1
Literatuurlijst Capita Selecta Therapy CGT bij Eetstoornissen
1.Theorieën over eetstoornissen
Fairburn, C. G., Cooper, Z., & Shafran, R. (2003). Cognitive behaviour therapy for eating disorders: A
“transdiagnostic” theory and treatment. Behaviour research and therapy, 41(5), 509-528.
Williamson, D. A., White, M. A., York-Crowe, E., & Stewart, T. M. (2004). Cognitive-behavioral
theories of eating disorders. Behavior Modification, 28(6), 711-738.
https://dx.doi.org/10.1177%2F0145445503259853
2.Protocollen/ behandeling
Jansen, A., Elgersma, H. J., & Mulkens, S. (2020) Boulimia nervosa en verwante eetstoornissen. In:
Braet, C. en Bögels, S. (red.) Protocollaire behandelingen voor kinderen met psychische
klachten. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Van den Berg, E., Schlochtemeijer, D. (2017). Protocollaire behandeling van patiënten met anorexia
nervosa. - cognitive therapy enhanced. In: Keijsers, G., van Minnen, A., Verbraak, M.,
Hoogduin, K., Emmelkamp, P. (red) Protocollaire behandelingen voor volwassenen met
psychische klachten. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
VGCt podcast over anorexia nervosa, BED, https://kennisnet.vgct.nl/bericht/podcast-anorexia-
nervosa/
VGCt podcast over ARFID https://kennisnet.vgct.nl/bericht/podcast-arfid/
VGCt podcast over eetbuistoornis https://kennisnet.vgct.nl/bericht/podcast-bed/
Filmpje over eetbuistoornis: De grootste eetstoornis waar je nog nooit van hebt
gehoord – YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=9Zi2AqpKGyo
3.Exposure
Butler, R. M., & Heimberg, R. G. (2020). Exposure therapy for eating disorders: A systematic review.
Clinical Psychology Review, 78, 101851.
4.Eten
Cardi, V., Leppanen, J., Mataix‐Cols, D., Campbell, I. C., & Treasure, J. (2018). A case series to
investigate food‐related fear learning and extinction using in vivofood exposure in anorexia
nervosa: A clinical application of the inhibitory learning framework. European Eating
Disorders Review, 27, 173-181. doi.org/10.1002/erv.2639
Steinglass, J. E., Albano, A. M., Simpson, H. B., Wang, Y., Zou, J., Attia, E., & Walsh, B. T. (2014).
Confronting fear using exposure and response prevention for anorexia nervosa: A
randomized controlled pilot study. International Journal of Eating Disorders, 47(2), 174-180.
doi.org/10.1002/eat.22214
Jansen, A., Schyns, G., Bongers, P., & van den Akker, K. (2016). From lab to clinic: Extinction of cued
cravings to reduce overeating. Physiology & behavior, 162, 174–180.
https://doi.org/10.1016/j.physbeh.2016.03.018
Protocol cue exposure (from: Jansen, A. (1998). A Learning model of binge eating: cue reactivity and
cue exposure. Behaviour Research and Therapy, 36, 257-272.)
5.Lichaam
Jansen 2013 Jansen, A.. Voorwinde, V., Hoekbink, Y.Rekkers, M., Martijn, C. & Mulkens, S, (2013)
Ontevreden over uw lichaam? Voor de spiegel! En dan? Exposure aan wat eigenlijk?
Gedragstherapie, 46, 57-75.
