Voeding en dieetleer 1.5
1 Voedingsleer
1.1 Algemene begrippen, voedingspatronen en metabolisme
De bouwstoffen zijn eiwitten, brandstoffen zijn vetten en koolhydraten en beschermende stoffen zijn
vitaminen, mineralen en vezels.
Macrobiotiek
Het streven naar een evenwicht staat centraal (Yin-Yang) met een ruime hoeveelheid aan
graanproducten, plantaardige producten, groeten, noten, zaden, fruit en vis.
Gezondheidskundige aspecten
Minder dierlijke producten, minder geraffineerde producten, minder genotsmiddelen (koffie,
alcohol), minder energie, minder verzadigde vetten, minder cholesterol, meer zetmeel, minder
suiker, meer voedingsvezels, meer vitaminen, minder zout. Valkuilen kunnen zijn B12 (veganisme),
B2 en Calcium (Melkproducten) en D (zonlicht)
Gezondheidskundige aspecten van voeding van allochtonen
- Positief: minder verzadigde verzuren, minder alcohol, meer polysachariden (koolhydraten)
- Negatief: zwangerschap, vitamine B2, Calcium en vitamine D en bij zwangerschap
Voeding in de Islam
- Halal (rein) is ritueel slachten
- Geen varkensvlees of alcohol
- Wat uit de zee komt is halal
- Ramadan is de vastenmaand met achteraf het Suikerfeest
- Vaak 2 warme maaltijden en een broodmaaltijd
Voeding bij Joden
- Kosjer (onder toezicht van een rabbijn gekweekt en geslacht)
- Alleen vlees van gespleten hoefdieren en herkauwers
- Vis met schubben en vinnen
- Vogels die vegetarisch eten
- Verbod van consumptie van vloed en dierlijke vetten
- Melkkeuken gesplitst van de vleeskeuken
- Voedsel gekookt door niet joden
,1.2 Energie en stofwisseling
Alle energie komt rechtstreeks of onrechtstreeks van de zon zoals Glucose (energie bron voor alle
cellen), vetzuren (geen energiebron voor de hersenen, zenuwcellen en rode bloedcellen) en
Aminozuren (eerst bouwsteen en dan als energiebron)
Joule, calorie: de hoeveelheid energie die voedingsstoffen kunnen leveren
Stofwisseling: het metabolisme met het vrijmaken van energie uit voedingsstoffen (katabolisme en
anabolisme samen)
Katabolisme: Energie die het lichaam nodig heeft, komt voor door afbraak van glucose, vetzuren en
aminozuren (eiwitten moeten eerst afgesplitst worden)
Anabolisme: Opbouw bij de stofwisseling waarbij simpele stoffen worden omgezet tot chemisch
ingewikkelde stoffen. Aminozuren via lichaamseiwitten, glucose via glycogeen in de lever en spieren
en vetzuren door onderhuids vet.
Glycolyse: glucose wordt met behulp van enzymen in de cellen afgebroken tot pyrodruivenzuur.
Gluconeogenese: Het opnieuw vormen van glucose. Uit niet koolhydraat-bronnen (aminozuren en
glycerol) wordt glucose gemaakt.
Lipolyse: Vetten worden verbrand en omgezet in energie waarbij triglyceriden afgebroken tot
glycerol. Het omgekeerde proces is lipogenese.
Basaal metabolisme: energie nodig voor onwillekeurig voortdurende arbeid. Dit is de helft van de
totale energiebehoefte afhankelijke van geslacht, ouderdom, lichaamsgewicht en lengte.
