GESCHIEDENIS EN ESTHETIEK VAN DE FILM
FILM & FILMGESCHIEDSCHRIJVING:
Treasures of European Film Culture = een reeks plekken die een belangrijke rol spelen in de Europese
beeldvorming, hoofdzakelijk omdat ze vaak voorkomen in films, maar ook omdat ze een rol spelen in
de cultuur, Bv. Solden, Oostenrijk: de plek waar een scène uit James bond (007) is opgenomen. Het
duidt op het belang van de Europese context in de film. De cinema, zoals Hollywood, kan onmogelijk
losgekoppeld worden van het ontstaan van de film in de Europese landen. We moeten altijd spreken
over de erfenissen van de Europese context (bv. politieke ontwikkeling), want hierin is de film nu
eenmaal ontstaan. We positioneren cinema in het bredere kader van de maatschappij.
Voorbeeld: Disney schrapt Fox als merknaam: Disney is altijd al een belangrijke speler geweest, zeker
in de ontwikkeling van de animatiefilm. 21st Century Fox had één van de eerste studio’s waar
Hollywood films gecreëerd werden. We bekijken hoe de machtsverhoudingen van deze belangrijke
spelers ten opzichte van elkaar zijn geëvolueerd. We moeten dus hedendaagse persberichten, in de
geschiedenis gaan bekijken.
Het belang van film als medium:
Sinds de tweede wereldoorlog is er in Europa en VS een enorme daling van de bioscoop bezoeken en
productie van films, al gaat de opstart van nieuwe cinemazalen in stijgende lijn. Film werd gezien als
iets marginaal. Er wordt gezegd dat dit een oud medium is, en dat er tegenwoordig nieuwe media
zijn (TV, internet, Netflix = concurrentie). Sinds de jaren ’50 had je de opkomst van de TV als nieuw
thuismedium, en vanaf de jaren ’80 ontstonden er dan weer nieuwe manieren om mainstream film
te kijken. Hoewel de productie van film dus daalde (enkel hoog kwalitatieve film met goede
opbrengst), werd het wel toegankelijker en democratischer. Film kan dan wel één van de oudste zijn,
maar het is ook alomtegenwoordig, het bewegende beeld is één van de best ontwikkelde technieken.
Er is een wisselwerking met nieuwe media, waarbij enorm veel mogelijkheden bieden aan de film.
Nieuwe media zorgt ervoor dat consumenten makkelijk en snel films kunnen bekijken, en in ruil
daarvoor is er dus een groter budget voor de film industrie. MAAR: Consumenten betalen nu minder
dan ooit en wenden zich soms tot illegale kanalen om films aan te kopen.
Wanneer we het anders bekijken, zien we dat het medium film centraal staat. Het is nog steeds de
start van het audiovisuele keten, waarbij de film vertoning in zaal, een soort trailer is voor de andere
kanalen die daarna benuttigd worden. Als je ziet hoe de hedendaagse multimedia op hun catalogus
zitten, is dit een enorme bron van inkomsten/macht, dit begint met film. Er wordt een enorme
synergie ontwikkeld van het ene kanaal naar het andere, waar een film aandacht kan gegeven
worden. Film is een tijdsbeeld, dit op 2 niveaus: Een film geeft veel informatie over de tijdsperiode
waarin deze gemaakt is. Je ziet zo het beeld dat in die tijd over het onderwerp van de film was, bv
Romeinse film gemaakt in 1920, zegt meer over de jaren ’20 dan over de Romeinse tijd. Een film kan
de tijdsgeest beïnvloeden, maar ook opzij schuiven en censureren. We kijken naar productie,
distributie, vertoning, … > ook dit zegt iets over de tijdsperiode waarin de vertoning wordt gedaan.
Nu is digitale distributie iets zeer makkelijk en snel, maar het heeft ook vele moeilijkheden en
nadelen die dan weer anders zijn dan de voordelen en nadelen van vroegere vertoningen van film.
Distributie heeft pas de laatste 10 jaar in onderzoek aan belang gewonnen. Ook vertoning heeft aan
belang gewonnen, aangezien voordien de film zelf vooral werd onderzocht > hoe iets of iemand op
beeld wordt weergegeven is uitermate belangrijk voor het gevoel dat de consument krijgt. De
overheid maar ook de filmindustrie zelf doet aan de regulering van de film, zij bepalen wat er
getoond mag worden (censuur). Filmgeschiedenis is belangrijk om onze hedendaagse multimediale
maatschappij te begrijpen.
