AANVANKELIJKE DIDACTIEKEN
1. AANVANKELIJK SCHRIFT
INLEIDING
Heeft het aanleren van handschrift nog nut? Waarom?
Schrijven is een complex motorische activiteit. Door het aan te leren, stimuleren we de ontwikkeling van
grote en fijne motoriek
Handschrift stimuleert de ruimtelijke oriëntatie; beslissingen nemen over plaatsing, letterafstand,
woordafstand, regelschikking, de verhouding tussen letters, L of R, …
Het leren schrijven versterkt het leren lezen door dat het schriftbeeld vastgelegd wordt in motorisch
geheugen
Schrift/schrijven is bewegen, communiceren en oriënteren
WAT IS (AANVANKELIJK) SCHRIFT?
Definitie: Schrijven is een complexe, motorische activiteit met cognitieve, motorische, creatieve, ruimtelijke en
culturele aspecten, die bestaat uit doelgerichte bewegingen
SCHRIJVEN IS BEWEGEN
= Gecoördineerde handelingen
Samenspel van hand en vingers met onder- en bovenarm en de schouder => enkel spieren die
schrijfhandeling uitvoeren, mogen geactiveerd worden ; fijne motoriek met correcte pengreep
Stabiele houding om rechtop te zitten en andere lichaamsdelen stil te houden; grove motoriek
DE SCHRIJFBEWEGING: DRIE GROTE DEELBEWEGINGEN
De grote progressie; onderarm van links naar rechts, met elleboog als scharnierpunt
De kleine progressie; pols maakt boogbeweging, pols als scharnierpunt
De inscriptie; buigen en strekken van de duim en de vingers van de schrijvende hand
o Soepel samenspel van volgende bewegingen om vlot te schrijven
Neerwaartse schrijfbeweging: wijsvinger duwt schrijfmateriaal naar beneden
Opwaartse schrijfbeweging: duim duwt schrijfmateriaal naar boven
Zijwaartse beweging: duim duwt op schrijfmateriaal
HET MENTALE SCHRIJFPROCES: DRIE STAPPEN
Motorische langetermijngeheugen: juiste bewegingsinformatie van letter + letters die erna komen
(schrijfwijze ‘b’ kan afwijken in het woord beer of bord)
Motorische kortetermijngeheugen: bewegingsinformatie tijdelijk bewaard + rekening houden met
ruimtelijke en tijdelijke parameters; zal de letter groot of klein, langzaam of snel, recht of schuin, …
geschreven worden
Spieracties zetten die aangepaste bewegingsinformatie om
1
,DE LETTERVORMEN: DEELBEWEGINGEN
De ophaal: schrijfbeweging van beneden naar boven
De neerhaal: schrijfbeweging van boven naar onder
De zijwaartse haal: schrijfbeweging van links naar rechts
Agonisten en antagonisten hebben bepaalde spierspanningsverhouding om deelbewegingen uit te voeren
Agonist trekt samen waardoor schrijfsnelheid toeneemt, in de helft van de haal wordt de antagonist
samengetrokken waardoor schrijfsnelheid afneemt
Deelbewegingen: de volgorde, draairichting en verhouding van de halen
SCHRIJVEN IS ORIËNTEREN
Oriënteren op schrijfvlak:
Begrippen beheersen: onder, boven, voor, na, eerste, laatste, hoog, laag, rechts en links
Ruimtelijke organisatie: schrijfrichting, de afstand tussen woorden en regels en de bladspiegel
SCHRIJVEN IS COMMUNICEREN
Taalbewustzijn of metalinguïstisch bewustzijn doorloopt vier fasen
1. Drie jaar: schrijfgedrag imiteren, tekenen, … => inzicht groeit dat schrijven en tekenen van
representatiesysteem verschillen
2. Experimenteren met lettervormen; drukletters of cursieve letters => schrijfmotivatie. Hoe intenser ze
experimenteren met lettervormen, hoe herkenbaarder die worden voor omgeving
3. Twee inzichten verworven: schrijven heeft een functie en geschreven taal verwijst naar gesproken taal, bv. je
eigen naam schrijven onder je tekening
4. Zes jaar: hoe gesproken taal omzetten in geschreven taal? Drie afspraken die ze moeten leren:
a. De chronologische ordening van klanken bij gesproken taal -> geschreven taal van L->R, boven naar
onder
b. De opeenvolging van klanken bij gesproken taal – aaneenschakeling van lettertekens bij geschreven
taal
c. In geschreven taal worden spaties aangeduid door woordgrenzen
DOELEN VAN AANVANKELIJK SCHRIJFT
Het aanvankelijk schrijfonderwijs:
Heeft een overwegend technisch karakter
Legt veel nadruk op het quasi onmiddellijk schrijven van zinvolle verbindingen
Streeft naar een leesbaar handschrift dat vloeiend tot stand komt (proces- en productgericht)
LEERPLANDOELEN
2
,> Motorische en zintuigelijke ontwikkeling
DOELEN OP KLASNIVEAU
Alle letters van het kleine alfabet kunnen schrijven, afzonderlijk en in woordverband
o Van afzonderlijke letters wordt er onmiddellijk overgegaan naar het verbinden van twee letters in
letterparen of drie- of meerletterwoorden
o Volgorde aanleren van de letters bepaald door complexiteit van de schrijfbeweging
Ideale volgorde vanuit schrijfmotorisch standpunt niet hetzelfde als leestechnisch standpunt
Alle hoofdletters kunnen schrijven, afzonderlijk en in woordverband
o In tweede leerjaar
Een juiste pengreep en schrijfhouding kunnen aannemen en het schrijfblad op een correcte wijze kunnen
leggen
o Hebben invloed op leesbaarheid en het tempo van het handschrift, ook om oog- en rugklachten te
vermijden
Vloeiend en in een behoorlijk tempo kunnen schrijven
o Voor vloeiend handschrift is het volgende van belang:
De lettervormen vertonen een duidelijke halenstructuur en zijn gericht op doorverbinden
Specifiek op verbindingen oefenen
Aandacht voor weinig haperingen, onnodige stilstanden of penopheffingen
Leesbaar kunnen schrijven
o Geen exacte kopie van voorbeeldletter, maar leesbare kopie!
