Hoorcolleges/Werkcolleges inleiding belastingrecht. Uitwerkingen van zowel de hoorcolleges en werkcolleges. Let op werkcollege 6 staat helemaal onderaan!
Het heffen van belasting kwam al voor tijdens de Romeinen → urinebelasting
→ ook grondbelasting: vruchtbare grond was meer belasting heffen. Hierbij is de
draagkrachtgedachte al goed te zien. Ook betalen in natura → runderhuiden bijv.
In de Middeleeuwen was er sprake van rangen en standen waarbij de geestelijken geen
belasting hoefden te betalen. Belastinglast rustte enkel en alleen op de schouders uit de
lagere klassen. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Er waren geen nationale heffingen.
De belasting werd alleen gebruikt als inkomen voor het Rijk en niet zo zeer om de
samenleving aan te sporen of te ontmoedigen.
Alva kwam naar Nederland. Hij wilde de Spaanse staatskas weer aanvullen door
middel van belasting. Hij introduceerde onder andere de Tiende Penning → veel
opstand → 80-jarige oorlog.
Doel belasting:
- dekking van overheidsuitgaven = budgettaire functie
- ordening samenleving (milieu, tabak, auto’s) → burgers ontmoedigen of
aansporen = instrumentele functie → sociaal-economische doeleinden
inkomstenbelasting: → draagkrachtbeginsel
Hoe meer je gaat verdienen, hoe meer belasting je moet betalen. Sterkste schouders,
zwaarste lasten.
Indicatoren van draagkracht:
- inkomen
- vermogen
- consumptie
- winst
Gebruik van juridische visie op het inkomen
Inkomstenbelasting verdeeld in box 1, 2 en 3 → analytische inkomstenbelasting:
boxen staan los van elkaar.
Box 1: heeft niks te maken met inkomsten van box 2
Box 2: heeft niks te maken met inkomsten van box 3
● Box 1: inkomen uit werk en woning → binnen box 1 is er wel sprake van
synthetische inkomstenbelasting. Loon + eigen woning (koopwoning →
lenen om te kopen en daarna terugbetalen met rente = hypotheekrente is
aftrekbaar van inkomen) + winst uit onderneming + overige
werkzaamheden + periodieke uitkeringen en verstrekkingen (oa.
pensioenuitkering) etc. 49,5%
● Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang. Ondernemers BV/NV die geld verdienen.
Minstens 5% van aandelen BV/NV dan inkomen uit aanmerkelijk belang. Tarief
26,75%.
● Box 3: vermogen (eigen woning niet in box 3, want anders is het niet meer
aftrekbaar van het inkomen, daarom staat het in box 1). Sparen en
beleggen. Tarief 30 %. Op 1 januari alles optellen vermogen. Er wordt
gekeken naar 4% rendement. Van die hoeveelheid van 4% moet je 30%
belasting betalen. Er wordt enkel en alleen gekeken naar het fictieve
rendement. Haal je minder rendement dan moet je minder belasting
betalen dan iemand met een hoog rendement → in strijd met
draagkrachtbeginsel
,Rangorderegeling: wordt maar in één box belast
BOX 1
Tarief box 1: 37,35%, maar daarvan is 27,65% premies volksverzekeringen →
AOW. Dus 27,65% is premies en een kleine 10% is belasting.
Tarief box 2: 37,35%, volledige belasting
Tarief box 3: 49,50% = vlaktax, volledige belasting
Synthetische inkomstenbelasting: box 1,2 en 3 bij elkaar
Loonbelasting
- Inhoudingen aan de bron (werkgever moet het inhouden voordat het geld wordt
overgemaakt)
- Is er sprake van dubbele heffing? Nog een keer in box 1, nee dit wordt verrekend.
