ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 2 - ONTWIKKELINGSTHEORIEËN
Een theorie is een verbonden, logisch systeem van concepten dat een raamwerk vormt om
observaties te organiseren en te begrijpen. Door een theorie kun je gedrag in een bepaalde
context begrijpen en voorstellen.
Formele theorieën: een vorm van verbonden sets van hypotheses, definities, etc die allen
passen binnen de theorie. Een formele theorie zou consequent moeten zijn en geen
tegenstrijdigheden bevatten. Het zou moeten passen bij observaties en testbaar moeten zijn.
Informele theorieën: sets van intuities en verwachtingen over de wereld.
In de psychologie zijn geen/nauwelijks formele theorieën te vinden.
Een goede theorie moet de range of applicability bepalen zodat duidelijk is welk gedrag de
theorie wil verklaren. Ook moet duidelijk zijn wat de assumptions zijn bij een theorie. Dit zijn
de veronderstellingen die een onderzoeker maakt omdat deze ook onjuist kunnen zijn en
daarmee de theorie niet kloppend is.
Theorieën hebben twee functies:
1. Theorieën helpen onze observaties te organiseren en interpreteren. Theorieën geven
waarde aan de feiten die ontdekt worden en geven een raamwerk waarin feiten
geïnterpreteerd kunnen worden en waarin nieuwe met oude kennis verweven kan worden.
2. Theorieën gidsen ons naar nieuwe kennis. Door theorieën te blijven testen komen nieuwe
ontdekkingen tot stand.
- PSYCHODYNAMISCHE THEORIE
Grondlegger is Sigmund Freud.
Hij geloofde dat een mens aangeboren biologische driften had en deze de ontwikkeling en het
gedrag van mensen aanstuurde. Er zijn twee categorieën: de levensdrift (zoals seksdrift) en
de doodsdrift (agressie tegenover anderen of jezelf). Je kunt hier niet naar handelen omdat je
niet geaccepteerd wordt door anderen dan.
Volgens Freud is onze persoonlijkheid opgebouwd door drie structuren:
1. Id: Het id deel van onze persoonlijkheid gaat puur af op driften. Het id gedraagt zich naar
het pleasure principle, wat inhoudt dat de id plezier wil maximaliseren en ook nu
meteen, ongeacht de ander. Bij baby’s zie je dit zeer duidelijk terug.
2. Ego: Komt tegen het eind van de peuterleeftijd. Ego laat zich leiden door het
realiteitsprincipe. Wanneer instincten in conflict komen met de realiteit komt ego naar
boven. Ego wil zijn eigen ‘drives’ bevredigen, maar wel op een sociaal geaccepteerde
manier. Ego is dus de balans tussen je eigen lusten en de sociale omgeving.
3. Superego: Ontwikkelt rond de leeftijd van 5 jaar. Het superego internaliseert alle normen
en waarden die worden meegegeven vanuit de omgeving. Je gedrag ligt zo dicht mogelijk
bij je ideale zelf; zo wil en moet je eigenlijk zijn. Dit is eigenlijk je geweten/innerlijk
compas.
Ontwikkeling is een niet continu proces. Er zijn vijf stadia van ontwikkeling in zijn theorie van
psychoseksuele ontwikkeling. Elk stadium is een erogene (genot) zone dat verandert met
ontwikkeling.
- Oral: in de eerste anderhalf jaar van een leven is de baby gefocust op de mond en dit zorg
voor gedrag als bijten, kauwen en zuigen om genot te verkrijgen.
- Anal: de focus vanaf het tweede levensjaar ligt op het zindelijk maken.
- Phallic (fallische): van drie tot zes jaar is het kind gericht op de eigen geslachtsorganen en
komen zij erachter dat betasten hen plezier kan brengen. Ook zijn kinderen in deze
periode seksueel aangetrokken tot de ouder van het andere geslacht wat later vervangen
wordt tot identificatie naar de ouder van hetzelfde geslacht.
,- Latency: dan komt de periode tot de puberteit waarin het kind seksuele driften onderdrukt
en in plaats daarvan focust op de ontwikkeling va sociale en mentale vaardigheden.
- Genital: in deze fase in de puberteit ontwaken de seksuele driften en de puber zoekt naar
geschikte anderen met wie zij hen seksuele driften kunnen uitvoeren.
Er is sprake van een vast patroon. Als je een stadium niet goed voltooid, dan kan er op latere
leeftijd een fixatie ontstaan om toch te voldoen aan die behoefte (oral niet voltooid
nagelbijten).
