Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
8,7 gehaald! Samenvatting Methoden van Klinische Diagnostiek €4,99   Ajouter au panier

Resume

8,7 gehaald! Samenvatting Methoden van Klinische Diagnostiek

1 vérifier
 76 vues  6 achats
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Zeer korte en bondige samenvatting/stamplijst met alles wat je moet weten voor het tentamen van MKD. Bevat ook oefenvragen en belangrijke markeringen. Ik heb hiermee een 8,7 weten te halen.

Aperçu 3 sur 21  pages

  • Oui
  • 28 décembre 2023
  • 21
  • 2023/2024
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: norametz • 5 mois de cela

reply-writer-avatar

Par: Tessadana • 5 mois de cela

Traduit par Google

Thanks for your review Nora. Sweet!

avatar-seller
Stamplijst

HC 1 + 2 BASISKENNIS
Foutenbronnen Anchoring/primacy effect: uitgaan van eerst verkregen info.
Bv → eerste test zegt ADHD. In het vervolgonderzoek blijf je ervan uitgaan
dat kind ADHD heeft.
Wordt ook wel Excessive data collection: teveel/overbodige data verzamelen.
genoemd: Bv → je neemt meer vragenlijsten af dan nodig
❖ Vuistregels Confirmation bias: je zoekt info die eigen overtuiging ondersteunt
❖ Heuristieken Bv → je vermoedt ADHD, dus ziet de ASS kenmerken niet
❖ Zoekstrategieën Framing: interpreteren van symptomen o.b.v. de wijze waarop het is
❖ bias gepresenteerd.
Bv → positief of negatief gekleurde info beïnvloedt je oordeel
Availibility bias (beschikbaarheidsheuristiek): eerste wat in je
opkomt/informatie die het meest opvalt/beschikbaar is als waarheid zien
Voorbeeld → net kind met ASS gezien, dan zal volgend kind ook wel ASS
hebben
Culturele bias: verkeerd interpreteren van culturele aspecten.
Bv → kind maakt weinig oogcontact, je denkt zal wel ASS zijn. Maar kan ook
zijn dat mensen uit Afrika vanuit cultuur minder oogcontact maken.
Normatieve en Normatief = procedure en regels → bv. wat is een diagnose?
prescriptieve Prescriptief = blootleggen grondkenmerken → bv. hoe kunnen diagnostici het
diagnostiek diagnostisch proces het beste vormgeven?
Klachtanalyse (KA) Verhelderen van klachten en formuleren van hulpvragen
(inside perspectief)
➢ Verhelderende diagnose (ordening van klachten)
Probleemanalyse (PA) Probleemgedragingen beschrijven, benoemen, groeperen en taxeren (BBGT)
op ernst + risicofactoren en protectieve factoren benomen
(outside perspectief)
➢ Onderkennende diagnose (wat is er aan de hand/hoe ernstig is het)
➢ Classificatie

Onderkenning = beoordelen of gedrag ongunstig is en leidt tot
verstoring in functioneren → ja? → er is een probleem
Verklaringsanalyse (VA) Beoordeling welke factoren (condities) het probleem hebben doen ontstaan
of in stand houden (d.m.v. formuleren van verklarende hypothesen en
toetsen van onderzoekshypothesen)
➢ Integratief beeld = hierin wordt in kaart gebracht hoe de verschillende
condities en het probleem zich tot elkaar verhouden. Uit het integratieve
beeld ontstaat de verklarende diagnose.
➢ Verklarende diagnose (verklarende theorie voor het probleem)

Verklaring = getoetste uitspraken over condities (bv. inhibitieprobleem) die
het probleem (moeite met inhibitie) hebben doen ontstaan of in stand
houden // welke factoren (condities) zijn verklarend voor de
gedragsproblematiek?
interventieanalyse (IA) C en D formuleren het interventiedoel, bespreken de in aanmerking komende
type interventies en alternatieven, schat de mogelijke kans van slagen in en
formuleert een uiteindelijke aanbeveling
➢ Indicerende diagnose (aanbevelingen over mogelijke interventies)
Diagnostisch scenario 0-scenario = Na KA besluiten D en C dat volgende stap niet nodig is

, 1-scenario = er is 1 overgang van KA naar andere stap
2-scenario = er zijn 2 overgangen naar een volgende stap
3-scenario = er zijn 3 overgangen naar een volgende stap
Je start altijd met de KA/soms is een 0-scenario voldoende/pad ligt deels vast
Verschil verklarende 1) De VH is niet toetsbaar, de OH wel
hypothese en 2) De VH stel je altijd op voorafgaand aan de OH.
onderzoekshypothese 3) De VH is een wat langer verhaaltje over de veronderstelde samenhang
tussen probleemgedrag en een conditie. De OH is een korte, duidelijke
stelling.

