Concepten Klinisch Redeneren
Inhoudsopgave:
• Inleiding en situering
o H1: deel 1: 4x4 + tendensen
o H2: deel 2: mensvisie
• Klinische psychologie
o H3: deel 1: lichamelijkheid en emoties
o H4: deel 2: relatie, omgeving en context
o H5: deel 3: motivatie en veranderprocessen
• Functies GGZ
o Gezondheid bevorderen
▪ H6: preventie en sensibilisering
o Eerste aanspreekpunt voor psychische problemen
▪ H7: deel 1: KOP, PrOP en 5P
▪ H8: deel 2: zelfbeeld, innerlijke criticus
▪ H9: deel 3: relaxatie en mindfulness
o Meewerken aan gespecialiseerde psychodiagnostiek en behandeling
▪ H10: deel 1: mentalisatie
▪ H11: deel 2: persoonlijkheid en schema’s
▪ H12: deel 3: DGT-coaching
▪ H13: deel 4: SEO en GGZ bij ouderen
o Samen werken aan herstel
▪ H14: deel 1: herstelgericht werken
▪ H15: deel 2: ervaringsdeskundigheid en stigma (niet kennen)
Hoofdstuk 1: 4x4 + tendensen
1. 4x4 van de klinische psychologie Instituten, dagcentra, CGG, CAW, BW,
thuisbegeleiding, Villa Voortman,
online (bellen/chatten)
Toegankelijker maken en aansluiten
bij woon- en leefsituatie!
Cliëntsysteem: lotgenoten,
Leeftijdsfase, ervaringswerkers, diverse
generatie, opvoeding, disciplines, vrijwilligers, …
gezondheid, opleiding,
Valkuil: denken dat je als enige
werk, interesses, kan helpen voor je CL (wees
relaties, verlies/kans, bewust van verschillende visies,
SES, inkomen, …
middelen! Het is een netwerk!
1
, Hervorming GGZ:
▪ Bedden → stoelen
▪ Vermaatschappelijking v/d zorg
▪ Vanuit vraag (i.p.v. aanbod)
▪ Netwerk/circuits (men bespaart om nu de juiste netwerken te zoeken voor gepaste hulp MAAR men wil
ook verschillende disciplines/experten koppelen aan elkaar en de zorgen doen aansluiten op elkaar
(= zorgcircuits)
▪ Transmuraal (= over de muren heen samenwerken = betrokken partijen staan in verbinding met elkaar)
bv. juridische diensten, financiële diensten, psychologische diensten …
Disciplines:
▪ Intradisciplinair: alleen
▪ Crossdisciplinair: verschillende disciplines maar ze zijn niet in verbinding met elkaar
▪ Multidisciplinair: verschillende disciplines in verbinding met elkaar
▪ Interdisciplinair: hoge integratie/samenwerking tussen verschillende disciplines
▪ Transdisciplinair: samenwerking tussen verschillende disciplines maar men kijkt over de disciplines
heen om te zien welkeen de CL het best kan ondersteunen
H6 H14 – H15
H7 – H8 – H9 H10 – H11 – H12 – H13
2. Tendensen in de GGZ
2.1. Tendensen
▪ Online hulpverlening
▪ Stepped Care: stappenplan om zorggraad en nood te onderzoeken
▪ Vermaatschappelijking v/d zorg
▪ Vergrijzing
▪ …
2.2. Een nieuwe GGZ
Kritiek op GGZ/psychiatrie/DSM Alternatief
▪ Nood aan wetenschappelijke betrouwbare ▪ Categoriseren/labelen = diagnosticeren
info i.f.v. behandeling & organisatie GGZ ▪ Zorgvuldige & gedetailleerde beschrijving
▪ DSM beschrijving sluit te weinig aan bij van klachten/verhalen van patiënten, met
behandelnoden, houdt gn rekening met aandacht voor zorgbehoeften
verloop van aandoeningen ▪ Ruime, algemene syndromen of dimensies
i.p.v. honderden vakjes
▪ Menselijke variatie
2
, 2.3. Kwetsbaarheid
Psychische symptomen is iets vreemd, we hebben er geen controle over → 4 levensvragen:
▪ Samen leven met een lichaam, (seksuele) intimiteit Ieder mens zoekt hier
▪ Geen natuurlijke balans in relationeel leven, seksualiteit ontregelt antwoorden op, maar kan
▪ Goed ouder-kind zijn, sturing geven of krijgen moeilijk verlopen → crisis
▪ Leven wetende dat je gaat sterven
