SV LEERSTOORNISSEN -PATHOLOGIEN
BOUWSTENEN VAN HET LEREN
1. SKILLS (Executieve functies)
1.1 Inleiding
Als je in een klas rondkijkt, terwijl kinderen zelfstandig aan het werk zijn, zie je veel onderlinge
verschillen:
o De ene werkt vlot door, de andere kijkt bij elke prikkel op
o De ene heeft geen zin maar werkt toch door, de andere zonder zin valt stil
o De ene met een probleem zoekt, vraagt, denkt na,… de andere geeft op
o De ene weet niet waar en met wat te beginnen, de ander werkt alles efficiënt en in de juiste
volgorde af
Deze verschillen kunnen mogelijks verklaard worden door de onderliggende executieve functies
1.2 Begripsomschrijving
"Hoog ontwikkelde cognitieve functies die men nodig heeft om gedrag doelgericht te sturen"
EF zijn cruciaal voor zowel de cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling
Ze spelen een rol in vele aspecten van het dagelijks leven:
o nodig bij het uitvoeren van taken, eisen en dagelijkse activiteiten
o vereist om handelen vlot kunnen afstemmen op nieuwe situaties, flexibel te kunnen
reageren, doel- en toekomstgericht gedrag op effectieve wijze te uitvoeren
De omgeving is een zeer belangrijke factor bij de ontwikkeling ervan
o EF zijn veranderbaar, kunnen gestimuleerd en getraind worden
1.3 EF en leren
De ontwikkeling van EF bij kinderen krijgt de laatste decennia meer aandacht en er wordt gezocht
naar verbanden met schools functioneren en presteren. Enkele voorbeelden:
o Kinderen met minder goed ontwikkelde EF presteren minder goed op school en zijn minder
succesvol in verschillende levensdomeinen (Best, Miller & Naglieri, 2011; Moffitt et al., 2010)
o Kleuters die laag scoren op de drie primaire EF verlaten de school vaker zonder diploma en
hebben het later financieel moeilijker dan kinderen met goed ontwikkelde EF (Moffitt et al.,
2010).
1.4 Indeling en metacognitieve en emotionele/affectieve EF
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen 2 dimensies van executieve functies:
1. Metacognitieve EF: de denkvaardigheden waarmee men doelen kiest en realiseert / waarmee
men oplossingen voor problemen bedenkt
1
Zoë Rydant
,SV LEERSTOORNISSEN -PATHOLOGIEN
2. Emotionele/motivationele EF: de affectieve kant van het executief functioneren, de vaardigheden
om gedrag bij te sturen en aan te passen. De coördinatie tussen cognitie en emotie.
Metacognitieve EF Emotionele:motivationele EF
Werkgeheugen Responsinhibitite
Organisatie Emotieregulatie
Timemanagement Taakinitiatie
Metacognitie Doelgericht gedrag
flexibiliteit
1.5 Primaire EF
Responsinhibitie is onze innerlijke 'rem’, die verband houdt met onze mate van afleidbaarheid.
Het is de vaardigheid om een sterke neiging te onderdrukken en in plaats daarvan te doen wat het
meest gepast (of nodig) is; het is weerstand bieden aan een eerste impuls.
Bv. Een kind dat altijd het antwoord eruit flapt ipv eerst zijn hand op te steken, een kind dat al aan de
opdracht begint alvorens ze volledig naar de opdracht heeft geluisterd,...
De executieve functie die beide kinderen nodig hebben om dit te doen is 'responsinhibitie', nl. het
onderdrukken (= inhiberen) van hun impuls om toch aan de taart te komen. Duidelijk nog in volle
ontwikkeling bij kleuters...
Het werkgeheugen is onze mentale kladblok, waarop we informatie kort vasthouden én bewerken.
Dit bewerken omvat relaties kunnen leggen tussen verschillende elementen, oorzaak-gevolg in
verband kunnen brengen, de nieuwe informatie koppelen aan reeds opgedane voorkennis uit ons
langetermijngeheugen,…
Werkgeheugen is dus niet hetzelfde als ons kortetermijngeheugen, daarmee onthouden we gewoon
kort dingen. Het werkgeheugen dient letterlijk om te onthouden én te bewerken.
Het werkgeheugenmodel van Baddeley is hierbij de meest bekende theorie:
Baddeley stelt dat ons werkgeheugen grofweg twee systemen telt, de fonologische loop (voor
verbale informatie) en het visueel-ruimtelijk werkgeheugen (voor non-verbale informatie). In onze
episodische buffer wordt alle info (zowel verbaal als non-verbaal) gecombineerd opgeslagen, dit is de
uitwisselingsplek met het episodische langetermijngeheugen. Onze centrale verwerker coördineert
en reguleert al deze systemen.
2
Zoë Rydant
, SV LEERSTOORNISSEN -PATHOLOGIEN
Cognitieve flexibiliteit is nodig om creatief te denken en bepaalt mee
ons probleemoplossend vermogen.
Het zorgt ervoor dat we op andere manieren reageren als er iets gebeurt, dat we ons
flexibel aanpassen aan nieuwe eisen of prioriteiten en in staat zijn niet alleen ‘in hokjes te denken’.
Bv. Je vertrekt 's ochtends naar school met de fiets en je band staat plat. Je cognitieve flexibiliteit
stelt je in staat om alternatieven te bedenken of met oplossingen te komen, zoals snel een bus
opzoeken, een ouder bellen, meerijden met een klasgenoot,...
1.6 Hogere EF
Bouwen vervolgens de hogere EF verder, namelijk:
o Doelgericht doorzettingsvermogen/gedrag
o Plannen
o Zelfregulatie
Het is dus belangrijk om de primaire EF altijd eerst in beeld te brengen, om te zien of zij problemen
veroorzaken binnen de hogere EF.
Doelgericht gedrag omvat uiteraard je vermogen om een doel te kiezen en dit, zonder je te laten
afleiden, te realiseren. Doelgericht gedrag komt ook veel voor in sport, waarbij men letterlijk met
bepaald gedrag het doel tracht te behalen.
Plannen draait om vooruit bedenken hoe je een doel gaat bereiken.
Kunnen plannen vraagt dus dat je:
o vooruit kan denken
o in stappen kan denken
o abstract kan denken
Zelf- of emotieregulatie draait om de regulatie van de eigen impulsen. (Dus niet enkel
het onderdrukken van een impuls, zoals bij responsinhibitie, regulatie gaat nog een trapje hoger.)
3
Zoë Rydant