Wegwijs in de Successiewet
College 1
Hoofdstuk 1 Inleiding
Al sinds het oude Egypte wordt vererving van onroerend goed belast en ook in de vroegste
geschiedenis van Nederland bestaat de heffing in de vorm van successierecht al.
Velen zien de erfbelasting als een onrechtvaardige heffing, omdat het vermogen van erflater
dan meerdere malen aan belasting wordt onderworpen.
Nederland kent verkrijgingsbelasting. De verkrijger krijgt een vermeerdering van zijn
draagkracht en daarom wordt er bij hem belasting geheven.
Er kan daarom ook worden gesteld dat het juist raar zou zijn als je wel inkomstenbelasting
moet betalen voor werk dat je levert, maar geen erfbelasting waar je niets voor hoeft te
doen.
De heffing van erfbelasting is gebaseerd op woonplaats en nationaliteit van erflater. Het zou
logischer zijn om aan te sluiten bij woonplaats en nationaliteit van verkrijger. Hoe dan ook
treedt namelijk vermeerdering op bij verkrijger. Als je nu erft van een buitenlander dan
betaal je namelijk geen erfbelasting, maar als je erft van een Nederlander wel. Echter zou
aanknoping bij woonplaats en nationaliteit van verkrijger problemen kunnen opleveren;
- Controlemogelijkheden van Nederland bij buitenlandse nalatenschappen zijn kleiner
dan bij Nederlandse nalatenschappen.
- OESO-Successiemodelverdrag 1982 gaat uit van woonplaats erflater, dus dat zou een
achterstandspositie opleveren in internationaal kader.
- Meeste landen knopen aan bij woonplaats erflater.
Nederland kent een tweezijdige progressie:
1. Verwantschap tussen erflater en verkrijger tarief neemt toe als verwantschap
afneemt.
2. Grootte verkrijging
Sommigen bepleiten een derde progressie; vermogen van verkrijger voorafgaand aan
verkrijging.
- Voor het is oneerlijk als een arme erfgenaam geld krijgt en alsnog een groot deel
moet afstaan.
- Tegen
o Ongerechtvaardigde discriminatie binnen een gezin kunnen de kinderen
ongelijk worden belast.
o Het is een uitvloeisel van het draagkrachtbeginsel van progressie twee.
o Straf op sparen heb je als erfgenaam een groot vermogen door sparen, dan
betaal je ook meer belasting.
Rechtsgronden heffen belasting
1. Draagkrachtbeginsel hoe meer je krijgt, hoe meer je betaalt.
2. Buitenkansbeginsel zonder dat een tegenprestatie wordt geleverd, verkrijg je
‘onverwacht’ vermogen.
, 3. Sluisgedachte vermogensaanwas krijgt of te maken met inkomstenbelasting of met
erfbelasting.
Deze drie gronden zijn bij herziening van Successiewet 1956 in 2010 expliciet geformuleerd.
4. Loon naar werken belasting heffen over baten die iemand krijgt zonder daarvoor
een prestatie te leveren.
5. Beginsel van de minste pijn
6. Wegnemen van vermogensongelijkheid
Meest overtuigende grond voor Successieheffingen in draagkrachtbeginsel. Overige gronden
hebben een versterkend effect.
Hoofdstuk 2 Het belastbare feit
Verkrijgingsbelasting (Nederland) voor deze heffing wordt bij iedere verkrijging krachtens
erfrecht of schenking gekeken naar iedere individuele verkrijger.
- Nadruk ligt dus op het belasten van de draagkrachtvermeerdering door de verkrijging
aan zijde van verkrijger. Er gelden wel verschillende tarieven voor mate van
verwantschap.
Boedelbelasting (Anglo-Amerikaans) aanknopingspunt voor belasting is de boedel als
zodanig en niet de verkrijgers.
- Van oorsprong hadden wij ook een boedelbelasting. Dit is nog terug te zien in 1 lid 1
sub a SW 1956; erfbelasting wordt geheven over waarde van al hetgeen krachtens
erfrecht wordt verkregen door overlijden van een Nederlandse inwoner.
Belastingen
In de Successiewet 1956 kunnen er twee belastingen worden geheven; erfbelasting en
schenkbelasting (art. 1 SW).