Herstel = zoeken naar nieuwe antwoorden, praktijken
Mogelijk door verbinding, creativiteit en een
open luisterhouding
3. Nieuwe diagnostiek (Jim Van Os)
3.1. Vertaling naar zorgbehoeften
Klachten = wat de CL zegt
Zorgbehoefte = probleem waarvoor zorg nodig is
Dienstverlening = hulp die kan geboden worden (hangt af van persoon, context en eigen regie)
Voorbeeld:
Klacht: “ik heb steeds ruzie met mijn vrouw”
Waar heeft betrokkene last van? Spanning, Angst, Piekeren, Somberheid, Vermijding, Drang, Impulsiviteit, Amnesie,
Paranoia,…
Dienstverlening: partnergesprekken, aanpak verslaving, onderzoek cognitieve achteruitgang, gespreksbegeleiding,
opname, …
4. Presentie (Andries Baart)
= aanwezig zijn
= er zijn voor iemand EN met iemand
“Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt …”
→ Vertrekken vanuit een open en geïnteresseerde houding (niet vanuit expertise, eigen interesses,
…)
“… zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat - van verlangens tot angst - …”
→ Wat is van betekenis voor de ander op dit moment - wat draagt bij aan het welbevinden van die
ene persoon?
→ Behoeftes, verlangens, angsten, alledaagse dingen
→ Heel het leven (niet enkel beperkingen/klachten)
3
, “… en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou
kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn.”
→ Inspelen op nood v/d ander
→ Wat is passend? Wat is betekenisvol?
“Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan.”
→ Wat kan je doen? (niet enkel hypothetisch maar ook actie indien passend)
“Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit,
vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw.”
→ oog voor details
→ expertise als achtergrond
→ verstandige beslissingen kunnen nemen
→ toewijding om bij te dragen aan wat de ander goed zal doen
CONCLUSIE: Presentie is niet ‘zomaar’ aanwezig zijn, maar een radicale toewijding aan de ander.
4.1 Goede zorg
Zorg = iets wat uit zichzelf zou voort laten bestaan
Zorgen voor gaat breder dan de GGZ (is bv. ook opvoeding, onderwijs, …)
Goede zorg = passende zorg en presentie gaat over goede zorg!
4.2 Kenmerken van presentie
1) Werken vanuit relatie
o Relationeel werken
o Leren wie jij kan zijn voor de ander
2) Zo open en onbevangen mogelijk kijken naar de ander
o Interpretaties, modellen en diagnoses opzij zetten
o Nieuwsgierige houding
3) Aansluiten bij en afstemmen op wat de ander brengt/wat de ander bezighoudt
o Wat vindt de ander belangrijk?
o Gebruik taal v/d ander
4) Je tempo aanpassen aan dat van de ander
o Tijd nemen, stap voor stap
5) Niet uitsluitend vanuit routine werken
o Zorg op maat, laat protocollen los
6) Niet blijven vasthangen aan eigen vakgebied
o Je bent aanspreekbaar op verschillende vlakken
7) Geen afstand nemen van het onverbeterlijke bij de ander
o Niet ervan uitgaan dat mensen iets niet willen (bv. niet willen veranderen)
o Ga op zoek naar de logica
8) De ander niet verlaten
o Blijf trouw, volhouden
Kwetsbaarheid = moeite hebben om het
4.3 Voor wie is presentie bedoeld? hoofd boven water te houden door een
opeenstapeling van tegenslagen waarbij
▪ Iedereen men de macht over gebeurtenissen in het
▪ Vaak moeilijk te bereiken mensen (“zorgmijders”) eigen leven kwijt is of dreigt kwijt te geraken
▪ Vaak meervoudige & ingewikkelde problematiek
▪ Mensen die moeilijk te begrijpen zijn (bv. dementie, verstandelijke beperking …)
Kiezen voor mensen met kwetsbaarheid. 4
, 4.4 Waarom presentie?
