Familiaal Vermogensrecht
Les 1 – Relatievormen, relatierecht en relatievermogensrecht
1. Relatievormen
In de huidige stand van onze wetgeving kan een koppel in België onder drie vormen samenwonen: feitelijk,
wettelijk of binnen het huwelijk.
Huwelijk
– Enige vorm in de Code Napoléon van 1804 à Bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1804 was het
huwelijk voor de wetgever de enige denkbare vorm van samenwoning. Het was bovendien voorbehouden
aan de relatie tussen een man en een vrouw.
– Dominante vorm tot eind 20ste eeuw
– Het huwelijk moet plechtig aangegaan worden.
– 2 personen waarvan de samenleving zegt dat moet volgens deze spelregels gebeuren. Is er geen
huwelijksovereenkomst wordt gesloten, brengt het huwelijk zeer ingrijpende gevolgen mee voor het
vermogen van de echtgenoten, omdat er een (huwelijks)gemeenschap tot stand komt. Als de echtgenoten
het huwelijk willen beëindigen, kan dat enkel door een echtscheidingsprocedure.
– Ontwikkelingen: greep samenleving neemt af, homohuwelijk, loskoppeling van verticale relaties
(opvoedingskader)
Wettelijke samenwoning
– Ingevoerd in 1998 als een soort ‘minihuwelijk’
– Veel minder ‘plechtig’ à Er zijn veel minder formaliteiten, veel minder verplichtingen en de beëindiging
ervan is veel minder omslachtig.
– Veel zwakkere rechtsband/gevolgen- vgl. met huwelijk
– Sterke evolutie naar steeds meer gelijkstelling met gehuwden, toch blijven er zeer belangrijke verschillen.
– Opvallend: ook zonder emotionele/seksuele relatie mogelijk bv. ouder met kind/ broer met broer.
Feitelijke samenwoning
– Tot eind de jaren ’70 als ongeoorloofd beoordeeld(“concubinaat”)/in strijd met OO en GZ
– Hoewel feitelijke samenwoners principieel iedere formele verbintenis vermijden, is hun relatie toch een
realiteit, die ook de wetgever niet langer kan ontkennen of miskennen
– Louter feitelijke toestand zonder een juridische kader. Het is zodanig een maatschappelijk realiteit het
misschien beter is om regels te hebben voor situaties die niet geregeld is, maar de wetgever heeft dit niet
gedaan. U gaat dus afspraken maken als je het juridisch wilt regelen.
– Met deze informele relatie wordt al relatief lang rekening gehouden in het socialezekerheidsrecht
(kinderbijslagregeling...) , beslagrecht..
– Ook de familierechtelijke rechtspraak, en daarbij aansluitend de wetgever, erkennen dat aan een feitelijke
relatie juridische gevolgen verbonden mogen worden, zij het in beperkte mate. De wetgever wil evenwel,
ook de vrijheid eerbiedigen van zij die deze relatievorm juist hebben gekozen omdat er geen juridische
gevolgen aan gekoppeld worden. Daarbij verwaarloost de wetgever echter dat de keuze om een relatie
aan te gaan wel degelijk bestaat, maar dat de keuze om deze relatie in de ene of de andere wettelijk
voorziene vorm te gieten, integendeel niet altijd vrij is.
1
,– De relatievorm kan door één van de levensgenoten aan de andere zijn opgedrongen: omdat hij of zij niet
wil trouwen bijvoorbeeld, terwijl de andere dat wel degelijk wil. Sommigen noemen dat ‘het wilsgebrek
van de liefde’.
2. Relatierecht
Voor de drie mogelijke vormen van samenwonen kan men nagaan hoe de wetgever de verschillende aspecten
ervan regelt: hoe een dergelijke relatievorm start en welke voorwaarden daaraan zijn verbonden, welke
gevolgen daardoor ontstaan en hoe de relatie wordt beëindigd. Ten slotte wordt ook bepaald wat de effecten
op het vermogen van het koppel zijn.
Feitelijk samenwonen
– Een louter feit. Twee personen beslissen om samen te wonen, ze huren of kopen een woning, of de ene
trekt bij de andere in: ze wonen samen. That’s it. Administratief horen beiden zich in het
bevolkingsregister in te schrijven op hetzelfde adres, omdat ze beiden (officieel) op dat adres wonen.
Daarbij wordt nader aangegeven of deze personen al of niet een gezin vormen. Een kotstudent kan immers
ook op hetzelfde adres wonen als de huisbaas, maar daarom zijn zij nog niet ‘feitelijk samenwonend’.