- Erfbelasting verkrijging krachtens erfrecht, door erflater wonende te Nederland.
o Het gaat om verkrijgingen van een erfgenaam, legataris of lastbevoordeelde.
o Verkrijging door uitoefening van een wilsrecht wordt niet gezien als verkrijging
krachtens erfrecht voor de Successiewet (art. 1 lid 5 SW).
- Schenkbelasting verkrijging krachtens gift (art. 7:186 lid 2 BW), door schenker
wonende te Nederland.
o Voldoening aan natuurlijke verbintenis (art. 6:3 BW) is ook een schenking (art.
1 lid 7 SW), tenzij verkrijger voldoet aan voorwaarden van art. 33 onder 12
SW.
o Bevoordeling door verwerping erfgenaam of legataris wordt niet als schenking
aangemerkt. Ook niet als de echtgenoot afziet van de wettelijke verdeling (art.
1 lid 8 SW).
Woonplaats
Het maakt voor schenk- en erfbelasting niet uit waar verkrijger woont. Het gat om de
woonplaats van de schenker/erflater. Als deze niet in Nederland woonde ten tijde van de
schenking/het overlijden, dan is er geen belasting verschuldigd in Nederland.
- De schenk- en erfbelasting zijn beperkt tot het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk (art. 2 lid 3 AWR), dus enkel Nederland (art. 1 lid 1 SW).
Waar iemand woont, wordt bepaald volgens art. 4 AWR. De woonplaats en vestigingsplaat
moeten worden beoordeeld naar feitelijke omstandigheden.
, - Natuurlijk persoon heeft zijn woonplaats in Nederland als hij een duurzame band van
persoonlijke aard heeft.
o De beoordeling van de plaats waar iemand staat ingeschreven in het register
is van ondergeschikte rol. Dit is slechts een aanwijzing. Gekeken kan
bijvoorbeeld worden naar waar iemand werkt, waar iemand na een vakantie
naartoe terugkeert, waar iemands gezin verblijft, bankrekeningen, land van
belastingaangifte.
o In het civiele recht hebben minderjarigen/curandi/personen ten behoeve van
wie mentorschap is ingesteld een afgeleide woonplaats. Fiscaalrechtelijk
hebben zij een eigen woonplaats die wordt vastgesteld aan de hand van art. 4
AWR.
- Rechtspersoon heeft zijn vestigingsplaats waar de feitelijke leiding zich bevindt (art.
1:10 lid 2 BW). Bij een schenking door een rechtspersoon wordt ook gekeken waar
deze rechtspersoon is gevestigd en dat is dan de woonplaats (art. 2 lid 3 SW).
Woonplaatsfictie
- Art. 2 lid 1 SW buiten Nederland verblijvende natuurlijke personen die in dienst
staan tot de Staat worden geacht in Nederland te wonen als zij de Nederlandse
nationaliteit hebben.
o Dit geldt ook voor partner en eigen/stiefkinderen, mits zij jonger zijn dan 27
jaar en door hem worden onderhouden in de zin van art. 1.5 IB jo. 2.1
Uitv.reg. IB 2001.
o Het gaat dan om Nederlandse leden van diplomatieke, permanente en
consulaire vertegenwoordigingen; EU, NAVO, VN, OESO, militairen.
o Woonplaatsfictie vervalt op het moment dat dienstbetrekking eindigt. De
tienjaarstermijn van art. 3 lid 1 SW begint te lopen op het moment dat de
persoon Nederland metterwoon heeft verlaten.
- Art. 3 lid 1 SW indien een persoon binnen een periode van tien jaar na zijn vertrek
overlijdt of een schenking doet en deze persoon bij het verlaten van Nederland de
Nederlandse nationaliteit bezit en dat ook nog heeft bij het overlijden of doen van de
schenking, dan wordt hij geacht in Nederland te wonen op dat tijdstip.
o Deze tienjaarstermijn werkt voor zowel erf- als schenkbelasting.
o Het tegengaan van belastingvlucht was de belangrijkste rechtvaardiging voor
het opnemen van de tienjaarstermijn.
o Bij verlies van de Nederlandse nationaliteit is de tienjaarstermijn niet langer
van toepassing.
o Aanvangen van tienjaarstermijn is het moment van emigratie. Hiervoor wordt
gekeken naar iemands woonplaats en dit wordt op grond van art. 4 AWR naar
omstandigheden beoordeeld.
