Economie
Wat is economie?
Levende wezens (mensen dieren) van nature overleven voldoen aan basisbehoeften:
- Voedsel (drinken/eten)
- Bescherming tegen barre weersomstandigheden
- Gevaar
Gaat niet vanzelf, we moeten er iets voor doen:
1. Oermensen: jager en voedselverzamelaars
2. Neolithische (kweken van dieren kleding (wol, leder,..) denken aan voortplanting,
landbouw en veeteelt
Verschil oermensen en neolithische: Productie/actief gebruiken van de natuur zoals: dieren
en eten produceren voor eten, kledij,..
Eerst: produceren voor eigen basisbehoeften
Nadien: verfijnen landbouwtechnieken productieoverschotten (vb. meer graan, melk,..
dan nodig is) Maar: nog geen bewaartechnieken
Ruilen: vaak via grote omweg (arbeidsintensief) en onzekere uitkomst (krijg ik mijn
producten wel)
Behoefte aan een universeel ruilmiddel: GELD ruil verbreden, systematiseren, steeds meer
tussenpersonen ontstaan markten
Markten
= een plek waar je iets kan ruilen tegen iets anders, er vinden transacties plaats
Met geld kan je iets kopen of verkopen tegen een bepaalde prijs = handel drijven
Wat? Goederen en diensten
Levert winst op voor de verkoper/producent/aanbieder
Koper/consument/vrager betalen de verkoper hiervoor
Vb. markten zijn winkels zoals kledingwinkels maar ook de sociale sector die diensten levert
zoals het wit gele kruis, ouderenzorg,..
Speciale markt = arbeidsmarkt = werk wordt verricht tegen een betaling
Werknemers verrichten werk en de werkgevers betalen de werknemers voor het werk dat
ze geleverd hebben.
Arbeidsmarkt = omgekeerde markt want de werkgevers zijn de vragers van het werk, ze
zoeken werknemers. De werknemers bieden arbeid.
1
, Arbeid kost iets aan ondernemingen want zij moeten de werknemers loon betalen = winst
voor de individuen. Met dat loon kopen de werknemers op andere markten.
MARKT = (virtuele) plek waar vraag (consumenten) en aanbod (producenten) elkaar treffen
om goederen en diensten uit te wisselen via waardebepaling in geld om de basisbehoeften
van de vragers te voorzien.
Economie = verzameling van allemaal markten
Economische cyclus:
Gezinnen/werknemers gaan werken bij ondernemingen. Die ondernemingen betalen de
werknemers een loon. Met dat loon kunnen de gezinnen bij de markten goederen kopen. De
goederen die de gezinnen bij de markten koopt levert voor de ondernemingen geld op. Met
een deel van dat geld kunnen de ondernemingen het loon van de werknemers betalen.
Ondernemingen gaan zelf ook bij andere markten kopen voor hun eigen productie.
Vb. bakker bakt broden maar heeft graan nodig gaat naar andere onderneming om het
graan te kopen.
Economie = welvaartsleverancier
Waarom? Op markten maken de verkopers winst doordat de kopers met hun loon van
markten kopen. Winst rijkdom geld geven aan leuke dingen en meer mensen helpen
welvaart verbeteren
Welvaart is belangrijk:
- Individuen: niet alleen basisbehoeften maar ook dingen die het individu zelf leuk vindt
zoals reizen, cultuur, zelfontplooiing,…
- Maatschappij: beleid voeren om vredevol samenleven mogelijk te maken. = sociale
cohesie (werkbare, rechtvaardige samenleving) Door belastingen die wij betalen. Wie?
De overheden van het land. Wij betalen belastingen geld gaat naar collectieve
goederen en diensten .
Collectieve behoeften:
o Infrastructuur
o Afval-ophaling, waterzuivering, natuurbehoud, …
o Politiek en administratie, justitie, gevangeniswezen, politie, leger, …
2
, o Openbare omroep, cultuurhuizen, musea, bibliotheken, …
o Recreatiedomeinen, openbare zwembaden, …
Sociaal beleid:
o Armoedebestrijding via inkomensherverdeling, …
o Sociale zekerheid, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, …
o Onderwijs, Welzijn, …
Hoe meten we de welvaart?
- BBP (bruto binnenlands product) = BNP (bruto nationaal product) = BNI (bruto
nationaal inkomen)
= de totale waarde van alle goederen en diensten die op de markt verhandeld zijn
geweest, in 1 land, op 1 jaar tijd. = EXAMENVRAAG!!
- Grootste deel blijft private middelen
- Overige delen worden publieke middelen (belastingen)
- BBP/ capita (aantal inwoners)
Niet al het produceren van goederen en diensten gebeurt binnen de economische cyclus en
worden dus ook niet verrekend binnen het BBP:
1. Zelfvoorziening = zelf produceren voor eigen consumptie: zorg voor eigen huishouden,
moestuin, opvang (klein)kinderen
2. Informele hulp = onbetaald en niet beroepshalve: mantelzorg (je kan wel een bijdrage
van de overheid vragen), vrijwilligerswerk
Deze transacties vinden plaats buiten de marktwereld en worden niet in geld of BBP
uitgedrukt. MAAR ze dragen wel bij aan de welvaart.
!! economie zorgt dus voor welvaart en sociale cohesie!!
3
, Wat is economie (theoretisch)?
Economie = een deel van het maatschappelijk gebeuren. (Maatschappelijk gebeuren =
sociaal handelen met iemand = reageren op elkaar vb. plaats afstaan in bus maar ook iemand
in elkaar slagen. niet altijd positief
- Gevormd door individuen en hun gedrag
- Gericht op het bevredigen van oneindige behoeftes vb. ik heb dorst, moet naar het
toilet loopt heel ons leven door, komen altijd terug
- Maar met beperkte middelen (geld, goederen, tijd, energie,..) op zoek naar zaken om
aan onze behoeftes te voldoen. Vb. dorst op zoek naar drank
= het streven naar behoeftebevrediging voor zover die afhankelijk is van het
omgaan met schaarse middelen.
= Schaarste = spanning die er ontstaat tussen oneindige behoefte maar beperkte middelen
ik wil zoveel maar er is niet genoeg = keuzes maken (welke behoefte is het belangrijkste)
Economisch gedrag = keuzes maken via de kosten baten analyse
Vb. naar de fuif gaan vanavond of thuis blijven?
DUS:
Een individu wil zijn leven in stand houden, het liefst een zo aangenaam en kwaliteitsvol leven
MAAR men vindt slechts zelden alle middelen die vrij en onmiddellijk ter beschikking staan
voor dat leventje
er ontstaan tekorten = behoeften middelen die voor die behoeften nodig zijn komen
meestal niet van zelf tot stand, inspanning voor doen (meestal betaald worden)
Het voortbrengen van die middelen om tot behoeftebevrediging te komen = productie
Productie komt tot stand door inzet van productiefactoren: natuur, arbeid en kapitaal
Spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen = schaarste, schaarste verschilt
van tijdsperk en land (vb. ontwikkelingslanden)
Niet alle behoeften tegelijkertijd realiseren= schaarste = keuzes maken
Elke keuze gaat gepaard met baten en offers. Door het kiezen van een bepaalde behoefte die
bevredigd wordt, kan er aan andere behoeften minder of niet voldaan worden.
- Keuzes maken om iets op te leveren = baten vb. studeren = goede punten
- Keuzes maken om aan een behoefte te voldoen = offer vb. uitgaan = minder geld en
minder goede punten
Oppertuniteitskosten = waarde van de gederfde baten dat men niet heeft kunnen realiseren,
nadat een bepaalde keuze gemaakt is.
4