Sociale ongelijkheid: klasse, gender &
etniciteit
Les 1: sociale ongelijkheid: een sociologische kijk
Een aantal feiten over (inkomens)ongelijkheid
Enkele cijfers en grafieken (voornamelijk inkomensongelijkheid)
Inkomensongelijkheid in OESO-landen
Grafiek uit rapport van OESO dat aantoont hoe de inkomensongelijkheid is toegenomen sinds
midden jaren 80 tot 2013 → waarneembare trend:
• In alle landen: ongelijkheid toegenomen
➢ Sommige landen grote toename met grens van 1,5%.
➢ In België slechts beperkte stijgingen. → owv herverdelingsmechanismen sociale zekerheid
De grafiek geeft de Gini coëfficiënt weer = maat die economen graag gebruiken om
inkomensongelijkheid te meten/ weer te geven
,Intermezzo: Gini-coëfficiënt
Gini-coëfficiënt = coëfficiënt die altijd ligt tussen 0-1 (soms in %
uitgedrukt, dan is het tussen 0 -100).
• Hierbij is 0 = maximale gelijkheid (iedereen even veel) en
1 = maximale ongelijkheid (1 persoon heeft alles en de
rest niets)
• Hoe opstellen?:
➢ Getal tussen 0 en 1 = Optelsom van verdeling van
totale inkomen.
◼ Op horizontale as (x-as) rangschikken we personen
van helemaal niets (links) naar zij die meer
verdienen helemaal rechts.
◼ Op y-as zie je aan hoeveel cumulatief inkomen we
zitten van de maatschappij.
➢ Dit leidt tot een aantal lijnen/ curves:
◼ Groene lijn = iedereen heeft evenveel (60% van personen geteld = 60% van inkomen
geteld)
◼ rode lijn = extreme vorm van ongelijkheid en geeft weer wat 5% van de mensen heeft.
Deze lijnen op deze manier afgebeeld = Lorenz curve
De perfect gelijke verdeling = 45° lijn, de verdeling in de werkelijkheid = Lorenz curve
• Hierbij druk je oppervlak A uit (= verschil tussen perfecte gelijkheid en de werkelijke
verdeling) tegenover het cumulatief/ totale inkomen van de samenleving.
➢ Dit komt uit op een cijfer tussen 0-1
,Verdeling van belastbaar inkomen in België (2012)
Rangschikken inkomens van volledige populatie van laag naar hoog en verdelen in 10 blokken/
decielen (1ste) → vervolgens kijken hoe totaal belastbaar inkomen verdeeld is over populatie (2de)
• Belastbaar inkomen = Loon zonder: sociale bijdragen1 voor belastingen
• Het duurt tot voorbij deciel 7 om 10% van het totaal belastbaar inkomen van de populatie te
bereiken. → ongeveer 1/3 van totaal aangegeven inkomen zit bij 10% rijksten
• De laagste 10% krijgt geld terug (-% bij belastingtarief). Dit kan bijvoorbeeld als je laag
inkomen hebt, maar wel dingen kan aangeven zoals bv. Kinderen ten laste
• Bij de 10% rijksten is het belastinggeld dat ze moeten betalen +/- 33% van hun totaal
aangegeven inkomen. → dragen voor 45% toe aan de tot. betaalde belastingen van populatie
Tabel zegt iets over inkomens uit arbeid, niets over het vermogen van mensen
Belastbaar inkomen: Focus op supperrijken (top 10%) (2012)
Als we kijken naar laatste
deciel (10% rijksten) en daar
verdelen in percentielen (%)
zien we dat zelfs de laatste %
van rijkste personen die 7,5%
naar van het gehele inkomen
naar zich toe trekken, een
aandeel hebben van 11,2%
in de totaal betaalde
belastingen.
11
Sociale bijdragen = geld dat van je loon wordt afgehaald om allerhande uitkeringen (invaliditeit,
werkloosheid,…) te financieren vanuit de overheid.
