BOVENSTE EXTREMITEIT EN
CERVICOTHORACALE REGIO
2ste master revalidatiewetenschappen en
kinesitherapie – Universiteit Antwerpen
,EXAMEN
40% theorie
60% praktijk
- Uitgebreide casus (onderzoek/behandeling opstellen + techniek) – 40%
o Anamnestisch verhaal dat heel breed is → hypothesen en onderzoeksdoelstellingen?
o Anamnese + onderzoeksresultaat → behandeldoelstellingen en behandelplan?
- Korte techniek-vraag – 20%
Voorbereidingstijd
- Officieel 20 min, maar soms 30 min of langer → dit is echt zo!
- Tip: begin met casus voor te bereiden, op 10 min heb je wel door wat de techniek inhoudt
Leerstof: cursus, praktijklessen + relevante curriculumonderdelen voorbije jaren
Noceboprincipe
- Als handeling schade zou kunnen toebrengen aan patiënt, dan ben je niet geslaagd
- Bv. radiculair syndroom en je doet ULTT en arm ineens strekken → niet geslaagd
- Bv. hoogreactieve patiënt en dan grote draaibeweging → niet geslaagd
Tips
- Ook al zie je Joris voor je neus zitten op het examen, dan kan je nog altijd moeten vermelden dat
er iets aan de schouder gedaan moet worden
- Neurogene casus en je gaat in richting van spierbehandeling, dan gaat Joris je vragen blijven
stellen tot je beseft dat je fout bent
o Als je jou mening blijft behouden, dan gaat hij je tegenhouden
- Als Joris een vraag stelt, kan het goed zijn, maar je kan ook verkeerd bezig zijn
,THEORIE BOVENTE
EXTREMITEIT
Bovenste extremiteit en cervicothoracale regio
1
,2
,BEHANDELING VAN
SCHOUDERINSTABILITEIT
1. Relevante anatomie
1.1 Mobiliteit versus stabiliteit
Gewricht moet …
- Zeer mobiel zijn
- Moet stabiel zijn: niet bij elke beweging een ontwrichting
o Schouderontwrichting is anders dan een heup- of knie-ontwrichting
MISMATCH RESULTEERT IN HOGE MOBILITEIT
Oppervlakte humeruskop groter dan cavitas glenoidalis → heel veel mobiliteit
1.2 Statische stabilisatoren
- Articulaire congruentie: labrum en kraakbeen
o Zuignap waardoor bol bij elke beweging tegen de kom aangezogen wordt
- Kapsel en ligamenten
o Ligamenten verbinden 2 uiteinden met elkaar
o Glenohumerale ligamenten: ligamenten die ter sprake komen wanneer we spreken van
pathologie
Inferior glenohumeraal ligament
- Ligament dat in rust doorhangt = hangmat
- Interne rotatie schouder → posterieur ligament spant op
Bankart laesie
Loslating/scheur van hangmat aan kant van cavitas glenoidalis
1.3 Dynamische stabilisatoren
Actieve contractie rotatorcuff + correct scapulothoracaal ritme =
gewrichtscompressie
Niet iedereen met een letsel moet geopereerd worden, met aangepaste
oefentherapie kan er goed getraind worden waardoor een goede stabiliteit
bereikt kan worden
Scapulothoracaal ritme is belangrijk! → bv. zeehond die bal balanceert op
hoofd: lichaam zeehond is zeer stabiel, scapula is stabiel
3
, 2. Klinische examinatie
2.1 Klinische classificatie
- Dislocatie/subluxatie
- Anterior/posterior/multidirectioneel
- Acuut/recurrent/chronisch (locked)
- Traumatisch/atraumatisch
- Met/zonder laksheid
- Vrijwillig/onvrijwillig
BILATERAAL EN SYMMETRIE → vanaf dat je assymmetrie ziet, verwacht je iets van pathologie
- ROM actief en passief + rotatorcuff
- Hyperlaxiteit
- Anterieure instabiliteit
- Inferieure instabiliteit
- Posterieure instabiliteit
- Beweging van de scapula
2.1.1 ROM actief en passief + rotatorcuff
Elevatie, exorotatie en endorotatie = belangrijke richtingen om te testen
- Geen limitaties
- Symmetrisch
- Test voor rotatorcuff kracht
Voorbeelden
- Mogelijk frozen shoulder?
- Asymmetrische actieve en passieve exorotatie
- Wat zou dit kunnen zijn?
o Frozen shoulder na een trauma zo snel en hevig lijkt onlogisch
o Fractuur kan, maar er is geen RX genomen, enkel echo
o AC-luxatie geeft glenohumeraal geen beperking
o Rotatorcuff scheur: maar dan zou passief bewegen wel mogelijk zijn, actief bewegen niet
o Conclusie: glenohumerale luxatie in posterieure richting = locked posterior dislocation
4