Attitudes verwerken die een gunstige invloed hebben op het schrijfgedrag en het handschrift
o Het ‘graag schrijven’ mag niet in gevaar komen
LESOPBOUW: VERLOOP
ORIËNTEREN
Introductie lettervorm
Grofmotorisch en vrijwel onbegrensd beweging letter nadoen
VERWERVEN
VERKENNEN/BEWUSTMAKEN VAN DE LETTERVORM; OP VIER VERSCHILLENDE MANIEREN
1. Visueel
Demonstratie letter tussen de schrijflijntjes -> lln prenten beweging visueel in
2. Verbaal
Ondertussen verwoord lkr de schrijfbeweging, refererend naar de schrijflijntjes ; dynamische verwoording
o Voorbeeld v: “We vertrekken in het midden van het spoor, we gaan schuin naar omhoog tot aan de
bovenste spoorlijn, we gaan recht naar beneden tot aan de onderste spoorlijn, we draaien naar
rechts, we gaan recht naar omhoog tot aan de bovenste spoorlijn, we gaan in een bocht naar
beneden tot in het midden van het spoor”
Statische verwoording: onderdelen van letter worden benoemd, bv. rondje en een stokje (a)
Soms metafoor van het huis: ‘de zolder’, ‘het plafond’, ‘de vloer’ en ‘de kelder => het plafond en de vloer
zijn de spoorlijnen, de zolder en de kelder zijn de steunlijnen
3
, Kleine letters ingedeeld in drie groepen:
o Rompletters: worden precies tussen de twee spoorlijnen geschreven
o Lusletters: met een lus tot aan de bovenste of onderste steunlijn
o Stokletters: met een stok boven of onder de spoorlijn
3. Proprioceptief
Het ontstaan van de bewegingsvoorstelling wordt gestimuleerd door het voelen van de schrijfbeweging
o Bv. letter in lucht meedoen, met vinger op bank, met wasco op ongelijnd blad, in het zand, …
De lln zien de letter + terugkoppeling naar spieren
Eerst grofmotorisch aangeleerd, daarna overgang naar fijnmotorische uitvoering
4. Visueel-analytisch
Lettervorm wordt in zijn samenstellende halen geanalyseerd
Oriënteringspunten plaatsen bij het begin en einde van elke haal (een stip)
Lln krijgen zo inzicht in de structuur; belangrijk voor inprenting van de bewegingsinformatie
OVERTREKKEN VAN DE LETTERVORM
Voorbereidende activiteit om vertrouwd te raken aan beweging
Oefening op hand-oogcoördinatie, niet op de motoriek
SCHRIJVEN VAN DE LETTERVORM: LOS EN IN VERBINDING
Eerst enkele keren los, daarna in verbinding met woorden of in een zin
Onmiddellijk controleren of letter en verbinding correct zijn uitgevoerd
VERWERKEN
Individueel in schrift; als lkr houd je evaluatie bij
AFRONDEN
Terugblikken op schrijftechnische moeilijkheid; gebruik maken van halenstructuur (visueel-analytische voorstelling)
Tijdens de lessen aandacht voor zit- en schrijfhouding, de pengreep en de bladlegging
In eerste en tweede leerjaar wordt pet les klemtoon gelegd op slechts één aspect
Ook ontspanningsoefeningen doen, meermaals per schrijfactiviteit om krampen te voorkomen (voor, tijdens en na)
Vuist maken, openen, sluiten
Met de polsen draaien met open hand en gespreide vingers
Met de handen ‘wapperen’ vanuit pols
…
4