PEDIATRISCHE ZORG
Deel van Sara Engels
HET GEZONDE KIND: DE ONTWIKKELING
= Elk kind ontwikkeld op zijn/haar eigen tempo en manier. Je kan de ontwikkeling stimuleren maar NOOIT
forceren.
DE MOTORISCHE ONTWIKKELING
= geeft richtlijnen maar is niet bij elk kind hetzelfde, de ene is er rapper met weg dan de andere.
DE GROVE MOTORIEK
= Een pasgeboren baby die op de rug ligt zal altijd het hoofd zijwaarts keren. Naarmate de nekspieren sterker
gaan worden, zal de baby recht naar omhoog kunnen kijken, en het hoofd optillen als het op de buik ligt.
ROND 3 MAAND
= zal de baby het hoofd een tijdje rechtop kunnen houden
Als een baby wakker wordt kan je hem voor korte periodes op de buik leggen (best niet net na het eten)
Je kan dit langzaam opbouwen, maar enkel tijdens toezicht.
BUIKLIGGING HEEFT HEEL VEEL VOORDELEN:
▪ Versterkt de nek, rug, arm – en beenspieren
▪ Stimuleert het optillen van het hoofd en een goede houding
▪ Vergroot de hoofdcontrole
▪ Stimuleert rollen
▪ …
4-5 MAAND
= leert het kind zich vanuit rugligging om op de zijn te rollen. Later zal het kind zich zelfstandig van de buik naar
de rug kunnen omrollen en omgekeerd.
,RONDE DE 6 MAAND
= kan een kind zitten met enige steun of door op eigen handen te steunen.
De baby’s leren zitten rond 6 tot 9 maand afhankelijk van het kind, forceer dit niet met te lang in steun te laten
zitten. VB: met een stoeltje
ROND DE 9 MAAND
= kunnen de meeste kinderen alleen zitten
VANAF 6 TOT 9 MAANDEN
= Kunnen kinderen, met vasthouding onder de oksels, hun evenwicht op hun benen dragen.
De meeste kinderen gebruiken eerst de tijgersluipgang
= Hierbij blijft de buik in contact met de vloer, terwijl de armen en de benen bewegen om vooruit te komen. Veel
kinderen bewegen zich hierbij eerst achteruit.
▪ Sommige kinderen slaan kruipen over en gaan direct gaan lopen
▪ Elk kind kruipt op een andere manier
TUSSEN 9 EN 12 MAANDEN
= Gaan baby’s zich omhoog trekken tot stand. Dit vaak door zich vast te nemen aan VB de tafel en dan zijwaarts
langs de meubels te schuifelen.
ROND DE 14 TOT 5DE MAAND
= Gaan de kindjes hun 1ste stappen zetten.
Dit verschild bij elke kind, de ene gaat veel rapper stappen dan de andere.
Zelfstandig lopen voor 12 maanden of na 18 maanden is eerder een uitzondering.
VANAF 18 MAANDEN
= ontwikkelt de peuter een beter evenwicht, wordt die behendiger, leert rennen, klimmen, fietsen,..
,DE FIJNE MOTORIEK
= dit zijn fijne gerichte bewegingen.
De mate waarin een kind fijne spieren leert beheersen, hangt af van zijn of haar lichamelijke rijpheid en aanleg.
Een baby leert geleidelijk aan fijnere bewegingen te maken met de handen, vingers en voeten.
Een pasgeborene reageert bij bepaalde aanrakingen met allerlei reflexen
VB: het grijpreflex, zuigreflex,..
Rond de leeftijd van 6maand zijn die reflexen meestal verdwenen en vervangen door hogere motorische
functies. De handen ven een pasgeborene zijn gebald tot vuistjes. Op 2 maanden doet een baby de handen af en
toe open. Rond de leeftijd van 3 maanden zijn de handen open.
Vanaf 2-3 maanden is een baby zeer geïnteresseerd door zijn eigen handen. Daarna begint de baby gerichter en
geboeid naar andere voorwerpen te grijpen.
Vanaf 3,5 – 6 maanden kan de baby gericht voorwerpen grijpen en later ook vasthouden.
Tussen de 6 en 9 maanden kan een baby een voorwerp van de ene hand naar de andere hand doorgeven en 2
voorwerpen ter gelijk vathouden.
▪ Het kind gaat voorwerpen verkennen door fijne motoriek te gebruiken
Tussen de 9 en 12 maanden is een kind in staat om een klein voorwerp tussen duim en wijs- en of middenvinger
op te pakken = de pincetgreep.
▪ Dit vraagt verhoogde waakzaamheid van de ouders/kinderverzorgers/VPK
, Vanaf 12 maanden zal het kind complexere bewegingen met de handjes kunnen uitvoeren.
VB: blokjes blouwen, stapelen
Rond de 18 maanden leert een peuter een vork te gebruiken om stukjes eten te prikken en in de mond te
steken. Met een lepel kan dit vroeger.
VAN WIECHENONDERZOEK
= Een onderzoek aan de hand van een lijst die Kind en Gezin doet voor het opvolgen van de ontwikkeling van
baby en peuter.
DOEL
= Om bij elk kind tijdens de eerste 4 levensjaren het tempo en de kwaliteit van de psychomotorische en
neurologische ontwikkeling te volgen, ontwikkelingsstoornissen vroegtijdig op te sporen en eventuele
verwijzingen te ondersteunen.
VOLGENDE ZAKEN WORDEN ONDERZOCHT:
▪ Fijne motoriek
= bewegingen van handen en vingers in combinatie met kijken
VB: naar een speetje kunnen reiken en het vastpakken
▪ Grove motoriek
VB: hoofd kunnen optillen in buiklig, kunnen omrollen, zitten, kruipen,..
▪ Communicatie
VB: reageert je baby met een lach, de eerste woordjes,..
▪ Adaptatie
VB het oplossen van problemen, vormpjes in vormenstoof steken
▪ Persoonlijkheid en sociaal gedrag
VB: spelletjes meespelen, een eigen willetje hebben