Voor zorggebruikers:
▪ Gezien en gehoord worden
▪ Voelen dat je niet afgewezen zal worden
▪ …
Voor zorggevers:
▪ Je bent geen ‘machine’ die technieken inzet
▪ Evenveel belang voor normen, waarden en wijsheid als voor expertise
▪ Minder regels, meer ‘stilstaan’ en overleg
▪ …
4.5 Concepten die aanleunen bij presentie (lezen)
Kwartiermaken
Kwartiermaken wil een maatschappelijk klimaat bevorderen waarin meer mogelijkheden ontstaan voor mensen
in de marge, zodat ze erbij horen en mee kunnen doen naar eigen wens en mogelijkheden.
Sociale psychiatrie
Een sociaalpsychiatrische aanpak kenmerkt zich door aandacht voor de sociale en epidemiologische context
waarin een psychiatrische problematiek zich ontwikkelt, zich voordoet en in stand wordt gehouden. Men
probeert om problemen te voorkomen of aan te pakken in samenwerking met verschillende sectoren van de
samenleving. Spanning en stress in de woonomgeving die de kans op psychiatrische problemen vergroten,
vragen bijvoorbeeld om armoedebestrijding en het stimuleren van sociale cohesie.
5. Integratie van de zorg
Idee = meer
Zij komen veel Doel = betere
Vergrijzing samenwerking,
verschillende patiëntenzorg,
(hoge goede
hulpverleners hogere
zorgnood) communicatie
tegen efficiëntie
tussen HV
Zie Quintuple Aim
→ PA in zijn globaliteit benaderen (i.p.v. zorg gericht op acute episodes)
Andere begrippen die aanleunen bij geïntegreerde zorg: coördinatie v/d zorg, samenwerking,
transmurale zorg, continuïteit v/d zorg, patiëntgerichte zorg …
Hoe?
▪ Inzetten op integratie
o In ZH
o Via zorgpaden
o Via ketenzorg
▪ Territoriale aanpak
o Via eerstelijnszones en
zorgraden
Quintuple Aim
5
,6. Online hulpverlening
→ gebruik van technologieën voor zorg
E-health / Online hulp / Digital Mental Health = gebruik van informatie- en
communicatietechnologie (ICT) om welzijn en geestelijke gezondheidszorg te ondersteunen, uit te
breiden, of te verbeteren
M-Health = E-health via mobile (gsm, tablet, smartphone, …)
Blended hulpverlening = combinatie face-to-face en online hulpverlening
▪ Online & face-to-face momenten volgen elkaar op
▪ Onlinetools worden ingezet tijdens face-to-face contacten
Stepped care = face-to-face hulpverlening na online hulpverlening
Voordelen Nadelen
▪ Bereikbaarheid (plaatsonafhankelijk, ▪ Vertrouwelijkheid: gegevens op internet,
tijdonafhankelijk) privacy …
▪ Laagdrempeligheid (gemakkelijke toegang, ▪ Financiering (sommige mensen hebben
breder bereik) geen toegang tot internet of computer)
▪ Anonimiteit (minder confrontatie) ▪ Anonimiteit: moeilijke detectie van
▪ CL heeft controle en autonomie destructief gedrag of negatieve evolutie
▪ Recursieve proces: al schrijvend reflecteren, ▪ Snellere drop-out door zorg niet op maat,
ordenen en structureren (bewustwording, niet opgevolgd
motivatie, …) ▪ Onsuccesvolle zelfhulp → verminderde
▪ Naslag van traject mogelijk (je kan herlezen) zelfeffectiviteit
▪ Haperende techniek (wifi gaat niet, geluid of
micro werkt niet)
6.1 Effectiviteit van online hulpverlening
Effectiviteit t.o.v. wachtlijstcondities:
Evident voor angst- en stemmingsstoornissen, PTSS, slaapstoornissen, eetstoornissen,
middelenmisbruik …
Effectiviteit t.o.v. psychotherapie:
Geen verschil t.o.v. face-to-face psychotherapie
Meer OZ nodig! (zeker bij kinderen/jongeren) → snelle evolutie in E-health bemoeilijkt up to date
houden van kwaliteitsonderzoek → zelfrapportage van CL heel belangrijk!