– Geen civielrechtelijk statuut, wel ad hoc verwijzingen à feitelijk samenwonen wordt in het BW niet als
relatievorm benoemd en dus ook niet als dusdanig geregeld. Dit betekent dat feitelijke samenwoners geen
status verwerven waaraan wettelijke gevolgen verbonden zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot alimentatie
of erfrecht. Hier en daar vinden we in het BW wel een bepaling die verwijst naar het samenwonen (bv. in
verband met adoptie, afstamming of afschaffing van de uitkeringsplicht na echtscheiding), maar het gaat
steeds om losse regels die niet wijzen op structurerende bepalingen met betrekking tot het feitelijk
samenwonen.
– Als samenwonende partners aan hun relatie civielrechtelijke gevolgen willen verbinden, moeten ze daar
dus zelf voor zorgen. Dit kan via een samenwoning contract of een testament bijvoorbeeld.
– Ook beëindiging is een louter feit (bevolkingsregisters) à Dit gebeurt in onderlinge overeenstemming of
op initiatief van een van hen. De enige formaliteit die daarmee gepaard kan gaan, is de wijziging van de
inschrijving in de bevolkingsregisters.
– Geen aanspraak op een alimentatie wettelijk voorzien. Indien het koppel een dergelijke aanspraak
evenmin contractueel heeft bedongen, zal een van hen soms proberen ze van de rechter te krijgen.
Hiervoor worden dan argumenten aangehaald als het recht op schadevergoeding, het recht op (tijdelijke)
voortzetting van een impliciet aangegane verbintenis en eventueel een natuurlijke verbintenis die in een
civielrechtelijke verbintenis zou zijn omgezet.
Wettelijk samenwonen
– Een wettelijke samenwoning komt tot stand door het afleggen van een verklaring voor de ABS zoals
voorgeschreven door artikel 1475 oud BW
– Hiervan wordt melding gemaakt in de bevolkingsregisters, maar er wordt geen akte van de burgerlijke
stand opgemaakt.
– Raakt staat van de persoon? Evolutie RS en RL : Cassatie zei het is een louter vermogenstoestand, maar nu
vandaag is het wel ingrijpend op het staat van de persoon. Er is degelijk in je vrijheid beperkingen. De
wetgever beweerde immers dat de staat (in de zin van ‘staat van de persoon’ die zijn bekwaamheid en zijn
bevoegdheid om in het rechtsverkeer op te treden nader bepaalt) door de wettelijke samenwoning niet
gewijzigd zou worden zoals dit wel het geval is bij het huwelijk.
– ó samenwoningscontract (vgl. huwelijkscontract) : De verklaring van wettelijke samenwoning is een
gezamenlijke verklaring, die ten onrechte wordt verward met een ‘samenwoningscontract’. Er is slechts
sprake van een samenwoningscontract indien de samenwoners, die de verklaring hebben afgelegd,,
bovendien een (notarieel) contract afsluiten waarin ze bepaalde vermogensrechtelijke gevolgen vastleggen
van hun relatie, net zoals gehuwden dat kunnen doen in een huwelijks- overeenkomst. verklaring van
wettelijke samenwoning =/ samenwoningscontract.
2
,Gevolgen wat de persoon betreft?
– Wettelijk zijn er geen persoonlijke verplichtingen die uit de wettelijke samenwoning ontstaan, zoals dat wel
het geval is bij het huwelijk (=samenwoning, getrouwheid en bijstand). Zelfs geen plicht tot samenwonen!!
– Conventioneel? Geen aantasting of beperking persoonlijke vrijheid mogelijk
• Bv. geen getrouwheidsverplichting
• Bv. geen bijstandsverplichting (moreel en affectieve dimensie)
• Bv. De wetgever schrijft niet voor dat je moet samenwonen
• Je kan niet in contract overeenkomen dat je bv. nooit gaat bedriegen.
• Je kan niet een schenking belofte overeenkomen. Bv. telkens als je voor een
Chanel vitrine bent moet je partner jou iets kopen.
Gevolgen wat de vermogens betreft?
– Conventioneel: Samenwoners kunnen wel, een overeenkomst aangaan in verband met de
vermogensrechtelijke en geldelijke gevolgen van hun relatie, dus onder meer betreffende de verplichting
tot materiële of financiële hulp, zowel tijdens als na de relatie.
– Wanneer je samen iets koopt is er onverdeeldheid. Bv. Een kast samen gekocht à elk eigenaar van de
helft, want wet heeft een vermoeden van gelijkheid. Je kan in een contract afspraken dus maken over wie
wat beschikt.
– Opgelet met betrekking tot de gevolgen van de beëindiging van de relatie:
• Geen geldelijke sanctie gekoppeld aan verplichting tot voortzetting van de
samenwoning, omdat de vrijheid om de relatie te verbreken onaangetast
moet blijven.
• Wat wél zou kunnen, is een overeenkomst waarbij de ene zich tegenover de
andere verbindt om de relatie niet abrupt te beëindigen, in die zin dat de
levensgenoot hierdoor in (geldelijke) moeilijkheden zou geraken.