Griffen, T.C., Naumann, E., & Hildebrandt, T. (2018). Mirror exposure therapy for body image
disturbances and eating disorders: A review. Clinical Psychology Review, 65, 163–174.
https://doi.org/10.1016/j.cpr.2018.08.006
,2
6. Aandachtspunten / technieken
Waller, G., Pugh, M., Mulkens, S., Moore, E., Mountford, V. A., Carter, J., Wicksteed, A., Maharaj, A.,
Wade, T. D., Wisniewski, L., Farrell, N. R., Raykos, B., Jorgensen, S., Evans, J., Thomas, J. J.,
Osenk, I., Paddock, C., Bohrer, B., Anderson, K., Turner, H., … Smit, V. (2020). Cognitive-
behavioral therapy in the time of coronavirus: Clinician tips for working with eating disorders
via telehealth when face-to-face meetings are not possible. International Journal of Eating
Disorders, 53(7), 1132–1141. https://doi.org/10.1002/eat.23289
Fairburn, C. G., & Wilson, G. T. (2013). The dissemination and implementation of psychological
treatments: problems and solutions. International Journal of Eating Disorders, 46(5), 516–
521. https://doi.org/10.1002/eat.22110
Waller, G., & Mountford, V. A. (2015). Weighing patients within cognitive-behavioural therapy for
eating disorders: How, when and why. Behaviour research and therapy, 70, 1–10.
https://doi.org/10.1016/j.brat.2015.04.004
Mulkens, S., de Vos, C., de Graaff, A. & Waller, G. (2018). To deliver or not to deliver cognitive
behavioral therapy for eating disorders: Replication and extension of our understanding of
why therapists fail to do what they should do. Behaviour Research and Therapy, 106, 57-63.
https://doi.org/10.1016/j.brat.2018.05.004
Handout over starvation (uit; Dalle Grave & Calugi, 2020)
7.Nieuwe (onderzoeks)ontwikkelingen
Mulkens, S., & Waller, G. (2021). New developments in cognitive-behavioural therapy for eating
disorders (CBT-ED). Current opinion in psychiatry, 34(6), 576–583.
https://doi.org/10.1097/YCO.0000000000000745
Roefs, A., Lemmens, L., & Jansen, A. (2019). Eetstoornissen als een netwerk van symptomen.
Gedragstherapie.
Jansen, A. (2016). Eating disorders need more experimental psychopathology. Behaviour Research
and Therapy, 86, 2-10. dx.doi.org/10.1016/j.brat.2016.08.004
8.Walging
Glashouwer, K. A., & de Jong, P. J. (2020). Walging als de motor achter voedselrestrictie in anorexia
nervosa. Tijdschrift voor Gedragstherapie, 3, 174-186.
Porras-Garcia, B., Ferrer-Garcia, M., Serrano-Troncoso, E., Carulla-Roig, M., Soto-Usera, P., Miquel-
Nabau, H., … Gutiérrez-Maldonado, J. (2021). AN-VR-BE. A randomized controlled trial for
reducing fear of gaining weight and other eating disorder symptoms in anorexia nervosa
through virtual reality-based body exposure. Journal of Clinical Medicine, 10(4), 682.
doi.org/10.3390/jcm10040682
9.ARFID
Howard, M., Hembry, P., Rhind, C., Siddall, A., Uddin, M. F., & Bryant-Waugh, R. (2023). Cognitive
behaviour therapy (CBT) as a psychological intervention in the treatment of ARFID for
children and young people. the Cognitive Behaviour Therapist, 16, e5.
Zimmerman, J., & Fisher, M. (2017). Avoidant/restrictive food intake disorder (ARFID). Current
problems in pediatric and adolescent health care, 47(4), 95-103.
Thomas, J. J., & Eddy, K. T. (2018). Cognitive-behavioral therapy for avoidant/restrictive food intake
disorder: children, adolescents, and adults. Cambridge University Press. Hoofdstuk 1, 4 en 5
,3
Samenvatting Capita Selecta Therapy CGT bij Eetstoornissen
1) Theorieën over eetstoornissen
Artikel 1: Cognitive behaviour therapy for eating disorders: a ‘transdiagnostic’ theory and
treatment.
Introduction
Het artikel richt zich op de psychopathologische processen die verantwoordelijk zijn voor de
voortdurende aanwezigheid van ernstige eetstoornissen. Het begint met een focus op bulimia
nervosa en de cognitieve gedragstherapie (CBT-BN) ervan, omdat deze goed gespecificeerd en
uitgebreid bestudeerd zijn.