,Definities van de film:
Drager / technologie:
o Pellicule: deze analoge drager (ronde filmband met perforatie in het midden) is een
groot deel van de geschiedenis meegegaan, maar deze is nu volledig digitaal
gemaakt. De Pellicule is er in verschillende maten en soorten (bv. nitraat film) van 8;
9,5; 16; 35 en 70 mm. In Antwerpen was een pellicule van 71 mm de voorwaarde
voor de bioscoop film, dit is de meest dure film die toen op de markt kon komen.
o Televisie (golven) is voor film hyperbelangrijk geweest, niet alleen als concurrent
maar ook op LT als stimulator. Dit is tevens ook het medium waarop nog steeds het
meeste film wordt bekeken.
o Videocassette (magnetisch, analoog): zorgde voor een film die men in de huiskamer
kon brengen, dit was makkelijk en voor de hand liggend, maar had een zeer slechte
kwaliteit.
o DVD, computer, USB stick (digitaal). Het debat van restauratie en hoe we met ons
oud cinematografisch filmmateriaal moeten omgaan.
Film betekent altijd iets op een bepaalde manier met een bepaalde esthetiek en kenmerken,
film bestaat namelijk uit verschillende formats en genres (animatie, live-action, …).
Filmcultuur/vertoningscontext/kanalen: een film kan op verschillende manier bij het publiek
geraken, door bv. een bioscoop, pc, tablet, smartphone, …
Productiestructuren / economie: studiosysteem, arthouse, avant-garde, third cinema
Soorten geschiedschrijving:
Er zijn verschillende soorten geschiedschrijving, dus het doen van film wetenschappelijk onderzoek.
Film geschiedenis is geen statisch gegeven, het onderzoek is een dynamisch, globaal gegeven waarin
we continu in blijven debatteren en klassieke concepten in vraag stellen.
De eerste vorm van geschiedschrijving werd het historisch overzicht van de ‘Grand Story’ genoemd.
We vatten hierin de volledige geschiedenis van film samen in een canon van film en filmmakers, aan
de hand van het geheugen van de auteur. We moeten dit in een tijdscontext plaatsen, en moeten
bekijken op welke manier deze onderzoekers te werk gingen. De historici moesten zich baseren op
het feit dat ze ooit in een cinemazaal een film hadden gezien, maar de stappen die in deze fase gezet
zijn, zijn uiteraard van groot belang. Er zitten echter wel veel fouten in, ze schrijven namelijk over wat
ze nog weten en dat is beperkt. Het is pas eigenlijk in de jaren ’80 dat er een grote vernieuwing komt,
dit heet de New Revisionist Film History genoemd. Hierbij zijn er enkele veranderingen gekomen, er
is eindelijk grondig en systematisch empirisch onderzoek gedaan (a.d.h.v. bronnen > archieven). Het
ging dan nog hoofdzakelijk over een formeel esthetische geschiedenis, hierin stond de ontwikkeling
van de film dus nog steeds centraal. Het onderzoek dat sinds de jaren ’80 enorm naar voor is
gekomen is het onderzoek naar de vroege cinema, Tom Gunning noemde dit ‘The cinema of
attractions’ wat een positiever beeld in vergelijking met wat klassiek de ‘primitieve cinema’ werd
genoemd.
In het hedendaagse academische veld is er een nieuwe tendens die zichzelf New Cinema History
noemt. Het focust veel minder op de films, maar stelt cinema als maatschappelijk gebeuren, nieuw
fenomeen, instituut in de maatschappij centraal. Basisgegevens:
The geographical turn: men gaat in onderzoek het belang van geografie naar voren brengen.
In welke ruimten speelt film zich af.
, The spatial turn: wat is de rol van de ruimte waarin film wordt geconsumeerd, de aandacht
ging meer naar de filmvertoning en publieken.
The digital turn: het gaat over het gebruik van digitale middelen om aan historisch onderzoek
te doen.
Metropolis vs. Ruraliteit: er komt aandacht weg van de metropolis (grootstad), er wordt
meer gekeken naar meer rurale gebieden die klassiek niet wordt geassocieerd met film. Men
gaat dan kijken hoe daar dan ook een vorm van moderniteit intreedt, maar een moderniteit
met verschillende snelheden.
Men gaat dus van filmproductie naar de filmvertoning en het gaat daarbij ook over de manier
waarop consumenten film en cinema beleven en dit betrekken in ons dagelijkse leven.
Er is een continue herziening van de soorten geschiedschrijving nodig, maar ook dit vindt ook continu
plaats.
Women Film Pioneers Project: herschrijft de rol van de vrouwelijke pioniers in de
ontwikkeling van de film en tegelijkertijd de canonieke filmgeschiedenis. De vrouwen die
belangrijk waren voor de film industrie bleven namelijk onzichtbaar, omdat zij een hele tijd
wegeschreven werden uit de geschiedenis.
Early African American Film: pas de laatste jaren is er hier film wetenschappelijk onderzoek
aan de gang en wordt dus de tot hiertoe blanke filmgeschiedenis in Amerika herschreven.
Er is een grote nood aan het herzien van wat nog steeds een post koloniale film historische
kijk zou kunnen genoemd worden. Als we kijken naar België gaat dit dan over koloniale films,
maar ook films gemaakt na de koloniale situatie. Op dit ogenblik is daar dus veel onderzoek
naar.
