ORTHOPEDAGOGIEK
Verloop:
- Examen in januari
o Gesloten boek
o Open en casusvragen
- Examenopdracht: 04/12!
1
,HS1: WAT IS (ORTHO)(PED)AGOGIE(K)
1. DEFINITIES
Pedagogiek = Paidagoogia
Pias of paidos = kind
Agoo = leiden, vormen, opvoeden
= het leiden, vormen of opvoeden van een kind
Richt zich tot het normale kind in een normale omgeving, normale opvoeding
Er word bestudeert, onderzoekt en beschrijft wat er in de prakrijk van het
dagelijks opvoeden plaatsvindt
Orthopedagogiek Orthopedagogiek
Ortho = recht
Pedagogiek = opvoedkunde
= staat stil bij de opvoeding van het kind in een moeilijk lopende opvoedingssituatie.
Orthoagogiek = er meer kracht gelegd op de relatie tussen een begeleider en een volwassenen
agogiek’ betekend letterlijk ‘ veranderkunde’
agogie = agein voeren of leiden
agogiek = de leer van het doen veranderen van mensen
Als opvoeders)begeleiders gaan we niet enkel ‘opvoeden’ maar gaan we ook vaak ‘alle’
volwassenen die een vorm van begeleiding of ondersteuning kunnen gebruiken mee
ondersteunen en begeleiden tijdens veranderingsmomenten in hun leven.
( soms lopen de zaken in ons leven niet zo vlot dan is het fijn dat er mensen zijn die jou
begeleiden en ondersteunen om dit weer vlotter te laten lopen)
OrthopedaogieK Orthopedagogiek = de wetenschap over opvoeding, verzameling van theorieën
en
orthopedagogie Orthopedagogie = de handelingspraktijk van het opvoeden
Orthopedagogisch Graduaat = “orthopedagogisch begeleider”
begeleider, Bachelor = “praktijkgerichte orthopedagoog”
orthopedagoog, … Master = “orthopedagoog” leiden een team, onderwijzen, onderzoeken, …
2
,2. ORTHOPEDAGOGIEK ALS WETENSCHAP
2.1 PEDAGOGISCHE THEORIE
Bouwwerk van bouwstenen
Welk belang hebben die pedagogische theorieën voor ons als opvoeder?
- Meer kennis krijgen over opvoeden
- Kennis actualiseren en gebruiken
- Opvoedingspraktijk meer kwaliteit
geven
- Opvoedingssituaties beschrijven,
analyseren en ondersteunen.
- Gezamenlijke taal
2.2 MAATSCHAPPELIJKE VISIE,
PRAKTIJKKENNIS EN WETENSCHAPPELIJKE VISIE
Maatschappelijke visie Maatschappelijke visie op mens, ziekte, handicap en armoede doorheen de
geschiedenis beïnvloed door:
Economische factoren
Politieke factoren
Sociale factoren
Culturele factoren
= Deze maatschappelijke visies (ideologieën) leidden dan tot bepaalde grondhoudingen
ten opzichte van maatschappelijk kwetsbare mensen in de brede zin.
Deze grondhoudingen zijn telkens gevoed door een oordeel over de waarde
van deze personen enerzijds en de mogelijkheid die zij hebben om iets bij te
dragen aan de samenleving
Belangrijke impact op
- Uitbouw voorzieningen
- Al dan niet nieuwe methodes ontwikkelen
- Houding die hulpverleners aannemen
Voorbeeldjes: Guislain museum
Praktijkkennis Individuele voorkennis
o Intuïtie
o Ervaringen
= onbewust, routinematig toegepast
Praktijktheorieën
o Van zodra je je bewust w van deze voorkennis: bekritiseerbaar =
gangbare aanpak, heersende waarden en normen
Praktijktheorieën kritisch blijven toetsen: reflectie over eigen handelen, bijscholing
volgen, in discussie treden met collega’s, via wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijke visie Kennis = het geheel van betekenissen, begrippen, vaardigheden, werkwijzen, etc, die
voor juist en waar wordt gehouden en richting geeft aan het handelen
Wetenschappelijke kennis=resultaat van wetenschappelijk onderzoek praktijktheorie
Wanneer is iets wetenschappelijk?