Aanbevelingen:
▪ Voorzie persoonlijke opvolging (leidt tot meer motivatie)
▪ Wees voorbereid op crisis
▪ School jezelf bij
6.2 Hoe online hulpverlening inzetten?
▪ Informeren (website bv. PsychoseNet)
▪ Communiceren (chat bv. AWEL)
▪ Ondersteunen (bv. online dagboek)
▪ Evalueren (bv. evolutiemeting, tevredenheid)
▪ Dienstverlening (bv. online aanmeld en, reminder via sms)
6
,Hoofdstuk 2: mensvisie
1. Psychische kwetsbaarheid als niet-weten
Psychische problemen:
▪ We stellen onze zelfervaring in vraag (we ervaren iets vreemd)
▪ Niet onder controle → existentievraag (“wie/wat ben ik precies?”)
Onze instincten zetten aan om te overleven, maar ze leren ons niet hoe we het leven moeten leven →
dit niet-weten vormt een centrale kwetsbaarheid voor ons allemaal.
2. Vier zijnsvragen
Dit leidt tot 4 existentiële punten:
1) Samenleven met een lichaam is soms moeilijk
o We zijn biologisch geboren in bepaald lichaam maar niet evident om ons als
man/vrouw te voelen
o Verwarring van lichaam → onzekerheid + pijn
o Hoe werkt het? Hoe wordt het door de andere bekeken? Hoe voelen we het? …
2) In ons relationele leven zit geen natuurlijke balans
o Behoefte dicht bij elkaar zijn, maar mag niet te dicht
o Seksualiteit van onszelf en anderen, wat beroert/kwetst ons, …
3) Ouderschap voor een kind, en kind-zijn in verhouding tot een ouder
o Zijnsonzekerheid
o Omgaan met autoriteit en aansturing
4) We leven in het licht van de dood
o Elk lichaam sterft → vraag stellen naar hoe we tijd tss geboorte & dood invullen (en
hebben ingevuld)
o Door het niet-weten zoeken we naar iets zinvols om in te geloven
3. Creatief en inventief ploeteren
Uitgangspunt zijnstekort: automatisch passende leven bestaat niet, voor niemand! Door creatief en
inventief te ploeteren, kunnen we een plek vinden.
Ploeteren = hard werken,
inspanning geven
Noodzaak: uitzoeken hoe we
ons best tot elkaar kunnen
verhouden (ploeteren in het
kwadraat dus)
Herstel is ook relationeel proces:
4. Soortgelijk BPS-model
Herstel psychisch wnnr band met ander hersteld → machtevenwicht in contact, echt luisteren en
7
ruimte
,Het niet-bewuste waarmee we vanalles waarnemen
Belevingen gebaseerd op onze herinneringen/ervaringen
Medemens, cultuur en gedrag (= actie, we doen iets dat impact heeft op onze omgeving)
8
,Hoofdstuk 3: lichamelijkheid en emoties
1. Lichamelijkheid en inlijving – bang voor wat je voelt
Lichamelijkheid = relatie v/d mens tot zijn lichaam
Inlijving = dynamisch ontwikkelingsproces van die relatie
Verschillende aangrijpingspunten:
▪ Lichaamsgewaarwordingen
▪ Lichaam en omgeving
▪ Lichaamsbeeld
▪ Relatie met je lichaam
▪ Relatie lichaam met anderen
Lichaam wordt vaak ervaren als oneigenlijk, onzuiver, ongepast, … Daardoor pas je soms
vermijdingsstrategieën toe: psychologiseren, mentaliseren, overreguleren, deseksualiseren,
pathologiseren, … MAAR opwinding, ontregeling, lust en agressie zijn nooit helemaal weg te krijgen!