Een goede OH bevat:
Crucialiteit: OH bevat een instandhoudende/verklarende conditie uit de VH
Concreetheid: OH is toetsbaar
Consistentheid: OH vloeit inhoudelijk logisch voort uit de VH

EN:
• is kort en bondig
• bevat geen oorzaak-gevolg
• bevat geen klachtgedrag
• is niet gericht op classificatie
Verschil tussen 1) GI betreft aangeleerde kennis, FI betreft niet-aangeleerde kennis
gekristalliseerde en 2) GI pas je toe o.b.v. ervaring, FI moet je kunnen toepassen zonder ervaring
fluïde intelligentie 3) GI is afhankelijk van scholing en cultuur. En FI is afhankelijk van cognitief
potentieel.
Verschil classificatie en Classificatie = het onderbrengen van kenmerken van de cliënt bij een binnen
diagnose het vakgebied bekend type probleem → bv. ‘ASS’ (kort en bondig label)
Diagnose = de theorie van het individuele geval → bv. langer verklarend
verhaaltje over waarom iemand somber is geworden.

Verschil:
➢ C is een kort en bondig ‘label’ en de D is een wat langer verklarend
verhaal over het hoe en waarom
➢ De C geef je alleen in de PA. Na elke stap van de DC schrijf je een D.
➢ Een C is niet vertaald naar het individuele geval. Een D is wél vertaald
naar het individuele geval.
Waarborg kwaliteit 1) Accountability: sociale verantwoording van diagnostisch handelen
diagnostiek ➢ d.m.v. reflectie (overleg/scholing)
➢ basis voor het aanleggen van richtlijnen = Good practice
2) Liability: juridische verantwoording van diagnostisch handelen
➢ d.m.v. aansluiting bij organisaties (NVO/NIP/BIG)
PA → meten aard + Aard:
ernst ASEBA vragenlijsten (= dimensionaal)
probleemgedragingen Teacher Report Form (leraar 1.5 -5/ 6-18)
Child behavioral checklist (ouder 1.5 -5/ 6-18)
Youth Self Report (kind 11-18)

Uitslagen:
➢ Normaal gebied: T < 65 // P <93
➢ Subklinisch gebied/grensgebied/borderline: 65 < T < 70 // 93 < P < 98
➢ Klinisch gebied: T > 70 // P > 98

, Nadeel: Niet alle gedragingen passen in de syndroomschalen
Oplossing: DSM georiënteerde schalen

DSM georiënteerde schalen (GAF-score) (= categoriaal)
Nadelen:
Lage betrouwbaarheid: GAF-score is onbetrouwbaar
Lage validiteit: want DSM schalen zijn vooral gericht op ‘ernstigere/klinische
groepen’, ASEBA’s meten ‘mildere groepen’ beter

Oplossing: criteria Rutter → onderscheidt mate van ernst v/d stoornis

Ernst:
ASEBA vragenlijsten
10 diagnostische criteria Rutter
HC 3 + 4 + 5 INTELLIGENTIE
Intelligentie Wechsler: vermogen tot doelgericht handelen, rationeel denken en effectief
met omgeving omgaan
Resing & Drenth: verstandelijk vermogen, processen en vaardigheden
G-factor General intelligence factor (Spearman, 1927).

Overkoepelende ‘verklarende’ factor die intelligentie meet.
Alle subtesten samen vormen de G-factor. De G-factor verklaart de
correlaties tussen de subtesten. De correlaties zijn altijd positief door de G-
factor.
CHC-model Catell-Horn-Carrell model

Model waarop intelligentietesten zijn gebaseerd. Wordt gebruikt als
theoretisch kader voor de WAIS en WISC. Bevat 3 niveaus (stratums)
gebaseerd op de:
➢ Theorie van gekristalliseerde en fluïde intelligentie
➢ Driestratumtheorie (Carrol, 1993)
o S1: Specifieke cognitieve vaardigheden (= subtesten, bv.
blokpatronen)
o S2: Brede cognitieve vaardigheden (= subdomeinen, bv.
gekristalliseerde/fluïde intelligentie/werkgeheugen)
o S3: Centraal cognitief proces (= G-factor/IQ)

Onthoud: alle subtesten (stratum 1) correleren uiteindelijk tot de factor-G
(stratum 3), maar zijn wel onderverdeeld in verschillende subdomeinen
(stratum 2)
Soorten Verbale intelligentietesten:
intelligentietesten WPPSI-III (2-7)
WISC-III en de WISC-V (6-16)
➢ Rakit-II (hertest WPPSI-III/WISC-V) (4 -12)
WAIS-IV (16+)
➢ GIT-II (hertest WISC-V/WAIS-IV) (16+)

Non-verbale intelligentietesten:
(voor slechthorenden/kind dat niet goed NL spreekt)
Raven-CPM (verouderd) (4-10) matrix redeneren
SON-R (2-40)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Tessadana. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  6x  vendu
  • (1)
  Ajouter