Tab 2.4 Sociale en geestelijke gezondheidszorg
1 Kind in de maatschappij
Vanaf het einde van de Middeleeuwen is het bewustzijn tegenover kinderen veranderd. Kinderen
werden aanzien als toekomst met hoop op vooruitgang en voorspoed. Er kwamen meer scholen
maar arme kinderen werden uitgesloten en er was veel kinderarbeid.
Vanaf de 19e eeuw scheurt kindergeneeskunde zich af van de algemene geneeskunde er werden
voor het eerst artsen opgeleid met specialisatie in specifieke kinderziektes.
Eind 19e eeuw de eerste kinderwetten die kinderen moet beschermen tegen misbruik van
volwassenen. Kinderwetten op kinderarbeid en leerplicht.
Vanaf 1950: Er wordt veel georganiseerd voor kinderen zoals school, opvang, sportmogelijkheden…
Onderwerp van ontelbaar vele wetenschappelijke onderzoeken, kinderpsychologie ontstaat.
Het kinderrechtenverdrag: Internationaal instrument waarbij de rechten moeten worden
gerespecteerd door de landen die deze ondertekenen. In België getekend in 1992. Het verdrag is
juridische bindend, allesomvattend en vertaalt de veranderende visie op kinderen. De offensieve pro-
actieve aanwending is de plicht van de staten om de rechten van kinderen te bevorderen.
- Provision rights: voorzieningen aan kinderen
- Protection rights: beschermen van kinderen
- Participation rights: inspraak van kinderen
2 Gezin en opvoeding
2.1 Pedagogiek
Pedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met de opvoeding en is een constante
wisselwerking tussen ouders, kind en omgeving. Belangrijke zaken zijn steunen, stimuleren en sturen.
- Steunen: geven wat nodig is wat het zelfvertrouwen vergroot
- Stimuleren: aanmoedigen om zaken te doen om zelfstandigheid te bevorderen
- Sturen: leiding geven door zeggen wat verwacht wordt en grenzen te stellen.
2.2 Opvoedingsstijlen
2.2.1 De niet – ontvankelijke ouder
Het kind leert dat gevoelens verkeerd, ongepast en ongeldig zijn. Ouders willen dat negatieve
gevoelens snel overgaan en tonen weinig belangstelling. Gelooft dat negatieve emoties een slechte
invloed hebben op de ouders. Het kind leert dat er iets mis is met hen en er kunnen problemen
opduiken om eigen emoties te reguleren (ook als volwassenen)
2.2.2 De afkeurende ouder
Gedraagt zich negatiever als de niet – ontvankelijke ouder en geloven dat emoties de mens
verzwakken. Kinderen moeten emotioneel sterk zijn met dezelfde gevolgen als de niet –
ontvankelijke ouder. De ouder beoordeelt en bekritiseerd de emotionele expressie en wijst terecht.
2.2.3 De laissez – faire ouder
Accepteert elke emotionele expressie van het kind en biedt weinig leiding wat gedrag betreft. De
ouder staat veel toe en stelt geen grenzen. Het kind leert niet zijn gevoelens te reguleren, heeft
moeite met concentratie, vriendschapsbanden en omgang met andere kinderen.
,2.2.4 De emotioneel coachende ouder
Beschouwt de negatieve emoties van een kind als een gelegenheid om vertrouwelijk met elkaar te
kunnen zijn. Heeft respect voor de emoties van een kind. Het kind leert om te vertrouwen op
gevoelens en om emoties te reguleren. Hebben een sterk zelfrespect en kunnen meestal goed leren
en omgaan met anderen.
3 Problemen in de ontwikkeling van kinderen
3.1 Ontwikkelingsachterstand
Als een kind een beetje afwijkt van het gemiddelde kind
3.2 Ontwikkelingsstoornis
Als een kind erg afwijkt van het gemiddelde kind van zijn of haar leeftijd
3.2.1 Mentale retardatie
intellectuele stoornis of mentale handicap is de naam voor een ontwikkelingsstoornis waarbij de
verstandelijke vermogens zich niet met de normale snelheid ontwikkelen en meestal ook nooit een
normaal niveau bereiken.