,Ongelijkheid (Gini) volgens inkomensbron (2013) Europese vergelijking
Grafiek toont wat de impact
is van de herverdeling van
sociale zekerheid en
vervangingsinkomens op de
ongelijkheid.
staafjes:
• Links: ongelijkheid na verdeling sociale zekerheid
• Rechts: ongelijkheid voor verdeling sociale zekerheid
• Midden: geven enkel de pensioenen weer (geen werkloosheid en ziekte-uitkering)
Als we enkel kijken naar inkomen arbeidsmarkt (zonder vervangingsinkomens2 & herverdelingen)
dan: ongelijkheid bijzonder hoog is. → Logisch groot deel van bevolking draagt niet bij aan
belastingen (bv: studenten, gepensioneerden)
Als we kijken naar inkomen arbeidsmarkt + pensioenuitkeringen dan: grote daling in ongelijkheid
→ grootste effect herverdeling = zorgen dat gepensioneerden inkomen hebben om te overleven
Als alle vervangingsinkomens ook worden bekeken dan: ongelijkheid nog verder dalen
Bruto maandloon van voltijdse werknemers volgens geslacht, regio en onderwijs (2012)
Als we enkel kijken naar voltijds inkomen, zien
we een verschil tussen mannen en vrouwen.
Vrouwen gem. iets minder. Ook verschil tussen
Brussel en Vlaanderen. Veel mensen uit
Vlaanderen gaan werken in Brussel. Deze
grafiek geeft enkel weer waar het geld
verdiend werd. Ook je opleidingsniveau weegt
zwaar door op wat een persoon uiteindelijk
gemiddeld zal verdienen. Er is een correlatie,
het is geen zekerheid. Kinderen van mensen met hoog opleidingsniveau hebben zelf ook meer
kans om een hoog opleidingsniveau te halen en mogelijks dus meer te verdienen op termijn.
2
pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekteuitkeringen,…
,Vermogens- ongelijkheid
Kunnen gezinnen in lagere inkomenscategorieën terugvallen op vermogen3? → NEE
Er is een samenhang tussen inkomens- en
vermogensongelijkheid:
Binnen ranking van decielen zitten er grote
verschillen. Het witte streepje is de mediaan. Het
zwarte ruitje is het gemiddelde (= het gevoeligste). Bij
de extreme decielen is er een groot verschil tussen de
gemiddelden en de mediaan → hier is binnen de
groep dus een grote variatie.
Bij groep met laagste inkomen is de mediaan (= 0) en het gemiddelde vermogen groot:
• O.w.v. grootste aandeel gepensioneerden → hebben nog weinig inkomen, maar hebben wel
vastgoed.
Binnen elke categorie is er nog een grote spreiding tussen inkomen en vermogen (zie horizontale
streepje uiteinde boxplots). Staat onderaan afbeelding uitglegd.
Lagere vermogen → moeilijk om te zetten in geld & Hogere vermogens → makkelijker om te zetten
in geld. Arme mensen worden 3x getroffen door hun armoede (= triple pre: carious):
• Laag inkomen
• Laag vermogen
• Beperkt aanwezig vermogen → moeilijk om te zetten in geld
3
huis, auto, spaargeld, beleggingen,schilderijen,… → alles waar geld wordt ingestopt
,Wat is sociale ongelijkheid? Een (voorlopige) definitie
Sociale ongelijkheid → verwijst naar:
• ongelijke verdeling van schaarse maar maatschappelijk gewaardeerde middelen
bv. geld, toegang tot diensten & kennis, erkenning, macht
• en de ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van hun sociale positie in de
maatschappij
Voorlopige definitie: uitgewerkt o.b.v. sociologische theorie & empirisch onderzoek
Sociologische visie op ongelijkheid
Specificiteit van sociologische blik op ongelijkheid:
• Ongelijkheid gaat niet enkel over (graduele) verdeling van middelen over
individuen, maar over maatschappelijke verhoudingen tussen sociale
groepen
• Ongelijkheid wordt niet geanalyseerd vanuit individuele posities &
capaciteiten, maar vanuit sociale posities die mensen in samenleving
innemen en hoe dit een impact heeft op hun individu
Sociale posities worden ge(re-)produceerd door maatschappelijke organisatie van economie,
verdeling van maatschappelijke waardering, en organisatie politieke besluitvorming
Ongelijkheid heeft gevolgen voor: individuele levenskansen én de maatschappij als geheel (= typisch
sociologisch) bv. criminaliteit, onderling vertrouwen, publieke ruimte, etc.