Verhuizen ze terug naar Nederland dan geldt weer art. 1 SW. Als ze dan
weer emigreren, gaat opnieuw de tienjaarstermijn lopen.
o Als een schenker in gemeenschap van goederen is gehuwd met een
echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit heeft en een schenking doet
uit het gemeenschappelijk vermogen, dan wordt de schenking voor de helft
aan beide echtgenoten toegerekend. Alleen de helft van de schenking van de
Nederlandse echtgenoot valt onder art. 3 lid 1 SW.
, - Art. 3 lid 2 SW een ieder die binnen een jaar na het verlaten van Nederland als
woonplaats een schenking doet, wordt geacht op dat tijdstip in Nederland te wonen.
o Enkel voor schenkingen.
Art. 2 en 3 SW kunnen leiden tot dubbele belastingheffing wanneer de staat waarin erflater
of schenker woont, belasting heft op grond van het woonplaatsbeginsel en de verkrijgers in
Nederland worden belast, omdat erflater of schenker wordt geacht in Nederland te wonen.
Ter voorkoming heeft Nederland met een aantal landen verdragen gesloten.
Tijdstip van verkrijging
De belastingschuld ontstaat op het moment waarop erflater overlijdt of wanneer de
schenking wordt gedaan (art. 7:175 BW). Voor schenkingen onder opschortende voorwaarde
geldt een afwijkende regeling. Deze schenking komt tot stand op het moment dat de
voorwaarde wordt vervuld (art. 1 lid 9 SW). Civielrechtelijk komt deze schenking al tot stand
op het moment van sluiten van de overeenkomst.
- De aangifte voor schenkbelasting hoeft pas ingediend te worden binnen twee
maanden na einde kalenderjaar waarin voorwaarde is vervuld (art. 46 SW).
- Bij het in vervulling gaan van de voorwaarde wordt gekeken naar de waarde van het
goed/het bedrag op dat moment en of op dat moment de schenker nog in Nederland
woonde.
- Als schenker bij vervullen voorwaarde is overleden, wordt geacht krachtens erfrecht
te zijn verkregen.
Bij een ontbindende voorwaarde is direct belasting verschuldigd. Als de voorwaarde wordt
vervuld, kan (een deel van) de betaalde belasting worden teruggevraagd (art. 53 lid 1 SW).
Voor verkrijgingen onder ontbindende voorwaarde van overlijden, met een opschortende
voorwaarde ten gunste van een verwachter (tweetrapsmakingen en -schenkingen, art. 4:141
BW)) geldt dat er belasting wordt geheven op moment van verkrijging onder ontbindende
voorwaarde (art. 21 lid 2 SW), zonder rekening te houden met de last, en bij het in vervulling
gaan van beide voorwaarde wordt wederom belasting geheven over de waarde op het
moment van vervulling opschortende voorwaarde (art. 21 lid 4 SW).
Waarde
De verkrijging wordt gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer op het tijdstip
van verkrijging (art. 21 lid 1 SW). Er is dus een sprake van objectivering van de waardering.
Waarde in het economische verkeer = de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor het
goed meest geschikte wijze na de beste voorbereiding op het tijdstip van de verkoop door de
meestbiedende gegadigde zou worden besteed.
Er gelden echter uitzonderingen:
- Bij tweetrapsmakingen wordt voor de verkrijging onder ontbindende voorwaarde
gekeken naar de waarde van de goederen als zij onvoorwaardelijk waren verkregen
(art. 21 lid 2 SW).
- Verkrijgingen van effecten opgenomen in een prijscourant krachtens art. 5.21 IB (art.
21 lid 3 SW) worden gewaardeerd naar de slotnotering vermeld in de prijscourant.
- Verkrijging van een onroerende zaak in gebruik als een woning naar de WOZ-waarde
(art. 21 lid 5-10 SW).
- Periodieke uitkeringen en vruchtgebruik (art. 21 lid 11 en 14 SW) vaststellen naar art.
5-10 Uitv.besl. SW.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vanhemertjulia. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.