Dit was een belangrijke theorie omdat het focust op de invloed van de vroege jeugd op
karaktervorming. Ook legde het de nadruk op de dynamiek tussen de oorspronkelijke
seksuele driften en de kijk en restricties van de maatschappij hierop. Vele onderzoekers
hebben hierop voortgeborduurd.
Zwakte:
- De kritiek op de theorie was dat het gericht was op mannen en de belangrijke aspecten
van vrouwelijke ontwikkeling negeerde.
- De theorie niet te testen omdat het veel associaties en droomanalyses bevatte. Sterker
nog, bij het testen bleken de meest belangrijke aspecten van de theorie niet te kloppen.
Moderne psychoanalisten benadrukken hierin wel de rol van onbewuste processen in ons
gedrag en de invloed van de vroege jeugd, maar leggen minder nadruk op de seksuele en
agressieve instincten.
- PSYCHOSOCIALE THEORIE
Belangrijk persoon: Erik Erikson voortgeborduurd op Freud.
In deze theorie ligt de nadruk op sociale en culturele factoren in de ontwikkeling. Ook is
ontwikkeling niet eindig bij de adolescentie, maar gaat dit door tot oudere leeftijd, gehele
leven.
Ontwikkeling is een interactie tussen drie verschillende systemen:
1. Lichamelijk systeem: biologische processen.
2. Ego systeem: denk en redeneerprocessen.
3. Maatschappelijk systeem: processen integratie van een individu van de maatschappij.
Ontwikkeling is een discontinu proces omdat het gaat om fases. Er zijn acht stadia die in een
vaste volgorde een voor een doorlopen worden. Ieder stadium bevat een crisis die opgelost
moet worden. Hoe succesvoller dit gebeurt, hoe optimaler de ontwikkeling zal zijn. Ook helpt
het succes in het ene stadium je om het volgende stadium succesvol af te ronden met de
nieuw geleerde vaardigheden.
Stadium Leeftijd Crisis
Vertrouwen VS Geboorte tot 1 Ontwikkeling van vertrouwen in verzorgers,
Wantrouwen jaar omgeving en zichzelf. Grote rol voor de
moeder.
Autonomie VS Schaamte 1 tot 3 jaar Ontwikkeling van je eigen autonomie en
en twijfel onafhankelijkheid van je verzorger.
Initiatief VS 3 tot 6 jaar Ontwikkeling van een gevoel van
Schuldgevoel meesterschap van de omgeving, omgaan
met uitdagingen en de aanvaarding van
groter wordende verantwoordelijkheid
IJver VS 6 tot puberteit Meesterschap van intellectuele en sociale
Minderwaardigheid uitdagingen
Identiteit VS Puberteit (12 tot Ontwikkeling van eigen identiteit en kennis
Identiteitsverwarring 20 jaar) krijgen over je eigen persoon
Intimiteit VS Isolatie Jongvolwassenhei Ontwikkeling van een stabiele en warme
d (20 tot 40 jaar) relatie met een ander. Gaat niet enkel over
partner, maar ook over familie en
, vriendschap.
Generativiteit (iets Middenvolwassen Iets creëren (kind, carrière, kunst) dat
creëren) VS Stagnatie heid (40 tot 60 voorkomt dat je voelt dat je achteruit gaat
jaar)
Integriteit VS Wanhoop Ouderdom (60+) Terugkijken op je leven en evalueren: een
gevoel van volledigheid ervaren
Zwaktes:
- Het geeft een beschrijving van de crisis, maar gaat niet in op handvaten hoe mensen te
ondersteunen.
- Theorie is niet empirisch te testen.
- De theorie laat enkel zien dat er verschillende rollen en stadia zijn, maar laten niet zien
hoe je over gaat op de andere of waarom de crisis een rol speelt in dat specifieke stadium.
Krachten:
- Er zijn voor het eerst sociale en culturele factoren meegenomen in een theorie/
- De theorie stimuleerde onderzoek in onderwerpen als het verband tussen
identiteitsvorming en alcoholgebruik bij studenten en de rol van wijsdom en de drang iets
na te laten in het succesvol ouder worden.
- ONTWIKKELINGSTAAKTHEORIE
Belangrijk persoon hier: Robert Havighurst geïnspireerd op Erikson.
Iedere periode in ons leven heb je een ontwikkelingstaak (developmental tasks). Als je
deze goed volbrengt word je succesvol en gelukkig. Doe je dit niet zal dit leiden tot
ongelukkigheid, sociale problemen en problemen met latere taken. In iedere periode zijn er
meerdere taken.