Sociale ongelijkheid als sociaal probleem
Sociaal probleem
Sociale ongelijkheid is bijna even oud als samenleving zelf, maar lange tijd niet als sociaal probleem
beschouwd
Situaties niet inherent of vanzelfsprekend problematisch, maar sociaal geconstrueerd als probleem:
• Objectieve conditie op zich onvoldoende om tot sociaal probleem te maken
• Ook subjectieve dimensie nodig: het moet als probleem beschouwd worden
➢ Pas dan wordt situatie een ‘sociaal probleem’ (en komt het op agenda komt van politiek,
beleidsmakers, onderzoekers & breder publiek) → Pas sociaal probleem na proces
Sociale ongelijkheid pas sociaal probleem bij discrepantie tussen:
• objectieve conditie (bv. gebrekkige inkomens, ongelijke onderwijskansen of toegang tot
gezondheidszorg)
• en bepaalde maatschappelijk gedeelde waarden (bv. menselijke waardigheid, empathie,
gelijkheid)
➢ Als dysfunctioneel of ononvaarbaar gezien door ‘relevante groepen’ in samenleving Én
indien beschouwd als ‘aan te pakken’ op maatschappelijk niveau → dan sociaal probleem
,Armoede als sociaal probleem
Ongelijkheid (o.a.) geproblematiseerd door historisch veranderende ideeën over armoede → tot 18e
eeuw niet gezien als sociaal probleem waar maatschappij verantwoordelijk voor is
16e tot 18e eeuw: mercantilisme beschouwt armoede als goed
• Mercantilisme = economische filosofie gericht op maximalisatie export door goedkope input
(i.e. arbeidskracht)
➢ armoede garandeert goedkope & gehoorzame arbeidskrachten (= functioneel)
➢ Onderwijs voor brede bevolking gezien als verspilling, want ontmoedigt inzet van arbeid
“To make the Society happy and people easy under the meanest circumstances, it is requisite that
great numbers of them should be ignorant as well as poor.” (de Mandeville, 1732)
• Beperkte rol overheid in sociale bescherming, vnl. tijdelijke bescherming bij tegenslagen
(mislukte oogsten & pandemie)
➢ Armoede gezien als gevolg van ‘morele zwakte’ van armen (eerder dan bv. werkloosheid
– dwangarbeid als oplossing) Vooral individu zelf moet armoede voorkomen
Eerste ‘Armoedeverlichting’ (18de eeuw)
Tijdens eerste armoedeverlichting: Ontwikkeling van morele argumenten voor overheid om armoede
te bestrijden (maar nog weinig actie tegen armoede)
De verlichting (Franse Revolutie) veranderde ideeën van burgers in Europa:
• ‘Wil van God’ of ‘de natuur’ steeds minder aanvaard als verklaringen voor fenomenen &
ordening samenleving
• Samenleving is mensenwerk: oorzaken van maatschappelijke fenomenen in manier waarop
mensen samenleving organiseren
• Samenleving kan worden begrepen & gecontroleerd en daardoor ook veranderd
Eind 18e eeuw: nieuwe visie op mensen in armoede:
• Immanuel Kant: mens is doel in zichzelf, hij is nooit een middel tot een doel van iemand anders.
Armen hebben zelfde morele waarde als rijken.
• Adam Smith: welvaart wordt niet bepaald door handelsbalans (cf. mercantilisme), armoede
reduceren is het doel om de economie te verbeteren in een land
,What is the origin of inequality among men, and is it authorized by natural law?’
“The first man who, after enclosing a plot of land, saw fit to say: "This is mine," and found people who
were simple enough to believe him, was the true founder of civil society. How many crimes, wars,
murders, sufferings and horrors mankind would have been spared if someone had torn up the stakes
or filled up the moat and cried to his fellows: "Don’t listen to this impostor; you are lost if you forget
that the earth belongs to no one, and that its fruits are for all!” (Rousseau, 1754)
• Opgang idee: rol v.d. staat in armoedebestrijding
• Voor Kant (zie eerder): rechtvaardigheid boven liefdadigheid, geen ongelijke relaties tussen wie
geeft & wie krijgt
➢ Rechtvaardigheid: gaat over rechten die je als individu opbouwt
➢ Liefdadigheid: gaat over een vrijblijvende actie, een keuze om iets te doen voor iemand
◼ Daarom: eerder rol van de staat dan lokale religieuze organisaties
• Opkomst publieke vertogen die sociale ongelijkheid problematiseren en gelijkwaardigheid van
mensen vooropstellen (bv. ‘Rights of Man’ van Thomas Paine, 1791)
➢ Weinig verandering in praktijk, vooral evolutie op intellectueel vlak (en veel intellectuele