Cognitive behaviour therapy for bulimia nervosa
De cognitief-gedragstheorie die bulimia nervosa verklaart, benadrukt een disfunctioneel
zelfwaarderingssysteem als centraal voor het in stand houden van deze stoornis. Mensen met
eetstoornissen beoordelen zichzelf voornamelijk op basis van hun eetgewoonten en lichaamsbeeld,
waarbij controle over eten, gewicht en vorm obsessief wordt nagestreefd. Deze overwaardering leidt
tot extreme gedragingen zoals dieetbeperking, braken, en lichaamscontrole.
Het enige kenmerk dat niet direct een uitdrukking lijkt van de kernpsychopathologie is het 'binge
eating' (episodes van ongecontroleerd overeten). De theorie stelt dat binge eating grotendeels
voortkomt uit de manier waarop deze patiënten proberen hun eten te beperken, eerder dan uit een
daadwerkelijk energietekort. Deze patiënten reageren negatief op het breken van strenge dieetregels,
waardoor ze tijdelijk stoppen met hun inspanningen om hun eten te beperken. Dit kan leiden tot
episodes van binge eating, wat op zijn beurt de kernpsychopathologie versterkt door zorgen over het
controleverlies te vergroten en zo nog meer dieetbeperking aan te moedigen. Negatieve zelfevaluatie
versterkt dit patroon, waarbij patiënten zichzelf de schuld geven van niet voldoen aan hoge
standaarden, waardoor ze nog harder streven naar controle over eten en gewicht.
De cognitief-gedragstheorie van bulimia nervosa suggereert dat behandeling niet alleen gericht moet
zijn op binge eating, maar ook op dieetbeperking, emotieregulatie en negatieve zelfbeoordeling over
gewicht en vorm. De bijbehorende cognitief-gedragstherapie is ontworpen om deze aspecten aan te
pakken en omvat 15-20 sessies verspreid over vijf maanden.
Uit onderzoek blijkt dat CBT-BN effectief is voor bulimia nervosa, maar slechts ongeveer de helft van
de patiënten reageert volledig en blijvend. Dit roept de vraag op waarom niet meer mensen beter
worden. Mogelijke redenen voor de beperkte respons zijn:
- De theoretische basis van CBT-BN richt zich mogelijk op verkeerde mechanismen, hoewel er
sterke argumenten zijn dat dit niet het geval is.
- Mogelijk is CBT-BN niet optimaal toegepast in onderzoeken, hoewel dit onwaarschijnlijk lijkt
gezien de expertise van onderzoekers, al zijn er nog geen gegevens over de mate van
behandelingsnaleving gepubliceerd.
- Hoewel de basis van CBT-BN-theorie geldig is, zijn de bestaande behandelingen soms niet
krachtig genoeg. Verbeteringen in CBT-BN zouden kunnen komen door het gebruik van
nieuwe cognitief-gedragstherapeutische methoden en door meer aandacht te besteden aan
aspecten zoals lichaamscontrole.
- Sommige experts suggereren dat de huidige theorie te beperkt is en zich vooral richt op
specifieke psychopathologie van eetstoornissen. Daarom pleiten zij voor een bredere aanpak
van mechanismen die bulimia nervosa in stand houden. Ze hebben zelf een nieuwe
benadering ontwikkeld om dit te ondersteunen.
, 4
A new cognitive behavioural theory of the maintenance of bulimia nervosa
De nieuwe theorie bouwt voort op de oorspronkelijke theorie van eetstoornissen door aan te geven
dat bij bepaalde patiënten vier extra mechanismen het moeilijk maken om veranderingen te
bewerkstelligen. Deze mechanismen omvatten:
- Klinisch perfectionisme: waarbij patiënten streven naar hoge standaarden en prestaties, kan
samengaan met eetstoornissen en angst voor fouten, constante aandacht voor prestaties en
zelfkritiek veroorzaken, waardoor de eetstoornis in stand blijft. Het corrigeren van klinisch
perfectionisme kan mogelijk verandering vergemakkelijken.