- is voorbelasting op inkomstenbelasting
Omzetbelasting: Europees
niet kijken naar 9.70 %
Werkcollege 1
Vraag 1:
1) Het draagkrachtbeginsel wil zeggen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen. Het heffen van accijns op de levensbehoeften zorgt ervoor dat de
levensbehoeften duurder worden. Dit is in strijd met het draagkrachtbeginsel
aangezien er nu geen sprake is van het feit dat de sterkste schouders de zwaarste
lasten dragen, maar zowel de rijke burgers als de arme burgers betalen evenveel. In
dit geval dragen de zwakste schouders de zwaarste lasten.
2) Bij directe belasting is er sprake van direct profijt. Dit is bijvoorbeeld het
geval van belastingheffing als je met een schonere auto reist. Direct heeft
de burger profijt van een goedkopere auto, maar indirect hebben andere
burgers ook profijt. De burgers kunnen dan meer genieten van schonere
lucht. Ook is dit het geval bij ondernemingen. Ondernemingen kunnen vrij
schenken wat ervoor zorgt dat er ook minder werklozen komen. direct:
belastingen gaan direct naar de overheid. → inkomstenbelasting. Indirect:
energiebelasting, invoerrechten → geen aangifte doen, de winkel draagt
zelf de belasting af. Je bent niet afhankelijk van een particulier dit
bespaard kosten
3) voordelen: ontstaan prikkel om meer te sparen en te werken. Werken wordt beloond.
Verbruiksbelasting kost minder dan indirecte belasting. Verbruiksbelasting zijn
minder moeilijk te ontduiken.
nadelen: medicijnen zijn duurder, wat mensen gaat remmen om te kopen.
Draagkrachtbeginsel is onrechtvaardig. Het is slecht voor de economie, want btw in
Duitsland is lager waardoor ze eerder naar Duitsland gaan dan in Nederland. Btw is
solide wat een belastingstelsel solide maakt.
Vraag 2:
Bij een vlaktaks betaalt iedereen dezelfde hoeveelheid belasting, ongeacht hoeveel iemand
verdiend. Het is een vorm van inkomstenbelasting. Er zijn twee tarieven dus er is niet
helemaal sprake van een vlaktaks, maar de meeste Nederlanders betalen gewoon één tarief
belasting. Vlaktaks zorgt voor versimpeling.
Vraag 3:
1. inkomen en aftrekposten kunnen worden ondergebracht bij de andere partner. Dus
het loon kan niet worden onderverdeeld. belastbaar inkomen van eigen woning art.
, 17 lid 2 en lid 5 , inkomen vooringenomen belang artikel 3.110 + persoonsgebonden
aftrek art. 4.13 + H6.
2. Dit kan volgens artikel 5a lid 1 sub b awr. Het gaat in dit geval om loon, dit is geen
gemeenschappelijk bestanddeel. In dit geval kan het dus niet . art 17 lid 2 en lid 5, art
3.110, art. 4.13
Vraag 4: altijd beginnen bij artikel 5a Awr daarna artikel 1.2 IB 2001
● Kevin en Conny: kan niet. Geen echtgenoot, ook niet inl; geschreven artikel 5a Awr.
artikel 1.2 lid 4 sub a IB 2001: lid 4 is niet van toepassing aangezien Kevin ouder is
dan 27 jaar.
● Kevin, Conny en Edgar: artikel 5a Awg: geen echtgenoot, niet geregistreerd. Conny
en Edgar kunnen geen partners van elkaar zijn. Conny heeft het kind niet erkend.
● Conny en Edgar: Edgar heeft een kind dat woonachtig is in hetzelfde huis. Conny en
Edgar zijn echter niet gehuwd. Conny en Edgar kunnen partners van elkaar zijn als
Conny het kind herkent of als ze een notarieel samenlevingscontract hebben
gesloten, zij allebei eigenaar zijn van de woning, zij als partners zijn aangemeld voor
een pensioenregeling. Geen fiscaal partner.
● Lisa en Edgar: artikel 5a Awg: geen echtgenoot, geen notarieel contract. Artikel 1.2
lid 4a IB kan niet.
artikel 5a lid 4 Awg: verzoek is nodig en moeten niet meer bij elkaar wonen.