Er zijn drie soorten taken:
1. Lichamelijke taken: leren praten, leren praten, menopauze, etc.
2. Persoonlijke taken: persoonlijke waarden, doelen, vaardigheden voor je baan.
3. Maatschappelijke taken (moet vanuit de maatschappij): verantwoordelijk worden, baan
vinden.
Leeftijd Taken
0 tot 5 jaar Lopen, kruipen, zindelijkheid, aangaan van hechtingsrelaties.
6 tot 12 jaar Fysieke vaardigheden voor spellen, sociale vaardigheden met
leeftijdsgenoten, onafhankelijkheid
13 tot 18 Acceptatie van eigen lichaam, voorbereiding op huwelijk en familieleven,
jaar sociaal verantwoordelijk gedrag verlangen en bereiken
19 tot 29 Vrienden selecteren, leven met een partner, kinderen krijgen
jaar
30 tot 60 Kinderen helpen om verantwoordelijke volwassenen te worden, sociaal en
jaar burgerlijke verantwoordelijkheid bereiken, bevredigend werk vinden
61+ Aanpassen aan afnemende gezondheid, aanpassen aan pensioen, omgaan
met verlies van anderen.
Zwaktes:
- Theorie is gemaakt voor de witte, middenklasse Amerikaan. Niet in elke cultuur is het
huwelijk en kinderen krijgen in dezelfde leeftijdscategorie te vinden.
- Minder oog voor de verschillen tussen mensen.
Krachten:
- Herkenbaarheid en praktisch inzetbaar voor allen.
- BEHAVIORISME EN SOCIALE LEERTHEORIE
Watson wilde een theorie die niet gebaseerd was op hypothetische ideeën, maar juist op
direct observeerbaar gedrag. Watson gebruikte de principes van klassieke conditionering
(Pavlov) op het gedrag van kinderen.
In deze theorie staat de omgeving centraal bij de ontwikkeling van kinderen en worden
biologische factoren beperkt tot een basis die kinderen hebben. Volgens deze theorie kunnen
kinderen zo gekneed worden als volwassenen door stimulus-respons associaties. We moeten
ons dus richten op wat we kunnen zien en observeren. Wat er binnenin gebeurt kunnen we
toch niet zien.
Watson gebruikte dus de ideeën van Pavlov op kinderen en geloofde dat je hen compleet kon
kneden door stimulus respons associaties. Zou je op de Pavlov wijze ook emoties kunnen
verklaren? Dat kan.
Little Albert Experiment: experiment waarbij ze een kind lieten schrikken bij een witte rat. Het
resultaat was dat het kind na een tijd overstuur raakte bij het zien van de rat of andere
donzige voorwerpen en dus een fobie ontwikkelde. Dit is niet meer ethisch verantwoord en
ook is de studie niet meer relevant omdat het kind bleek niet gezond te zijn en dit had Watson
achtergehouden.
Een andere variant van het behaviorisme was die van Skinner met de operante
conditioneringstheorie. Volgens Skinner was het gedrag van kinderen te beïnvloeden door
het te belonen (compliment, lachen) of straffen (teleurstelling, alleen naar de kamer sturen).
Zelfs de hele morele ontwikkeling zou gebaseerd zijn op belonen en straffen.
Skinnerbox: Als de muis op de knop/hendel drukt komt er eten tevoorschijn. Hij kwam
erachter dat als je af en toe beloonde, de muis harder werkte dan als je het altijd beloonde.
Klassieke conditionering: je verbindt een neutrale stimulans aan bepaald gedrag.
Operante conditionering: je beloont of bestraft bepaald gedrag waarna het gedrag toe – of
afneemt.
Bandura kwam met de volgende variant met de social learning theory. Bandura gelooft dat
de theorieën van Skinner en anderen deels kloppen, maar ziet ook dat kinderen dingen leren
zonder beloning of straf, maar juist door naar anderen te kijken en luisteren. Hij noemt dit
observational learning/modelling en ziet dit als de basis van een grote variëteit van
ontwikkelingen.
Bobo doll experiment: kinderen kijken naar een volwassene die agressief doet naar een
pop. Wanneer de kinderen alleen gelaten worden met de pop doen zij dit na. Volgend
onderzoek wijst uit dat ook helpen, delen en seksetyperend gedrag op deze manier gebeuren.