- Systematisch = empirische cyclus
- Rationeel gefundeerd
- Navolgbaar: steeds dezelfde conclusies uitkomen
3
, 2.2.1 OEFENING
Match het voorbeeld bij het juiste:
In de periode 1875-1925 was er een grote concurrentie tussen staten binnen de westerse samenleving. Om die
concurrentie vol te kunnen houden, moesten staten sterk zijn. Een sterke economie, een sterk leger, maar ook
een ‘sterke bevolking’ was dan ook een belangrijk streven van alle grote staten in die periode. De ‘waarde’ van
mensen werd dus bepaald door de mate waarin ze een bijdrage konden leveren aan het ‘sterker worden van
een staat’: gezonde moeders die gezonde zonen konen baren, sterke jonge intelligente mannen,… Dit leidde tot
een extreem negatieve maatschappelijke visie tegenover alle mensen met beperkingen. Zij werden beschouwd
als een groot risico tot bedreiging van de samenleving. Deze maatschappelijke visie leidde tot een
grondhouding waarin mensen met afwijkingen, met een lagere intelligentie, van een andere etnische afkomst,
… werden beschouwd als minderwaardige wezens die zo snel mogelijk moesten opgespoord worden en uit de
samenleving verwijderd moesten worden.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Als je al een hele tijd werkt als begeleider in een leefgroep voor 12-14 jarigen in een begeleidingstehuis, dan zal
je dagelijks handelen zeker bepaald zijn door je ‘voorkennis’: je ervaringen in het werken met jongeren met
gedragsproblemen, je persoonlijke ervaringen en levensgeschiedenis. Onbewust ontwikkel je doorheen het
werken met deze jongeren bepaalde ideeën over de eigenheid van deze doelgroep, de voor- en nadelen van
een bepaalde aanpak, overtuigingen over oorzaken, contextuele elementen, belevingsaspecten,…
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Als je aan een begeleider die in een begeleidingstehuis werkt voor jongeren, vraagt welke factoren een rol
spelen in tevredenheid van cliënten in het begeleidingstehuis, zal hij of zij hier zeker zinvolle informatie kunnen
geven over relevante factoren. Misschien ziet hij ook verbanden tussen de leeftijd van de cliënten en het
belang van bepaalde factoren,….. Of deze ideeën ook veralgemeenbaar zijn naar andere jongeren met een
gelijkaardige problematiek, andere begeleidingstehuizen, andere opvoeders,… is minder zeker. In het
onderzoek “het meten van cliëntentevredenheid” komt men wel tot veralgemeenbare conclusies, omdat deze
inzichten, deze wetenschappelijke kennis over cliënttevredenheid verworven is via een wetenschappelijk
onderzoek. Wanneer je zelf werkzaam bent in deze sector is het inspirerend om je eigen ervaringen te
spiegelen aan nieuwe wetenschappelijke kennis die voortvloeit uit dergelijk wetenschappelijk onderzoek.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
2.3 IDENTITEIT VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
Raakvlakken met andere wetenschappen
Onduidelijkheid in de praktijk
Orthopedagogiek = heeft eigen doelstellingen, onderscheidt zich van andere wetenschappen qua object en qua
gerichtheid
3. HET WERKTERREIN VAN EEN ORTHOPEDAGOGISCH BEGLEIDER
Verschillende leeftijden: kinderen , jongeren, volwassenen
Verschillende problematieken: beperkingen, armoede, verontrustende gezinssituaties
Verschillende manieren van werken: residentieel, mobiel, ambulant, preventief
Praktijk 1
HS2: GESCHIEDENIS VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
4