Primair samenwoningsstelsel (art. 1477 oud BW)
Daarenboven heeft de wet met betrekking tot de wettelijke samenwoning, net zoals bij het huwelijk, maar
anders dan bij de feitelijke samenwoning, regels vastgelegd over de organisatie van het gezinsleven (regeling
over de gezinslasten, over de gezinswoning en over de gezinsbescherming) Men spreekt in dat verband van een
primair samenwoningsstelsel, te vergelijken met het primair huwelijksstelsel.
o primair huwelijksstelsel= aantal zaken die voor elk huwelijk gelijk zijn (ongeacht welke stelsel je
kiest)
Erfrecht tvv langstlevende WS
o Alhoewel de langstlevende ws iets kan krijgen, is hij geen reservatair erfgenaam en kan dus
uitgesloten worden.
o Hij heeft een anormaal/beperkt erfrecht op iets heel bijzonders namelijk het vruchtgebruik op de
gezinswoning en inboedel.
Fiscaal en socialezekerheidsrechtelijk
Op fiscaal vlak is er een ver doorgevoerde gelijkschakeling van de situatie van wettelijke samenwoners met
deze van gehuwden
3
, Socialezekerheidsrechtelijk is de situatie van wettelijk of feitelijke samenwoners niet of nauwelijks te
onderscheiden, op enkele belangrijke uitzonderingen na, zoals in de pensioenvoorzieningen en de
arbeidsongevallen- en beroeps- ziekteverzekering.
Beëindiging relatie van wettelijke samenwoning (art. 1476, § 2 oud BW)
– Formele beëindiging is vereist bij ABS
– Door een gezamenlijke verklaring of op initiatief van één van beide
– Eenzijdige beëindiging? à verklaring wordt betekend bij deurwaardersexploot + geen opzeggingsperiode
– Andere gronden van beëindiging à Overlijden en huwen
Gevolgen van beëindiging
– Na de beëindiging van het wettelijk samenwonen zijn er geen andere vermogensrechtelijke gevolgen dan
degene die de partners zelf hebben bedongen.
– Geen wettelijke alimentatie voorzien.
– Was er ook conventioneel niets bepaald, dan wordt, op dezelfde wijze als na beëindiging van de feitelijke
samenwoning, soms gepoogd om ze van de rechter te verkrijgen. (drie maanden na beëindiging) art. 1479,
al. 3 OBW
– Incidenten die bestaan omwille van de beëindiging kan wel voor de rechter gebracht worden. Bv verlies
van uw woning en je hebt kinderen. à Rechter zal tussenkomen voor een oplossing te vinden, maar heeft
geen bevoegdheid om maatregelen te nemen.
Huwelijks samenwonen
Het huwelijk wordt heel formeel aangegaan. De regels zijn vervat in de artikelen 164/1 e.v. oud BW. Er is
voorzien in een voorafgaande aangifte van de intentie om te trouwen, van een wachttijd, en vervolgens van
een ‘voltrekking’ van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand, in het openbaar, en eventueel
in aanwezigheid van getuigen.
Primair huwelijksstelsel
Het huwelijk brengt een reeks dwingende gevolgen met zich mee die vervat zijn in het primair huwelijksstelsel
(art. 212-224 oud BW).
Het gaat om regels die de wetgever als primair of primordiaal, d.w.z. essentieel beschouwt, die voor alle
gehuwden gelden en waarvan ze bij overeenkomst niet mogen afwijken (art. 212 oud BW). De wet bepaalt dus
zelf de inhoud van het huwelijk en laat het niet aan de gehuwden zelf over om dit nader in te vullen
De wettelijke regeling zal enkel worden ingeroepen als een van de echtgenoten ze miskent en de andere dit wil
aanklagen. Dan rijst de vraag welke sanctie aan een dergelijke schending van de wettelijke huwelijksplichten
kan worden verbonden: men kan mensen immers niet verplichten om elkaar graag te zien.
In dit dwingend primair huwelijksstelsel zijn, enerzijds, persoonlijke verplichtingen opgenomen en, anderzijds,
vermogensrechtelijke bepalingen.
Persoonlijke gevolgen
– Persoonlijke verplichtingen (art. 213 oud BW)? Samenwoning, getrouwheid, hulp en bijstand (=>
familierecht)
vermogensrechtelijke gevolgen
– Dwingende vermogensrechtelijke gevolgen situeren zich op twee vlakken: gelijkheid en autonomie
enerzijds en solidariteit anderzijds.
– De juridische gelijkheid tussen de echtgenoten is bij wet ingevoerd, om een einde te maken aan de
overwegende rol die de wet binnen het huwelijk aan de man had toegekend. Dat blijkt uit de regels die
4