Moeilijke woordenlijst Systemisch Denken en Handelen:
DEEL 1: HULPVERLENING AAN EEN CLIËNT EN ZIJN CONTEXT
Systeemdenken Leer van het individu in relatie tot zijn omgeving
1. Het begrip ‘context
Context De totale omgeving van de cliënt waarin
betekenis wordt gegeven aan gevoelens,
gedrag, gedachten, situaties, relaties, …
Sociaal netwerk Netwerk van mensen die elkaar kennen vanuit
een gemeenschappelijke omgeving (buurt,
school, werk, sportclub)
Familiaal netwerk Betrokken zijn met elkaar verbonden via
geboorte, huwelijk/relatie, ouderschap, siblings,
…
2. Systemisch werken in de hulpverlening
Systemische interventies Methodieken, vragen die je kan stellen, thema’s
die je bespreekbaar maken
4. Brede samenwerking met de cliënt en/of cliëntsysteem
4.3 Vraag-gestuurd en aanbod-gestuurd werken
Vraag-gestuurd Gezamenlijke inspanning van cliënt en
hulpverleners, die erin resulteert dat cliënt hulp
ontvangt, die tegemoetkomt aan zij wensen en
verwachtingen, die tevens voldoet aan
professionele standaarden
Aanbod-gestuurd Het aanbod van de dienst of instelling bepaalt
de aard van hulp en zorg die de cliënt krijgt.
DEEL 2: SYSTEEMTHEORETISCHE PERSPECTIEVEN
6. De Algemene Systeemtheorie
Systeem Een eenheid opgebouwd uit verschillende
delen. Gaat niet alleen om delen op zich, ook
niet om het geheel, maar om de betrekkingen
tussen dit alles.
6.1 Kenmerken van een (sociaal) systeem
Homeostase Elke systeem streeft naar het behoud van het
bestaand evenwicht.
Circulair Er zijn meerdere verklaringen voor een
probleem
7. De structurele systeemtheoretische visie
7.1 Grenzen en subsystemen
Opvattingen Niet zo dwingende spelregels, eigen aan een
bepaald systeem of gezin (vaders tv-
programma wordt gerespecteerd, uiterlijk is
niet zo belangrijk, …)
Moetens Dwingende spelregels ene eigen aan bepaald
systeem of gezin (je moet studeren en studies
gaan voor, zelf problemen oplossen, …)
, Mythes Min of meer dwingende en eigen aan meerdere
systemen (man moet zorgen voor brood,
moeilijkheden houd je binnenshuis, in een
langdurige relatie moet je seksueel trouw zijn
aan je partner)
Subsysteem Kleinere eenheden die samenhangen omwille
van specifieke verantwoordelijkheden, taken,
interesse
7.2 Associaties en coalities
Associatie Twee of meer gezinsleden vormen een
subsysteem met een gemeenschappelijk doel
Coalitie Twee of meer gezinsleden vormen een front
tegen een derde
7.3 Gezinsposities
Symptoomdrager Persoon die de problemen van het geheel
draagt
Symptoomgedrag Het probleemgedrag dat een persoon van een
systeem duidelijk zichtbaar vertoont naar/in de
buitenwereld
7.4 Hiërarchie en het leidinggevende subsysteem
Geparentificeerd kind Kind krijgt ouder(taken) en mach van ouder =
ongezond
7.5 ‘Kluwen’- en ‘los-zand’ gezinnen
Kluwengezin Grenzen tussen subsystemen te vaag: kleine
afstand tussen gezinsleden, sterke
betrokkenheid, veiligheid, steun maar ook
controle, starheid
Los-zandgezin Grenzen tussen subsystemen star: afstandelijke
relaties, weinig contact, vrijheid, zelfstandigheid
maar ook weinig steun en samenhorigheid
8. Gezinsontwikkelingsperspectief
Multi-generationeel systeem Meerdere generaties (ouder-kinderen-
grootouders)
8.3 Een andere manier om naar gezinsfasen te kijken
1ste orde: Verandering die volgt op een bestaande situatie
(bv. adolescent wil een uur later thuiskomen)
2de orde: Ingrijpende verandering met fundamentele
reorganisatie (bv. kind gaat het huis uit)