Vraag 5: Het gaat om box 1
draagkrachtbeginsel: artikel 2.3 jo. artikel 2.10 Wet IB 2001. Subjectieve draagkracht:
persoonsgebonden aftrek, heffingskorting artikel
Geen draagkrachtbeginsel: hypotheekrente kan je aftrekken van je inkomen. Fictief
rendement: er wordt niet gekeken naar wat er is binnengekomen door beleggen en sparen.
Er zijn schotten tussen de boxen. Het verlies en winst van boxen worden niet verrekend. Je
draagkracht daalt dan.
Vraag 6:
Bij het analytische belastingstelsel staan de boxen los van elkaar (schotten).
Iedere bron van inkomsten wordt afzonderlijk belast. Bij een synthetische
belastingstelsel worden alle inkomen binnen een box opgeteld →
persoonsgebonden aftrek, algemene heffingskorting en verzamel inkomen =
synthetische elementen
Vraag 1: 1 → artikel 5a lid 2 Awr
Vraag 2: 3 → persoonsgebonden aftrek kan je wel over alle boxen belasten (niet
kijken naar de schotten!).
Vraag 3: 1, 2
rangorderegeling; juiste volgorde af lopen boxen
anti-arbitrageregeling: art. 3.119a lid 6 sub c wet IB→ zorgen dat je geen
constructies gaat bouwen.
, - gehuwden/geregistreerd partnerschap
- ongehuwd meerderjarig met notarieel samenlevingscontract en ingeschreven op
zelfde adres
Draagkracht van partners: individueel stelsel waarbij afzonderlijk naar de partner wordt
gekeken.
Hoofdregel: heffing bij de afzonderlijke partners
uitzondering: heffing bij partner volgens keuze (art. 2.17 Wet IB 2001) →
gemeenschappelijke inkomensbestanddelen: eigen woning (kijken naar
aftrekpost rente) en aanmerkelijk belangaandelen + privé vermogen box 3. Let
op alleen bij fiscale partners
Aftrekpost gaat van top inkomen af. Degene die een hoog inkomen hebben, hebben meer
voordeel van de aftrek van rente.
heffingskortingen: box 1,2,3 optellen. Heffingskorting is een korting die van de te betalen
belasting af gaat.
- algemene heffingskorting: oorspronkelijk idee → bestaansminimum: eerste
verdiensten mag er geen belasting over worden geheven. Korting 2020:
max 2711,-. Hoe hoger het inkomen, hoe minder algemene
heffingskorting. Uitbetaling algemene heffingskorting partners (art. 8.9
Wet IB 2001) → stimuleren partner te laten werken. Als iemand werkt
wordt je beloond.
- arbeidskorting: bonus op arbeid. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de
korting. Maximaal 3819,-. Salarisverhoging kan financieel nadelig
uitpakken → minder korting → belastingdruk omhoog. Belastingtarief zegt
niet alles over belastingdruk.
Box 1 = boek 3
Eigen woning: box 1 voor hypotheekrenteaftrek. Plaatsing in box 3 is niet handig, want bruto
blijft dan bruto.
- art. 3.110 wet ib 2001: inkomsten uit eigen woning: voordelen moet je bij tellen,
kosten kan je aftrekken.
- art. 3.111 wet ib 2001: hoofdverblijf, waarvan je eigenaar moet zijn → er kan
slechts één hoofdverblijf zijn. Anders is de rente niet aftrekbaar.
- art. 3.112 wet ib 2001: eigenwoningforfait: voordeel dus moet je bij tellen.
Voordeel eigen woning, want je hoeft geen huur te betalen. Voordeel moet
worden belast. Saldo: voordeel eigen woning - aftrekbare kosten.
Eigenwoningschuld (art. 3.120 Wet IB 2001) is wel aftrekbaar → causaal
verband tussen lening en eigen woning → investeren in woning.
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur F1605. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,09. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.