bij verschillende adoptiegezinnen geplaatst
Introductie worden.
Je moet ook wel stilstaan bij ethiek!
Definitie Van conceptie tot dood
Ontwikkelingspsychologie = de
wetenschappelijke studie van de Het leven begint VOOR de geboorte.
veranderingsprocessen en stabiliteit bij (een) Er zijn verschillende levensfases, ze zijn niet
individu(en) vanaf de conceptie tot aan de dood strikt gedefinieerd omdat ze culturele invloeden
op verschillende domeinen in wisselwerking met (overgangsrite naar volwassenheid, formele
de omgeving educatie) en sociologische invloeden (meer
instroom hoger onderwijs, economische situatie)
Wetenschappelijke studie hebben.
(= systematisch iets onderzoeken)
Prenatale periode Conceptie tot geboorte
1) Stellen van vragen
2) Verklaring formuleren, specifieer een theorie, Babytijd 0 tot 18 maanden
ontwikkel een hypothesis Peutertijd 18 maanden tot 2,5 jaar
3) Onderzoek voeren dat ofwel de verklaring Kleutertijd 2,5 tot 6 jaar
steunt ofwel wegwerpt, gebruik die data om
nieuwe zaken te onderzoeken Kindertijd 6 tot 12 jaar
Twee populaire types van onderzoek is Adolescentie 12 tot 18 jaar
correlationeel en experimenteel. “Emerging Adulthood” 18 tot 25 jaar
Correlationeel onderzoek, meestal heeft het één Vroege volwassenheid 18 tot 30 jaar
iets te maken met het ander, er is een verband,
Volwassenheid 30 tot 60 jaar
maar niet per sé een oorzaak → het is A en B,
niet A zorgt voor B Laat volwassenheid 60+
Voorbeeld: de correlatie tussen het kijken van Er kunnen altijd nieuwe fases, zoals Emerging
gewelddadige programma’s en agressie Adulthood (vroeger duidelijke periode, nu anders
door verder studeren, identiteitsontwikkeling, veel
uitproberen…), bijkomen of nieuwe kenmerken bij
fases zoals Laat volwassenheid (vroeger altijd
voor tv, nu langer leven, sportiever…).
Op verschillende domeinen
− Fysiek
− Cognitief
− Socio-emotioneel
Ontwikkelingspsychologie is over het individu en
hoe de omgeving er invloed op heeft.
In wisselwerking met de
omgeving
Bij dit soort onderzoek is er associatie, maar als Zie verder nature-nurture, bioecologisch model,…
ze niets met elkaar hebben te maken is eer een
causaal verband.
Basisthema’s
Experimenteel onderzoek, hierbij ga je ingrijpen in
de werkelijkheid, want correlationeel is ‘gewoon’ Continue of discontinu?
kijken. Hier is er wel sprake van A zorgt voor B. Beetje van beide.
Een voorbeeld is nature vs. nurture. Hoeveel is al Continue = graduale toename van een zelfde
genetisch (haarkleur) en welk deel wordt (door de soort vaardigheid – kwantitatieve verandering
omgeving) gecreëerd? Zie wanneer meerlingen
Ontwikkelingspsychologie
,Discontinu = verschillende stadia met Ich (ego) Realiteitsprincipe: rationeel deel
verschillende specifieke kenmerken – kwalitatieve Bewust, vroeg in babytijd (stoppen met
verandering huilen wanneer ik de melk zie)
Über-ich Het geweten, ontwikkelt zich tussen 3
(super-ego) en 6 jaar, door interacties met ouders!
Universeel of individueel?
Universeel: kritieke en/of gevoelige perioden
(specifiek: leren stappen) Psychoseksuele ontwikkeling
Iedereen neemt dezelfde stappen op ongeveer 0-1 jaar Orale fase Te weinig/veel
bevrediging hier → roken
dezelfde moment!