Energie voor voedselverwerking: ongeveer 10%
Lichamelijke activiteit: 10% bed gebonden, 20% zittend werk zonder te sporten, 25% - 30% geringe
activiteit ( zittend werk en 1-3/w sporten), 30% -40% matige activiteit ( zittend werk en 3 à 4/w
sporten, 40% - 50% ( staand werk en 4 à7/w week sport ), 50% - 70% verhoogde activiteit ( zwaar
werk of meerdere keren per dag sporten )
Energieverhogers: Zwangerschap, lactatie, herstel na ziekte, groei, koorts
BMI (body mass index): lichaamsgewicht gedeeld door het kwadrant van de lichaamslengte. Het BMI
is niet van toepassing op bepaalde bevolkingsgroepen, kinderen, ouderen, intensieve sporten,
zwangere en oedeem.
Classificatie van overgewicht bij volwassenen
- Normaal gewicht: BMI 18,5 – 24,9 risico op comorbiditeit gemiddeld
- Overgewicht: BMI 25 – 29,9 risico op comorbiditeit is verhoogd
- Obesitas niveau 1: BMI 30 – 34,9 risico op comorbiditeit matig verhoogd
- Obesitas niveau 2: BMI 35 – 39,9 risico op comorbiditeit ernstig verhoogd
- Obesitas niveau 3: BMI boven 40 risico op comorbiditeit zeer ernstig verhoogd
Tailleomvang: geeft een beeld van de vetverdeling en wordt gemeten op het smalste gedeelte bij het
uitademen (verhoogd risico: man 94 - 102 cm en vrouw 80 – 88 cm)
Classificatie van het percentage lichaamsvet
- Mager: Man minder dan 10% en vrouw minder dan 20%
- Normaal: Man tussen 10% en 25% en vrouw tussen 20% en 30%
- Obesitas: Man boven 25% en vrouw boven 35%
,1.3 De voedingsdriehoek
Leerdoelen
- De uitgangspunten bij de voedingsdriehoek te kennen.
- De gezond Leven tips bij de voedingsdriehoek te kennen.
- De opbouw (o.a. de gekleurde zones) van de voedingsdriehoek te herkennen.
- Weten welke voedingsmiddelen zich binnen de voedingsdriehoek bevinden.
- Weten welke voedingsmiddelen zich buiten de voedingsdriehoek bevinden.
- Nutriscore kunnen uitleggen en kritisch beoordelen
1.3.1 De Nutriscore
Bestaat uit een kleur en een letter en wordt bepaald aan de hand van een algoritme. Het algoritme
koppelt de positieve eigenschappen (eiwitten, vezels, fruit, groenten en noten) aan negatieve
eigenschappen (energie, suikers, verzadigd vet en natrium) om te komen tot een score van -15
(beste) en +40 (slechtste). Deze score wordt herleid tot een combinatie van een letter (A tot E) en
een kleur (donkergroen naar rood).
1.3.2 De voedingsdriehoek
Uitgangspunten van de voedingsdriehoek
- Eet in verhouding meer plantaardig dan dierlijke voeding
- Eet en drink zo weinig mogelijk lege calorieën
- Vermijd voedselverlies en matig je consumptie
Indeling in zones
- Volgens effect van de voedingsmiddelen in die laag op onze gezondheid
- Verhouding plantaardig en dierlijk
- Gezond en milieuverantwoord voedingspatroon
Tips gezond leven voedingsdriehoek
- Drink vooral mineraal water (kraanwater is beter voor het milieu)
- Eet meer groenten en fruit (lokaal en seizoensgebonden)
- Meer peulvruchten, volle granen en noten (weinig of niet bewerkt)
- Eet minder vlees (vooral rood en bewerkt vlees)
- Eet en drink minder lege calorieën (snoep, overbodig en mogelijk gezondheidsschade)
- Vermijd voedselverlies
- Eet niet meer dan je lichaam nodig heeft en geniet van je eten
- Eet op vaste tijdstippen samen met anderen
- Pas je omgeving aan (fruit in het zicht)
- Doe veranderingen stapsgewijs
Grijze zone: Producten die afgeleid zijn van basisvoedingsmiddelen uit de zones van de driehoek
(bewerkte producten en toegevoegde suikers, vetten en zout). Deze producten zijn minder gezond
dan basisvoedingsmiddelen maar behouden wel enige voedingswaarde (fruitsap, chocomelk, wit
brood)
Mindful eten: Je eet bewuster en aandachtiger en je let op elk aspect van de eetervaring. Er wordt
soms meditatie toegepast.