tegenstand)
bv. Malthus en Ricardo zeggen: armoedebestrijding neemt motivatie om te werken weg
Tweede ‘Armoedeverlichting’ (19de eeuw & 20e)
Graduele verandering in ideeën doorheen 19e eeuw
• Utilitarisme met idee van dalend marginaal nut van inkomen, creëerde economisch argument
tegen (grote) inkomensongelijkheid
• Meer nood aan technisch geschoolde arbeiders, dus positiever beeld op scholing van armen
• Opkomst van socialistische beweging: kapitalisme als oorzaak van armoede
• Opkomst sociaal onderzoek met impact op publiek debat vb. ‘armoedelijn’ van Charles Booth
eind 19e eeuw → één van eersten dat in arme wijken gaat bevragen/ bestuderen
Pas laat in 19e eeuw ook eerste acties tegen ongelijkheid met oa. afschaffing slavenhandel (en later
slavernij) → Culmineert in tweede helft 20e eeuw in tweede armoedeverlichting
• Armoede moreel als beperking van vrijheid & persoonlijke ontwikkeling → pas vrijheid bij
voldoende economische middelen
bv. filosoof Rawls: geen vrijheid als je arm bent
• Armoede als belemmering voor economische ontwikkeling
bv. econoom Keynes: toename inkomen voor armen promoot economische groei → geld
komt sneller terug in de maatschappij
• Rol van overheid in garanderen toegang van alle burgers tot essentiële materiële hulpgoederen
voor persoonlijke ontwikkeling
➢ Ontwikkeling van welvaartsstaat
,Ongelijkheid als sociaal probleem vandaag
Decennia na WO II: hoogdagen van welvaartsstaat → Sociale ongelijkheid sterk opgevat als sociaal
probleem
• Grote sociale ongelijkheid illegitiem in & schadelijk voor democratie
• Eerde beschouwd als maatschappelijke dan individuele verantwoordelijkheid
Daarom overheid verantwoordelijk gehouden voor reductie van sociale ongelijkheid
• door progressieve belastingen
• herverdeling door daarmee publieke diensten te voorzien
• uitbouw sociale zekerheid
Vanaf tweede helft jaren 1970: sterke neoliberalisering:
• Sociale ongelijkheid beschouwd als gevolg van individuele inspanningen & talenten (en dus
legitiem)
• Inkomensherverdeling gezien als negatief voor welvaartscreatie, want ondermijnt wil tot
werken & ondernemerschap
Margaret Thatcher in parliamentary debate with Labour Party: “The honorary Gentleman is saying
that he would rather that the poor were poorer, provided that the rich were less rich. That way one
will never create the wealth for better social services, as we have. What a policy.”
➢ Kortom: sociale ongelijkheid geen sociaal maar individueel probleem, daardoor minder
nood aan herverdeling & bijsturing van economie.
Sinds jaren 2010: sociale ongelijkheid terug op politieke agenda:
• Intergenerationele reproductie van sociale ongelijkheid (bv. via onderwijs): individuele
inspanning of ongelijke kansen?
• Functionele (ipv. morele) argumenten tegen ongelijkheid: negatieve gevolgen van sociale
ongelijkheid voor samenleving als geheel
bv. Wilkinson & Pickett (2009): ‘Equal societies almost always do better’)
Wilkinson & Pickett construeren ongelijkheid als sociaal probleem
• !!! ‘Sociale constructie’ wil hier zeggen: méér dan objectieve situatie, ook aangeven waarom
onwenselijk (zie voorgaande slides)
• Vaststelling: contrast tussen materieel succes & sociaal falen in veel rijke landen
• “Economic growth, for so long the great engine of progress, has, in the rich countries, largely
finished its work.” (p. 5) → economische groei die samenleving in geheel heeft geholpen, heeft
nu minder effect
• Verschuiving aandacht van economische groei & materieel succes naar gezondheid &
psychologisch welzijn van bevolking
• Gezondheid (m.n. levensverwachting) is gerelateerd aan inkomensverschillen binnen landen,
niet aan inkomensverschillen tussen landen
, Er is een duidelijke impact van armoede op levensverwachting (binnen landen)
Economische groei
zorgt voor een betere
welvaart en langere
levensverwachting,
maar dit heeft een
grens en vlakt af na
een tijd.
Rijke landen: Niveau van
economische welvaart van
een land ≠ verklaring voor
verschillen in
levensverwachting. Geldt
ook voor andere dingen
zoals moord,
dakloosheid,…
Naarmate ongelijkheid wordt
geminimaliseerd, gaat
algemene welvaart voor
iedereen omhoog.