Veel lijden heeft te maken met bang zijn voor wat je voelt
DRM emoties erkennen = jezelf beter kennen & meer keuzevrijheid
2. Begrippen
1) Beleefde lichaam > belichaamde zelf
o We zijn niet mensen met een brein/geest, we zijn ook iets waar een lichaam aan vast
hangt (= we zijn belichaamt)
2) Gewaarwording > representatie
o Wat stel je je voor bij dingen die je gewaar wordt? Je plakt een beeld/schema op iets
3) Huid als (onzekere) grens
o Grens tussen ik en de andere
4) Géén zelf zonder ander
o Je kan geen zelf voorstellen zonder er een ander bij te denken
5) Rol van mimiek en de ander
6) Lichaam als object
o Lichaam is een zelf, maar ook een object
7) Onbewuste brein
o Er is een onbewust deel in ons brein (er gebeurt vanalles waar we geen zicht/voeling
op hebben)
8) Perspectieven: eerstepersoon, tweepersoons en derdepersoon
o Eerstepersoonsperspectief: ik
o Tweedepersoonsperspectief: ik en de ander
o Derdepersoonsperspectief: je wordt bekeken door de ander als een object (bv. dokter
die jouw gebroken been bekijkt)
9) Bewust, niet-bewust en dynamisch onbewust
o Dynamisch onbewust: zaken verdrinken, vergeten, afstand op nemen → actief
proces)
10) Waargenomen lichaam, ik niet-ik, lichaamsbeeld, lichaam in relatie tot de ander, uiting van
emoties in taal en het intersubjectief effect
11) Ervaringen v/h lichaam in relatie met de omgeving worden representaties
12) De omgeving v/d mens is de medemens (echt, herinnerd of gefantaseerd)
o Echt: is er
9
, o Herinnerd: is er ooit geweest
o Gefantaseerd: is er nooit geweest, denkbeeldig (bv. gesprekken voeren met een
denkbeeldige broer)
3. Lichaam en geest – zelfbewustzijn en lichamelijkheid
3.1. Vraagstuk lichaam en geest
Er vertrekt Er gaat hier
Freud’s psychoanalyse: hier iets iets nr buiten
Zoektocht om link tussen lichaam en geest te funderen
→ tussen waarneming (W) en motoriek (M) ontstaan herinneringssporen (Er),
die onbewust kunnen worden (Ubw)
Merleau-Ponty’s fenomenologie:
Vanuit de waarneming ontstaat bewustzijn en in die waarneming speelt het lichaam een centrale rol
(lichaam die zich in ruimte en tijd bevindt en die kan anticiperen en bewegen)
De oorsprong v/d kennis v/d wereld ligt dus niet in ons cognitieve bewustzijn, maar in de ervaring van
ons lichaam in de wereld.
3.1.1. Waarnemingsgeloof
= vertrouwen/geloof in de ander, je denkt mee in de ander zijn denkproces
3.1.2. Enactivisme
= het mentale begrijpen in relatie met onze ervaringen, ons lichaam en onze interacties met de
wereld.
De geest is embodied, embedded, enacted en extensive
▪ Embodied = belichaamd, ontstaan in de ervaring v/h lichaam
▪ Embedded = het mentale ontstaat in relatie met anderen in een specifieke omgeving
▪ Enacted = geest handelt via het lichaam in die wereld
▪ Extended = gebruik van hulpmiddelen die deel van ons worden (bv. brillen, gehoorapparaten,
kunstarmen, auto, …)
Enactivisme <-> Representationalisme
Representationalisme = we hebben niet in onze geest al vooraf gegeven representaties van de wereld
buiten ons, MAAR representaties ontstaan/ontwikkelen wel voortdurend (= veranderbaar, maar ook
kwetsbaar)
Omgeving van de mens:
▪ Fysieke wereld (delen we met elkaar, met alle levende wezens)
▪ Habitat (hulpbronnen in de fysieke wereld die het leven mogelijk maken bv. huizen, voedsel,
vervoer, water, cultuur)
▪ Umwelt (betekenisvolle, geleefde omgeving v/e individu bv. veilig bed, aardige buurvrouw)
3.2. Zelfbewustzijn en lichamelijkheid
3.2.1. Damasio
→ zelfervaring wordt bepaald door de omgeving
10