Intuïtief eten: Luisteren naar je lichaam en je geen beperkingen opleggen.
1.4 De bewegingsdriehoek
Beweeg meer (gezonde mix van zitten en bewegen), zet stap voor stap, ruil minder gezonde keuzes
voor gezonde gewoontes, voel je goed, denk vooruit en pas je omgeving aan.
, 1.5 Water en elektrolytenbalans
Leerdoelen
- Een schematische vochtbalans weer te geven en een voorbeeld te schetsen van een fictieve
situatie.
- Osmose uit te leggen.
- De mogelijke storingen in de vochtbalans te benoemen.
- De symptomen van dehydratie te herkennen en oplossingen aan te reiken om dehydratatie
te verhelpen en te voorkomen
Vochtbehoefte (lichaam bestaat voor 60% uit water)
maand oud: 150 ml/kg 1 jaar oud: 120 ml/kg 3 jaar oud: 110 ml/kg
6 jaar oud: 90 ml/kg Volwassenen: 40 ml/kg
Functies van water
De functie is het regelen van bloeddruk, lichaamstemperatuur, zweten en het vervoer van
voedingsstoffen en afvalstoffen.
Vochtverdeling in het lichaam
Het lichaamsvocht bevindt zich voor het grootste gedeelte Intracellulair met vooral kalium,
extracellulair is het vocht verdeeld over ruimten tussen de cellen met natrium. Het lichaamsvocht is
voortdurend in beweging (in/uit de cel, bloedbaan en lichaam) met als doel de cellen te voeden,
zuurstof te voorzien en afvalstoffen verwijderen. De passage door semi permeabele wand is Osmose.
Verstoringen in elektrolytenbalans
- Onvoldoende vochtinname
- Abnormale vocht- en elektrolytenverlies
- Te hoge Na-opname of vochtopname
Onvoldoende vochtopname (minder dan 1 liter vochtopname)
Bij een vochttekort in het lichaam gaan de nieren compenseren door minder vocht uit te scheiden.
Om de hoeveelheid vocht in het bloed op peil te houden wordt vocht onttrokken aan de ruimte
tussen de cellen en daarna aan de cellen zelf (primaire dehydratatie). Kenmerken zijn weinig eetlust,
droge beslagen tong, weinig plassen, droge huid en bewustzijnsverlaging. Vaak is dit een sluipend
chronisch onopgemerkt proces.
Abnormaal vocht- en elektrolytenverlies
Vaak een acuut gebeuren dat voorkomt bij braken, diarree, koorts en brandwonden. Het vocht
verplaatst zich richting de cel met een vochttekort in de bloedbanen en tussen de cellen. De
concentratie van Na extracellulair vermindert. De bloeddruk daalt, de polsslag neemt toe met
duizeligheid en verwardheid (secundaire dehydratatie). Hierbij moet water met elektrolyten worden
toegediend (enkel vocht is zinloos), glucose zorgt voor een betere resorptie van water en
elektrolyten.
Te hoge natrium opname
Hierbij stijgt de extracellulaire concentratie van natrium. Bij normale nier- en hartfunctie wordt het
teveel aan natrium uitgescheiden. Bij het tekortschieten komt een hoge concentratie van natrium en
extracellulaire vocht waardoor de bloeddruk toeneemt en oedeem ontstaat.
Te hoge vochtinname (waterintoxicatie met hyponatriëmie)
Water wordt onvoldoende uitgescheiden bij hart- en nierproblemen. Wanneer water intraveneus
wordt toegediend moet de vochtbalans goed gecontroleerd worden.