HOOFDSTUK 1: PRE-CINEMA & VROEGE CINEMA:
Pre-cinema:
We kunnen klassiek gezien een film kijken door bepaalde optische illusies, waardoor beweging kan
waargenomen worden. Hier worden klassiek twee fenomenen voor aangehaald:
Persistence of vision: wanneer we een beeld zien, met daarna een kleine pauze en
vervolgens nog een beeld. Dan kunnen we deze beelden gaan verbinden, we zien het korte
zwarte beeld/tussenstuk niet. Dit heet Flicker Fusion: film is een opeenvolging van
stilstaande beelden (klassieke analoge cinema), wij mensen linken deze aparte beelden dan
aan elkaar tot één geheel.
Werking van het oog: We zijn geen opeenvolging van flashes maar 1 continu beeld. Dit
komt doordat het beeld op de retina (netvlies) blijft hangen waardoor het ander beeld
daarop aansluit. Hierdoor zien onze ogen de afwisseling van licht en donker op het
scherm niet meer en zien we dit als één vloeiende beweging.
Phi-fenomeen: de illusie van beweging: wij nemen stilstaande beelden waar als iets dat
beweegt. Als je 12 tot 24 beelden per sec op je netvlies krijgt, dan heb je de illusie van
beweging.
o Stille film: gemiddeld 16 beelden per sec, er waren nog geen mechanisch
aangedreven camera’s en de snelheid werd manueel bepaald.
o Geluidsfilm: 24 beelden per sec
, Vanaf de jaren ’80 was er heel wat discussie omtrent deze twee fenomenen. Wetenschappers vinden
de optische principes achterhaald en ouderwets. Al in de jaren ’80 werd er een boek geschreven
waarin er geoordeeld werd dat heel de bovenstaande theorie onzin is. Hedendaagse inzichten in de
neurowetenschap versterkte dit gegeven (Short Range Apparent Motion).
Optische principes zijn heel fascinerend, ze worden vaak gebruikt voor niet alleen wetenschappelijke
principes maar ook voor menselijk vermaak. Instrumenten worden daarom gemaakt op de manier
waarop de menselijke waarneming gebeurt (bv. B-Magic Project). Het wetenschappelijk gebruik van
optische illusies is ook heel belangrijk. Plateau deed onderzoek naar de werking van de menselijke
waarneming en ontwikkelde de Phenakistiscoop (vertaling: vals zicht, gezichtsbedrog). Ook Horner
ontwikkelde een instrument, nl. de Zoötroop (vertaling: live turning).
Fotografie was een noodzakelijke stap voor de overgang naar de film. In de fotografie zijn er een
aantal inzichten gegroeid om de realiteit vast te leggen die later gebruikt en aangepast zijn door
mensen die het beeld wilden doen bewegen. Men kon tot dan toe live-actie fotografisch nabootsen,
maar niet spontaan opnemen terwijl het gebeurde (duur: 15 min.) De problematiek van de fotografie
situeerde zich dus vooral op de snelheid van het vastleggen van beeld, aanvankelijk op een
lichtgevoelige plaat en later evolueerde dit naar celluloid filmrol met een lichtgevoelige emulsie. De
vraag is dan hoelang het duurt om het beeld op die emulsie vast te leggen. Dan heb je een
fundamenteel gegeven (1889) van George Eastman die met het bedrijf Kodak de massaproductie van
de filmrol in gang zette. Fotografie is dus belangrijk voor het vastleggen van een beeld op een drager,
maar in film gaat het dan meer over de snelheid van het vast leggen van het beeld want het is een
opeenvolging van stilstaande beelden. Wat ook belangrijk is in die fotografie was de patenten strijd,
uitvindingen werden beschermd wanneer anderen deze wilden gebruiken, er was dus een
commerciële macht.
De seriefotografie is er gekomen door een enorme reductie in sluitertijd (snelheid vastleggen beeld),
wanneer de sluitertijd heel kort is kan je heel snel verschillende beelden na elkaar vast leggen.
Edward Muybridge maakte met 12 achter elkaar staande beelden een serie opname, hij moest
namelijk onderzoeken in opdracht van Leland Stanford of een paard in galop op een gegeven
moment met alle benen van de grond is. Hierna krijg je allerlei toepassingen van de seriefotografie,
zoals in 1882 Etienne Marey met het chrono fotografisch geweer.
Vroege cinema:
Er is niet één iemand die de film om één ogenblik heeft uitgevonden. Er zijn enkele belangrijke
figuren die vermeld moeten worden:
Thomas Edison/William Dickson: Dickson kreeg de opdracht om visuele begeleiding te geven
aan de fonograaf van Edison. De fonograaf maakte muziek en geluid en hij wilde dus als het