1-3 jaar Anale fase Potty training → controle
Eén bepaald moment/periode is uitermate
geschikt voor het leren van een vaardigheid: 3-6 jaar Fallisch Geslacht wordt hier
duidelijk →
− Kritiek: nodig in de specifieke periode, anders oedipuscomplex
lukt het niet meer 6-11 jaar Latentie Rustige/kalme fase,
− Gevoelige: wanneer iets gemakkelijker in een meer het sociale
bepaalde periode dan een andere, bv taal in 12-… Genitaal Echte interesse in
periode 0 en 6 jaar (ander) geslacht
Individueel: verschillende contexten (individuele Volgens Freud zal je een fixatie ontwikkelen als er
ervaring met leren stappen) te weinig/ veel bevrediging tijdens een bepaalde
Unieke combinaties van genen en omgeving fase
zorgen voor individuele paden van ontwikkeling
met gemeenschappelijke trends. Psychosociale theorie
Nature-Nurture debat Erik Erikson
Nature = aangeboren, biologische predisposities, − Nadruk op sociale interactie, samenleving en
gebaseerd op genetische overdracht cultuur beïnvloeden ons
Nurture = fysische en sociale wereld en − Verdere ontwikkeling na de adolescentie in
beïnvloedt biologische en psychologische tegenstelling tot psychoanalytische
ontwikkeling − Acht ontwikkelingstaken, met elk conflicten
die opgelost moeten worden, ook al zijn ze
Genetische en/of omgevingsinvloeden? Beide nooit volledig opgelost
bepalen namelijk de levensloop.
Baby basisvertrouwen / wantrouwen
Peuter autonomie / schaamte en twijfel
Theoretische kaders Kleuter initiatief / schuld (gaat soms fout
door de reactie v/d omgeving)
Kind vlijt / minderwaardigheid
Psychoanalytische theorie Adolescentie identiteit / identiteitsverwarring
Sigmund Freud - veel lust en drijven, het (weten nu dat dit verder loopt)
seksuele was ‘heel’ belangrijk Jonge intimiteit / isolement
Onderbewustzijn heeft volgens hem grote invloed volwassenheid
op persoonlijkheid en gedrag, bv Freudiaanse Volwassenheid scheppend / stagnatie (heb ik
verspreking (onbewust zeggen wat je echt wil doorgegeven a/d volgende
zeggen). Dit is allemaal moeilijk te testen, want generatie? mentor?)
gewoon omdat hij het zegt, betekent niet dat dit Ouderdom ik-integriteit / wanhoop (goeie
zo is. levenskeuzes gemaakt?)
Es (id) Lustprincipe; eros (drift) en thanatos
(dooddrift)
Onbewust, vanaf geboorte (bv baby
dorst: ik wil melk, ik blijf huilen)
Ontwikkelingspsychologie
, −
Behaviorisme Assimilatie: begrijpen v/e ervaring door veel
te doen
Watson − Accommodatie: schema’s aanpassen door
Geïnspireerd door Pavlov(’s hond) (klassieke conditionering) nieuwe informatie
Hierbij kan de ontwikkeling begrepen worden in Sensomotorische Geen abstracte begrippen (+
termen van observeerbaar gedrag en externe (0-2) objectpermanentie)
stimuli die dit gedrag uitlokken. Er is dus geen Pre-operationeel Symbolisch denken, (te veel)
sprake van levensfases, maar een kwantitatieve (2-7) fantasie/verbeelding (+ ontw.
ontwikkeling. (voorbeeld: Little Albert) conservatie)
[Een prikkel zorgt voor gedrag, deze kan Concreet Wel abstract denken, in tijd,
operationeel (7-11) ruimte en hvlheden
gestuurd worden, maar ook blanco zijn]
Formeel In staat om bv volgorde van
Klassieke conditionering verklaart geen actief operationeel (11 lijst te veranderen als de
gedrag, maar eerder reacties door automatisch en ouder) leeuw in de zoo slaapt
gedrag.
Operante conditionering, dat volgens Skinner
via het waarneembare gebeurt, zegt dat gedrag
wordt aangeleerd door straf en beloning: stimulus
Humanistische perspectief
→ gedrag, het individu is ook nog steeds passief. Rogers
Ook weten we dat aangeleerd gedrag ook Mens staat centraal en is zelf verantwoord! Het
afgeleerd kan worden = gedragsmodificatie stelt unieke menselijke kwaliteiten centraal;
− Niet het onderbewustzijn
Sociaal-cognitieve − Niet de omgeving
− Niet rationeel cognitieve processen
leertheorie Vrije wil staat centraal! En self-actualization is
Bandura doel in het leven (optimaal benutten van het eigen
Het individu is hier (wel) belangrijk. De potentieel - Maslow)
behandeling wordt aangeleerd door bv
nadoen/modelling. Een mooi voorbeeld van deze
theorie is ‘The Monkey/Stepladder Experiment’.