- Laag zelfbeeld: Sommige patiënten met boulimia nervosa ervaren naast zelfkritiek een
diepgeworteld negatief zelfbeeld dat losstaat van hun eetstoornis. Dit "kern lage zelfbeeld"
belemmert verandering op twee manieren: het zorgt voor hopeloosheid over verandering en
motiveert hen juist om strenger te streven naar controle over eten, vorm en gewicht. Deze
patiënten hebben moeite met verandering vanwege sterke negatieve denkpatronen,
waardoor elk gepercipieerd "falen" hun algehele negatieve zelfbeeld bevestigt.
- Moeite met omgaan met intense stemmingen: Patiënten met "mood intolerance" hebben
moeite met het omgaan met emotionele toestanden en gebruiken soms schadelijk gedrag,
zoals zelfbeschadiging of het gebruik van psychoactieve middelen, om emoties te reguleren.
Bij mensen met boulimia nervosa kunnen eetbuien, braken en intensief sporten ook worden
gebruikt om stemmingen te beïnvloeden. Het is onduidelijk of deze patiënten daadwerkelijk
intensere stemmingen ervaren of dat ze er gevoeliger voor zijn, maar cognitieve processen
spelen een rol bij het versterken van deze reacties.
- Interpersoonlijke problemen: Interpersoonlijke problemen spelen een belangrijke rol bij het
in stand houden van eetstoornissen. IPT, gericht op deze problemen, lijkt vergelijkbare
langetermijneffecten te hebben als cognitieve gedragstherapie. Familieconflicten, sociale
druk en negatieve interacties kunnen eetgedrag beïnvloeden. IPT helpt patiënten omgaan
met deze problemen en biedt nieuwe sociale kansen, wat mogelijk leidt tot veranderingen in
zelfevaluatie en minder focus op eten en gewicht. IPT lijkt effectief door interpersoonlijke
moeilijkheden aan te pakken.
A transdiagnostic perspective
De kernpsychopathologie van anorexia nervosa vertoont sterke overeenkomsten met bulimia
nervosa. Beide stoornissen worden gekenmerkt door een overmatige nadruk op eten, vorm en
gewichtsbeheersing. Patiënten met anorexia vertonen vergelijkbare rigide eetgedragingen, zoals
vasten en overmatige lichaamsbeweging. Hoewel het overeten minder prominent is bij anorexia, kan
het toch voorkomen. Het belangrijkste onderscheid ligt in het evenwicht tussen onder- en overeten
en de impact op lichaamsgewicht: bij bulimia heffen deze elkaar vaak op, terwijl bij anorexia
ondereten de overhand heeft, wat leidt tot een extreem laag gewicht en symptomen van
ondervoeding. Het is ook opvallend dat sommige patiënten die niet herstellen van anorexia later
bulimia ontwikkelen. Dit suggereert een verschuiving in eetgedrag, waarbij de nadruk op ondereten
vermindert. Dit kan aangeven dat de psychopathologie tussen de twee stoornissen veel
overeenkomsten vertoont, behalve de verschillen in eetgedrag en gewichtseffecten.
Zogenaamde "atypische eetstoornissen" (EDNOS) voldoen niet aan de specifieke criteria van anorexia
nervosa of bulimia nervosa, maar vertonen gelijkenissen met beide. Deze stoornissen zijn minstens
even gebruikelijk als de typische eetstoornissen en omvatten vaak rigide dieetgedrag, soms met
braken, overmatige lichaamsbeweging of binge eating. Net als bij anorexia en bulimia is er een sterke
nadruk op eten, lichaamsvorm en gewichtscontrole.
Mensen met deze atypische stoornissen kunnen van het ene naar het andere eetstoornis-type
verschuiven in de loop van de tijd, afhankelijk van leeftijd en duur van de stoornis. Stoornissen die
beginnen in de adolescentie zijn vaak anorexia-achtig, terwijl die in latere adolescentie of vroege