Kinderen doen niet iedereen na. Ze zijn erg toegetrokken naar warme, sterke
persoonlijkheden die dingen of eigenschappen bezitten die geliefd zijn. Ook mediagebruik en
agressie was een zorg voor Bandura, niet bewezen.
In recent werk ligt de nadruk op self-efficacy; geloof in je eigen effectiviteit en
competenties. Volgens Bandura ontwikkelen kinderen zelfvertrouwen door te kijken hoe
anderen op hun eigen gedrag reageren en ontwikkelen daardoor standaarden gebaseerd op
die ervaringen.
Krachten (Bandura):
- Nadruk op specifieke aspecten van de omgeving, zoals rolmodellen.
- Testbaar.
Zwaktes (Bandura);
- Theorie is door het testen meermaals herzien grotere nadruk op cognitieve factoren
(diens onderzoeken ook bekritiseerd worden).
, - Een hoop factoren worden buiten beschouwing gelaten; ras, onderwijs, etc.
- Niet aangetoond dat dit op lange termijn ook zo werkt.
- HET ETHOLOGISCHE PERSPECTIEF
Belangrijke personen: Darwin. Later: Konrad Lorenz en Niko Tinbergen.
Ethology is gebaseerd op de studie naar gedrag bij dieren en onderzoekt de mogelijkheden
tot aanpassing van gedrag in de evolutionaire context. Dit is begonnen in de jaren ’60 en nog
steeds van invloed.
Darwin is gekend om het proces van natural selection. Lorenz zal dat er ook
gedragspatronen waren die overleving beïnvloedden bij ganzen. Een van die gedragingen is
imprinting; een baby die zijn moeder steeds volgt (in het dierenrijk). Hij bestudeerde dit bij
ganzen en kwam erachter dat als in de critical period (de tijd dat een organisme biologisch
nodig heeft om bepaald gedrag te leren) de kuikens hun moeder niet zagen ze imprintte op
een ander persoon of object. Het volgen van de moeder was dus niet genetisch, maar dit
werd aangeleerd
Volgens Bornstein noemen we dit bij mensen een sensitive period: een periode waarin een
kind vooral beïnvloedbaar is door de omgeving omdat de tijdsgrenzen wat minder hard zijn.
Bijvoorbeeld: tussen de geboorte en de puberteit kan een kind gemakkelijk een nieuwe taal
leren, daarna wordt het vele malen moeilijker. Het kan dus wel, maar wordt lastiger.
Zwaktes
- Evolutionaire invloed niet rechtstreeks te onderzoeken.
Krachten:
- De evolutie blijkt een grote invloed te hebben op gedrag.
- Biedt verklaring voor bepaalde eigenschappen.
- EVOLUTIONAIRE ONTWIKKELINGSTHEORIE
Evolutionary developmental psychology is de studie naar genetische en ecologische
mechanismen die de basis zijn voor de ontwikkeling van sociale en cognitieve competenties
voor alle mensen en die epigenetische processen die deze competenties laten aanpassen
naar lokale condities.
Natuurlijke selectie heeft een invloed gehad op onze ontwikkeling, maar wat was adaptief
voor onze voorouders?
Deze theorie focust zich dus op de biologische factoren, zoals erfelijkheid, maar ook op de
omgeving waarin je je ontwikkelt. Ontwikkeling is geregeerd door epigenetic processen, wat
betekent de interactie tussen genen en omgeving.
De theorie zegt dat de basis van ontwikkeling is gevormd (lengte, persoonlijkheid) door
genen. Maar dit is nog erg te beïnvloeden door de omgeving die het kan optimaliseren of juist
niet.
Deze theorie groeit enorm en er worden veel onderzoeken naar gedaan.
Bijvoorbeeld: vader afwezig puberteit eerder op gang, meisjes eerder seksueel actief,
zwanger.
- BIO-ECOLOGISCHE MODEL
Bronfenbrenner is beroemd geworden omdat hij zei dat er te veel nadruk lag op de
onderzoeken die in een niet-natuurlijke context werden gedaan. Ontwikkelingsonderzoek
werd, volgens hem, de studie naar raar gedrag van kinderen in een rare omgeving in een
korte tijd. Hij vond ook dat laboratoriumonderzoek niet generaliseerd kon worden naar het
alledaagse leven.
Volgens Bronfenbrenner werd het kind bekeken door een erg smalle bril en moest het kind
vanuit verschillende blikken ruimer bekeken worden.
- Microsystem: de directe omgeving van het kind, zoals juf, gezin, vrienden.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur juul103. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,92. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.