Hoofdstuk III: De burgerlijke democratie verruimd
1. Inleiding
- H1: burgerlijke democrate gecreëerd in 1831
o Compromis tussen katholieken en liberalen => weinig mensen kunnen
stemmen
o Gevolg: beleid denkt alleen aan de mensen die kunnen stemmen
o Parlement voor mensen die iets kunne teruggeven
- H3: verruiming burgerlijk democrate
o Ideaal= algemeen enkelvoudig stemrecht (meer mensen kunnen stemmen)
Helemaal of met voorwaarden (vb. Capacitair stemrecht)
o FR: 1848 AES ingevoerd dictator kwam aan de macht (gewone mens is te
stom om te stemmen)
- Periode van versnelling (zaken veranderen in de samenleving)
o H2: enorme kloof tussen aandeelhouders en arbeiders (staken = leger)
Vakbonden bleven niet sterk: straf of staking, geen €. Ze hadden wel
een kas maar toch lukt het niet.
Waarom niet? Arbeiders alleen maar nodig tjdens crisis => door
gebrek aan bewustzijn (klassenanzich: Marx proberen overleven elke
dag)
Linkse beweging (internatonalen): radicaal = geweld
Aandeelhouders blijven niet ziten: progressisme => verspreiden
onderwijs = spreiden macht (FL)
Socialisten: woorden radicaal, daden voorzichtg, akkoorden sluiten
o Defniteve verruiming van de democrate
o Behoud economische fundamenten
Arbeiders toelaten want anders valt systeem in elkaar
o Toetreding arbeidersklasse (subtel, niet zonder slag of stoot)
Meepraten via vertegenwoordigers
o Communautaire wordt wakker => kiezers spreken ook Frans
- Regeringen
o Regeringen katholiek (absolute meerderheid)
1884: Einde schooloorlog: liberalen verliezen de verkiezingen omdat
ze belastngen willen hefen om zo staatsscholen op te richten
Katholiek: radicaal
Malou en Woeste willen gdl les terug verplichten en einde aan
alle staatsscholen => Malou zijn macht niet zo lang, je kan niet
doen wat je wil (zoals val De Decker: kloosterwet)
o Leopold II zegt doei
Daarna gematgd
Beernaert: zeer lang door matg beleid, belangrijke politci in
Belgische politeke geschiedenis, nobelprijs voor de vrede
o Katholieken: voor iedereen een stuk
, - Leopold II
1) Malou buiten: druk van de koning (ofwel Woeste weg ofwel liberalen aan de macht
Katholieken trekken zich terug en laten het over aan Beernaert
2) Was niet geliefd bij de katholieken
a. Leopold II wil matg beleid
b. Leopold II wil machtg buitenlands beleid
i. Fronten ter verdediging: verzet door meetngpartj
ii. Dienstplicht invoeren (>< katholieken: ze leren slechte manieren)
- Mens bereiken via de krant (De Vooruit, Gent)
o Niet enthousiast over Leopold II
o Socialisten: republikeinse partj (tegen koning, liberalen en katholieken
durven dat niet)
Waarom? *Simpele taal simpele mensen
Socialisten: gaan overal sociale component in zien, koning verkwister >< arme
mensen (zoals in AR)
o Arbeidersklasse worden geplaatst tegen het establishment (koning, elite,
ministers, kardinalen, …)
o Koning miljonair: verdient al dat geld niet => hij doet niks, hij haalt zijn rijkdom
uit het verdrukken van zwarte mensen
Sociaaleconomische breuklijn
2. Sociale en economische basis van de democratisering
- Economie
o Crisis: 1873-1974
Concentrate bedrijven, sluitng traditonele afzetmarkten door
protectonistsche crisispolitek
o Heropleving: 1895 (3,5% groei per jaar)
2de Industriële revolute (voortzeten harde leven v concurreren)
Kleinere zelfstandigen en middenstanders gaan kapot
Grote worden groter
Nieuwe industrieën: chemie, non-ferro, havens bouwen,
mechanisate
Nieuwe energiebronnen: petroleum, elektrische motor
- Buiten Europa
o Nieuwe gebieden in haar expansie betrekken: nieuwe winstgevende
afzetmarkten, buiten West-Europa
Cockerill (metaalbedrijf): Rusland en China (1895)
Empain (tramlijnen): China, Zuid-Amerika, Afrika, Egypte
Solvay: Rusland en Amerika
o Kolonie Congo (1885): afzetgebieden en grondstofenvoorraden
Congo: veel Belgische bedrijven (SG)
o Wapenwedloop => wapenexport (exploitate in metaalsector)
+ Reclame en wereldtentoonstelling: zin krijgen in bepaalde goederen
, - Financiële concentrate (anders dan in de 19de eeuw)
o Monopoliekapitalisme (holdings)
o Vroeger een paar nv’s (ipv beleggers investeren)
o Nu veel meer: nv’s gaan zich groeperen (kartel vormen) in verschillende taken
van ondernemen, familiebedrijven krijgen andere naam (wordt geïnvesteerd)
Staalimperium Tesch => ARBED
Empain => ACEC
Solvay => Solvay- group
o Haute fnance (oligarchie, upper ten)
Economische commandoposten
Banque de Bxl en Coppée/Warocque
- Gevolgen voor de arbeider
o Meestal niets >< sommige sectoren superwinsten = arbeidersaristocrate
(arbeiders die iets hogere levensstandaard hebben)
o Normaal wet V&A bepaald: sommige sectoren nemen initateven (ze weten
dat arbeiders kunnen staken) zoals hoger loon en veel reclame (cultuur van
consumpte creëren)
o Vraag tot verbetering situate
Machthebbers met realiteitszin: ja
Maar arbeiders moeten waarden liberale economie integreren
Vertegenwoordigers in parlement, indien economisch liberalisme
blijf
3. De overgang v/d arbeidersbeweging naar het
sociaaldemocratische kamp
- H2: structurele zwaktes arbeiders
o Grootste: ze wisten het nut niet, hadden niet goed door wat hun lot was dus
waarom lidgeld betalen
- Verandering door 1 speler: De Belgische Werklieden Parti
o Structuur brengen, eenvoudige ideeën voor arbeider
o 2 strekkingen
1) Revolutonair socialisme: radicaal, Defuisseaux, systeem omverwerpen
2) Reformistsch socialisme: gematgd, advocaten, mensen die gestudeerd
hebben => instellingen veranderen
Radicale mobiliseren om doel te bereiken
o Massabeweging: stakingen, betogingen, syndicate => niet meer te controleren
o Doel: politeke ontvoogding (arbeider spreekt voor zichzelf)
Via algemeen enkelvoudig stemrecht (klap voor liberalen)
Middel: stakingen zo afdwingen van sociale wetgeving =>
parlement krijgt schrik: hervormingen goedkeuren
Dus: Gematgden socialisten wisten dat ze nooit de meerderheid gingen hebben dus hadden
ze nood aan staking om andere iets te laten doen + verdeeldheid over mogen wij wel
regeren?