Embryologie
Hoofdstuk 1: Gametogenese
1.1 Indeling prenatale leven
1e stadium : vrucht
Week 1: blastocyst
- 1 kiemblad: embryoblast
Week 2: implantatie in BM-slijmvlies
- 2 kiembladen: epiblast + hypoblast
Week 3: gastrulatie
- 3 kiembladen: endoderm + mesoderm + ectoderm
2e stadium: embryo
Week 4-8: differentiatie + kromming
(vorming weefsels en organen)
3e stadium: foetus
Week 9-38: groei + maturatie/rijping
(organen zijn nog niet functioneel -> nieren, longen)
1.2 Ontstaan van de geslachtscellen en gonaden
Kiemcellijn/germ line = cellen waaruit gameten gevormd worden
-> link tss verschillende generaties
-> kiemcellijn ontstaat tijdens week 2
-> rijpe geslachtscellen ontstaan tijdens pubertijd
Belang van het onderscheid tss kiemcellen en somatische cellen
• Gentherapie
o Somatische gentherapie: wijziging in stamcellen in beenmerg, epitheel…
à vergelijkbaar met transplantatie
à niet overerfbaar
o Germinale gentherapie: wijziging in alle cellen van embryo, INCLUSIEF geslachtscellen
à overerfbaar (illegaal!!!)
• Kanker en somatische mutaties
o Mutatie in somatische cellijn: niet erfelijk
o Mutatie in kiemcellijn: alle cellen bevatten de mutatie waardoor er een verhoogd risico op kanker is
à aangeboren, erfelijke voorbeschiktheid om kanker te ontwikkelen
à vaak op jongere leeftijd
• Evolutie: nieuwe kenmerken ontstaan door mutaties
à enkel erfelijk wanneer aanwezig in kiemcellijn
• Somatisch en gonadaal mozaïcisme (zie genetica)
1
,1.3 Vorming primitieve gonaden
Week 2: ontstaan primordiale geslachtscellen (PGC) uit epiblast + migratie naar wand dooierzak (caudaal)
à ontstaan niet in toekomstige geslachtsklieren
à Waarom migratie?
- Totipotentie bewaren à dmv differentiatie te vermijden
- Bescherming tegen mutaties à meer celdelingen zorgen voor meer mutaties (erge gevolgen bij mutatie in
geslachtscellen want overerfbaar)
Week 4-6: migratie PGC naar gonadale plooi
à vorming primitieve gonaden (dorsale lichaamswand, niveau Th10)
à NA 6 weken vorming van primitieve geslachtsstrengen (= sex cords) in de gonaden (=> leveren voedingsstoffen + regelen
verdere ontwikkeling van kiemcellen)
Primitieve darm: opgehangen in plooi van het peritoneum
Primordiale geslachtscellen migreren tss week 4 en 6 naar de
primitieve gonaden
Week 6: Op 6 weken krijgen we de differentiatie:
afhankelijk van Y chromosoom die het SRY+ gen heeft,
zorgt dan dat de testis zullen worden gevormd, en als
SRY afwezig is (geen Y chromosoom) zullen ovaria
gevormd worden
Vrouw: enkel corticale geslachtsstrengen blijven over
à follikelcellen
à eisprong via buitenzijde + eicellen komen in buikholte
terecht (later nr eileider)
Man: oiv SRY blijven enkel medullaire geslachtstrengen
over
à Sertoli en Leydig-cellen
à zaadcellen via afvoerkanalen (restant van primitieve
nier)
Soms blijven kiemcellen perongeluk ergens achter en differentieren ze tot een massa cellen (= teratoma).
à komt vaak voor in thorax
à tumor bevat weefsels van verschillende kiemlagen (Bv. tanden, haar, spieren, huid…)
2
,1.4 Gametogenese
- Verandering in genetische samenstelling à haploïd – 23 chromosomen
- Verandering van vorm (zaadcel of eicel) à zie morfologie
1.4.1 Verandering in genetische samenstelling
A) De celcylus
Gedifferentieerde cellen stoppen met delen en belanden in de G0-fase. Bepaalde weefsels bevatten stamcellen, die nog
delen. Deze zorgen voor een continue vervanging van gedifferentieerde cellen.
à Uit celdeling ontstaan continu nieuwe stamcellen en uit deze groep stamcellen starten continu cellen de verdere
differentiatie
Organen die vernieuwd worden is heel belangrijk.
Kankers ontstaat door cellen die mutaties ondergaan, dit gebeurt vooral bij celdelingen. In het hart zijn er geen celdelingen
(want geen stamcellen), dus je kan er eigenlijk geen kanker ontwikkelen. Een hartinfarct is ernstig, omdat de cellen niet
hernieuwd zullen worden. Weefsels die niet kunnen vervangen zijn: hart, hersenen, nieren… Weefsels die wel kunnen
vervangen worden zijn colon, huid, beenmerg, luchtwegen… Organen waar cellen zitten, die continu delen, zijn extra
gevoelig voor mutaties en vormen daardoor risico op kanker. Dan behandelen we ze met chemotherapie.
Chemotherapie
= medicatie die kankercellen kapot maakt, cellen die delen.
Nevenwerkingen: andere cellen die ook snel delen kapot maken à bloedarmoede (anemie), bloedingen (bloedplaatjes
worden onderdrukt), witte bloedcellen worden onderdrukt: infecties, letsels in mondslijmvlies, weefsel dat ook snel groeit:
haar valt uit, haar groeit continu.
Gi stelsel à diarree. De medicatie grijpt in op cellen die delen dus vandaar de nevenwerkingen.
3
, B) Mitose
Ploidie = het aantal kopijen van elk chromosoom in een cel à normale cel is diploid
N-nummer = aantal kopijen van een dubbelstrengig DNA molecule of chromatide à chromosoom bevat 1 of 2 chromatiden
afhankelijk van het stadium waarin het zich bevindt
G1-fase (GAP1): diploid, N=2
S-fase: DNA synthese
G2-fase: diploid, N=4
M-fase (mitose): diploid, N=2
• Verschillende fasen van mitose
o Profase: chromosomen condenseren
o Prometafase: kernmembraan verdwijnt, delingsspoel wordt gevormd vanuit centromeer
o Metafase: chromosomen worden op equator gelegd
o Anafase: chromosomen worden uit elkaar getrokken
o Telofase: kernmembraan komt terug tevoorschijn
o Cytokinese: moedercel wordt verdeeld in 2 dochtercellen
C) Meiose
Bevat geen S-fase à geen DNA-synthese dus cellen worden haploid na splitsing
We willen dat de geslachtcellen haploïd zijn: n=1
Meiose gebeurt dan ook enkel bij de
geslachtscellen.
Crossing-over (profase 1): uitwisseling van
genetische informatie (genetische recombinatie)
à vergroot genetische variatie
Verschil tussen mannen en vrouwen:
• Man: vorming zaadcellen vanaf pubertijd
Vrouw: vorming eicellen bij foetus, maar stopt na profase 1
• Man: continu en onbeperkte productie
Vrouw: cyclisch, 1 per cyclus, tss 15-50 jaar
• Man: 4 gelijkwaardige zaadcellen
Vrouw: 1 volwaardige eicel
• Man: vorming zaadcellen gebeurt volledig in de testis
Vrouw: pas na de bevruchting is de meiose volledig
4