TAB 3.1 KLINISCH REDENEREN
BLOEDWAARDEN
Klinische chemie Referentiewaarden Omschrijving
Natrium 135 en 145 meq/l Elektrolyt, positief ion
Kalium 3,5 en 5,1 mmol/l Elektrolyt, positief ion
Calcium 2,15 tot 2,5 mmol/l. Elektrolyt, positief ion
Chloride 98 - 108 meq/l Elektrolyt, negatief ion
Bicarbonaat 21 - 28 mmol/L Elektrolyt, negatief ion, zuurbuffer
Glucose 70 – 120 mg/dl Koolhydraat, energiebron
Albumine 6 – 8 g/dl Bloedeiwit, colloïde osmotische druk
Creatine Maximaal 1mg/dl Afbraakproduct spierstofwisseling
Ureum 20 - 46 mg/% Afbraakproduct eiwitstofwisseling
Amylase 20 – 160 E/l Enzym pancreas
LDH 120 – 320 mEq/l Enzym lever
CKmb <17 U/l Enzym hartspier
Bilirubine 0,3 - 1,2 mg%. Galkleurstof, afbraakproduct Hb
Troponine (1 of T) <0.025µg/L Marker hartspier
Lactaat 0.5 – 1.7 mmol/L Zuurrest
Hematologie Referentiewaarden Omschrijving
Hemoglobinegehalte (man) 13.6 – 17.7 g/dl Eiwit in erytrocyt, zuurstoftransport
Hemoglobinegehalte (vrouw) 12 – 16 g/dl Eiwit in erytrocyt, zuurstoftransport
Hematocriet 42 – 47 % Percentage cellen in plasma
HbA1c 4–6% Versuikering Hb
Leukocyten aantal 4 000 - 10 000 /mm³ Witte bloedcellen, afweerfunctie
Trombocyten aantal 200 000 - 400 000 /mm³ Bloedplaatjes, stolselvorming
INR/PT 1,0 Stollingstest cumarinegebruik
APTT 30 – 45 sec. Stollingstest
D-dimeren <500 ng/ml Stollingstest
CRP < 5,0 mg/l Acute fase eiwit, infectieparameter
Bepaling Referentie- eenheid waarden
Kalium 3,5 – 5,1 mmol/l
Natrium 135 – 145 meq
Chloride 98 – 108 mmol/l
1
,ARTERIËLE BLOEDGASWAARDEN
pH 7,35 – 7,45
pO2 75 – 100 mmHg
pCO2 35 – 45 mmHg
HCO3 22 – 28 mmol/l
SaO2 95%-100%
VEELZIJDIGHEID AAN VPK TAKEN
- Gesprekken voeren
- Medicatie gebruik nagaan
- Wondzorg
- Zorg ondersteunen
- Zorgplan opstellen
- Zorgprofessionals inschakelen
- Observeren
- Informeren – educatie
DIABETES
Type 1 = lichaam maakt geen insuline meer Type 2 = lichaam maakt nog insuline maar resistent
- Hypoglycemie druivensuiker, cola en boterham met confituur (< 60mg/dl) (glucose IV)
o zweten.
o beven.
o plotse hevige honger.
o Wazig zicht.
o hoofdpijn.
o hartkloppingen.
o Wisselend humeur
- Hyperglycemie insuline toedienen (>250 mg/dl)
o Veel plassen.
o Veel drinken.
o Droge of plakkerige tong.
o Lusteloosheid.
o Vermoeidheid of slaperigheid.
o Verlies van eetlust, misselijkheid en buikpijn.
o Vermageren zonder reden.
Medicatie:
- Dafalgan: pijnstillend en koortswerend
2
, - Ibuprofen: NSAID’s, pijnstillend
Gevolgen te veel insuline:
- Bloedsuikerspiegel te laag (hypo)
Diabetes ketoacidose (DKA)
= verzuring in het bloed als er te weinig insuline is om de glucose in het bloed om te zetten in brandstof.
Lichaam gaat dan ander energiebronnen aanspreken zoals vetten die opgeslagen zijn in het lichaam
Testen in bloed en urine (ketonen)
- kan zich ontwikkelen binnen enkele uren tot dagen
- absolute insulinedeficiëntie en hyperglycemie
- Bij normale nierfunctie: glucosurie (gaat echter gepaard met verlies aan water en elektrolyten) +
eventueel braken + pt = misselijk, drinkt weinig en mogelijke maagretentie
- Binnen 24 uur kan er een vochttekort van 4-6 liter ontstaan en een verhoogde plasma-osmolariteit
- Ketonen zijn sterke zuren en volledig gedissocieerd
- De H+-ionen worden gebonden aan plasma bicarbonaat: om acidose tegen te gaan
- maar buffercapaciteit van bicarbonaat = beperkt
o metabole acidose
o verhoogde concentratie van de keto-anionen: bloedbeeld: vergrote aniongap
o typische Kussmaul ademhaling?
Behandeling DKA:
- Iv vochttoediening
- Insuline bv Actrapid
- Bicarbonaat
- Bijpassen elektrolyten
Hyperosmolair hyperglycemisch syndroom (HHS)
= combo van hyperglycemie en dehydratatie in afwezigheid van noemenswaardige ketonenproductie
Quiz
3