Syndroom van down
Aangeboren chromosomale afwijking. Personen met Down syndroom hebben een lichte tot ernstige
verstandelijke beperking, vertonen specifieke gelaatskenmerken en zijn klein van gestalte.
Ontwikkelingsvertraging, verstandelijke beperking, hartproblemen, visusproblemen,
gehoorproblemen, schildklierproblemen, maag – en darmproblemen, genitale problemen,
tandproblemen, neurologische problemen, voedingsproblemen, groeiproblemen
Fragiele X – syndroom
Grote afstaande oren, langgerekt gezicht met brede kin en hoog breed voorhoofd, ontbrekende plooi
van het ooglid, over bewegelijke gewrichten en zachte huid in de handpalm en overtollige huid op de
handrug, grote testikels, verhoogde kans op platvoeten, verstoorde motoriek.
Angelman syndroom
Aangeboren neurologische ontwikkelingsstoornis waarbij patiënten typische gelaatskenmerken
hebben, epilepsie, ontbrekende spraakontwikkeling en een ernstige verstandelijke beperking.
Happy puppet syndroom
Kinderen zijn vaak vrolijk en hebben het gedrag een blije puppy.
Syndroom van Prader – Willi
Gekenmerkt door een spierzwakte bij de geboorte waardoor ze als baby vaak voedingsproblemen
hebben. Ze hebben rond de peuterleeftijd een ongeremde eetlust met toename van gewicht.
Patiënten hebben hormontekort, verminderde spiermassa, ontwikkelingsvertraging en
gedragsproblemen.
Syndroom van Williams
ontwikkelingsstoornis met typische persoonlijkheidskenmerken en typisch gedrag, gekenmerkt door
een uniek patroon van emotionele, fysische en mentale sterktes en zwaktes.
Syndroom van Rett
, Een ernstige aangeboren afwijking die leidt tot een ernstige mentale en fysieke beperking. Komt
alleen voor bij meisjes omdat jongens met de aandoening niet levensvatbaar zijn. De achteruitgang
verloopt vanaf 18 maanden met een verbetering vanaf 2 jaar. Gekenmerkt door minder snelle groei
van het hoofd en een verminderde handvaardigheid.
3.3 Leerstoornissen
3.3.1 Dyslexie
Woordblindheid wat een verzameling is voor een aantal aandoeningen gepaard met problemen met
vooral geschreven taal. Er zijn verschillende vormen en gradaties mogelijk met verschillende
achterliggende oorzaken. Erfelijkheid speelt een grote rol. Het IQ is normaal.
3.3.2 Dyscalculie
Complexe rekenstoornis waarbij problemen voordoen bij het aanleren van rekenkundige
vaardigheden waarbij het rekeninzicht er wel is. Gaat gepaard met het moeilijk aanleren van getal-
en volumebetekenissen, van wiskundige procedures en verminderde ruimtelijke oriëntatie.
3.3.3 Disorhografie
Opvallende en hardnekkige spellingsmoeilijkheden met vaak een gestoord handschrift wat moeilijk
leesbaar is.
3.4 Motorische stoornissen
3.4.1 Dyspraxie
Stoornis in de ontwikkeling van coördinatie van bewegingen. Houterige bewegingen met moeite met
het doseren van kracht, moeite met het starten en stoppen van bewegingen. Kenmerken zijn het
trillen bij de aanzet van een beweging, moeilijk leesbaar handschrift, moeite met tijdsdruk en tragere
verwerking van visuele informatie.
3.5 Communicatiestoornissen
3.5.1 Stotteren
“onregelmatigheden in het spreekritme, waarbij de spreker precies weet wat hij wil uitdrukken, maar
daar op het ogenblik niet in slaagt, doordat zich een onvrijwillige herhaling, verlenging of
onderbreking van een klank voordoet” De exacte oorzaak is nog niet achterhaald.
- Openlijk stotteren zijn de blokkades en herhalingen tijdens het spreken een opvallend kenmerk.
- Verborgen stotteren blijft dit voor de buitenwereld onzichtbaar door het vermijden van
moeilijke woorden of spreekangst.