Modelling = leren is gevolg van observatie, niet
Contextueel perspectief
Bronfenbrenner
trial and error en ook niet nodig om gevolgen te
ervaren. Bioecologisch model
− Gedrag: observatie → gedrag herinneren → Microsysteem Bidirectionele interacties van
accuraat herhalen van gedrag → motivatie om kind met onmiddellijke omgeving
gedrag te stellen Mesosysteem Relaties tussen microsystemen
− Sociaal: leren van andere (thuis, school, buurt…)
− Cognitief: cognitieve vaardigheden vereist; Exosysteem Sociale settings waartoe kind
actievere rol van individu (in tegenstelling tot zelf niet behoort (werksituatie
behaviorisme) ouders)
Macrosysteem Culturele waarden, wetten,
Cognitieve leertheorie gebruiken…
Chronosysteem Dynamische, steeds
Piaget
veranderende aard v/omgeving
Vier universele fases van cognitieve ontwikkeling
(kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeling).
De overgang is gevolg van maturatie EN
relevante ervaring!
− Schema’s: als centrale concept. Mentale
patronen om de omgeving te begrijpen,
observeren van eerdere ervaringen
Ontwikkelingspsychologie
, Socioculturele theorie Interactie vs. Correlatie
Vygotsky 1) Genen-omgevingsinteracties
Ontwikkeling ontstaat door wederkerige interactie GxO: versterken of verhinderen elkaar
tussen kind en omgeving, minder belang van
persoon zelf of biologische factoren.
− Interactie met ‘meer kundige’ leden van
maatschappij
− Belang cultuur: overdracht cultuur naar 2) Genen-omgevingscorrelaties
nieuwe generatie
G-O: bestaan gewoon
naast elkaar
Evolutionaire psychologie
Lorenz
Basis in evolutieleer (Darwin) en uitbreiding van
ethologie; welke rol speelt onze biologische Gen-omgeving interactie
achtergrond? − Invloed van genetische aanleg enkel tot uiting
Het onderzoekt adaptieve waarde van menselijke in bepaalde context
vaardigheden. − Invloed van bepaalde context enkel tot uiting
bij bepaalde genetische aanleg
Kritische (eerste ‘persoon’ die ze zien) en
sensitieve periodes! Bv: genetische predispositie voor depressieve
stoornis → stoornis komt enkel tot uiting na
overlijden familielid // dezelfde aanlegt, maar
Prenataal andere omgeving → stoornis niet tot uiting
Wederzijdse beïnvloeding is niet constant over
individuen, omgevingsomstandigheden en
Genetica waarschijnlijk zelfs niet over de levensloop
Vanaf de conceptie is die genetica al bepaald.
Ook heeft het een grote invloed op ontwikkeling,
maar is het zeker niet deterministisch (bv ADHD).
Dit is biologisch, bv bij genetisch onderzoek heb
je dat gen en daar moet iets aan gebeuren.
In en over de psychologie is er een debat of er
wel of niet een causaal verband is. Het kan wel
helpen bij wie bv voor ADHD verhoogde kans
heeft. Het kan gevoelig zijn aan +, - of beide.
Gedragsgenetica
Bestudeert in welke mate menselijke kenmerken, Gen-omgeving correlatie
eigenschappen, vaardigheden, gedragingen − Passieve links: ouders geven hun genen
bepaald worden door een combinatie door, maar ook een omgeving in
van/verhouding tussen erfelijkheidsinvloeden en overeenstemming hiermee (of juist niet), bv
omgevingsinvloeden. sportieve ouders
Genen + (gedeelde/specifieke) omgeving − Evocatieve/reactieve links: het
ondersteunen/ aanmoedigen van gedrag met
Hernieuwde aandacht: erfelijkheid is belangrijk en basis in genen (door de omgeving!)
omgevingsfactoren bepalen sterk de effecten van − Actieve/niche-picking links: een persoon is
genen ➔ Nature-Nurture debat! meer aangetrokken tot en zoekt ervaringen op
− Type onderzoek: familie, tweeling en adoptie die in overeenstemming zijn met zijn genotype
− Maten van overeenkomst (rol van het individu)
Ontwikkelingspsychologie