeling
o Prestaties op een bepaald niveau vloeien voort uit die op vorige niveaus
• Discontinue verandering
o Ontwikkeling in aparte stappen of stadia
o Kwalitatieve verschillen
o Elk stadium levert gedrag op dat qua inhoud en hoedanigheid anders is dan
gedrag in eerdere stadia
Kritieke en gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
• Kritieke periode = een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin bepaalde
stimuli noodzakelijk zijn. Wanneer deze stimuli ontbreken, kan deze periode de
grootste – en zelfs onomkeerbare – gevolgen teweegbrengen.
• Stimuli = prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving
waarop een organisme reageert.
• Plasticiteit = de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur veranderbaar is.
• Gevoelige periode = een afbakende tijdsspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk
zijn voor het leren van specifieke vaardigheden (1j-5j).
• Mensen zijn flexibeler dan eerder gedacht; grotere plasticiteit van het brein
=> “gevoelige” periode i.p.v. “kritieke” periode
• Opmerking: taal heeft meerdere kritische perioden!
• 1000 dagen (3j) een mythe? Ja en nee:
o Te eenvoudig (en daardoor aantrekkelijk)
o Plasticiteit van de hersenen onderschat
o Ontwikkeling hersenen tot ruwweg 24j
Levensloopmodel versus focus op specifieke perioden
• Vroege ontwikkelingspsychologen: kindertijd en adolescentie
• Moderne theorieën: doorgaande groei en verandering in de loop van het leven en
verbanden tussen verschillende perioden = levensloopmodel
De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Nature-nurturedebat = de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze
opvoeding en leefomgeving?
• Nature: verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van
hun ouders erven. Het omvat elke factor die het resultaat is van voorbestemde
genetische informatie, een proces dat bekendstaat als maturatie.
o Elk individu heeft een unieke genetische code (uitz: ééneiige tweeling)
o Nativisme
• Nurture: verwijst naar de (biologische, sociale, of maatschappelijke)
omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.
o Kind wordt geboren als onbeschreven blad; opvoeding bepaalt ontwikkeling
o Cfr. Empirisme (bv. Locke) en behaviorisme (bv. Pavlov, Watson)
3
, Extra
Negatieve/ongunstige
Risicofactor
ontwikkelingsuitkomst
Positieve/gunstige
Bevorderende factor
ontwikkelingsuitkomst
• Doorheen de ontwikkeling staan deze factoren in dynamische transacties (reeks van
dynamische, reciproke interacties) met elkaar.
• Transactionele processen kunnen tot escalatie (waterval) van problemen leiden.
o Opmerking: kunnen ook omgekeerd ontwikkeling in goede zin sturen
• Multideterminisme = een veelheid van factoren binnen het individu en in de context
spelen een (interactieve) rol in ontwikkeling
4