Les 12/10
Spijsverteringsstelsel -> onderscheid tussen de spijsverteringsbuis en de grote parenchymateuze
klieren anderzijds.
Buis: alle compartimenten de revue laten passeren
- Mondholte, farynx, slokdarm, voormagen (als ze aanwezig zijn), maag, dunne darm, dikke
darm en anaalkanaal (hoort bij elkaar)
Al die structuren in detail bekijken -> op einde: afweer!!! Te vgl met diffuus lymfoïd weefsel, bloed en
lymfecirculatie en bezenuwing op einde besproken
Apart hoofdstuk: grote parenchymateuze organen die ook bij het spijsverteringsstelsel horen, maar
die beschouwen we als aparte entiteiten
-> grote speekselklieren, pancreas en lever
Spijsverteringsbuis!!! Altijd vertrekken vanuit functie van orgaan -> je kan al veel afleiden wat de
bouw betreft van die organen. Geldt voor alle organen.
Volledige buis heeft duidelijk mechanische functie: voedselbrij wordt opgenomen, ingeslikt,
getransporteerd binnenin heel die buis
-> spierlaag aanwezig die doormiddel van ritmische contracties ervoor zorgt dat die voedselbrij wordt
doorgesluisd
Die spierlaag vinden we terug in de t. muscularis, niet thv de lamina muscularis mucosae. Muscularis
mucosae is heel dun spierlaagje -> dat spierlaagje dient om de mucosa te doen bewegen tov de
inhoud, maar zal nooit de inhoud zelf doorstuwen
De propulsie gebeurt echt door een heel dikke tunica muscularis
Om dat voortstuwen te vergemakkelijken: we zien over de volledige buis ook altijd een uitgebreide
slijmproductie. Zowel intra-epitheliaal als extra-epitheliaal vinden we heel veel kliertjes terug die
slijm produceren. Dat maakt dat er een extra slijmlaagje wordt geproduceerd (soort van glijmiddel)
dat dus die voedselbrij gemakkelijk kan passeren.
Die voedselbrij is ook rijk aan een hele reeks van antigenen, die voedselbrij die langsheen dat
epitheel schuift zorgt ook voor een mechanische belasting: op bepaalde plaatsen is dat epitheel zeer
sterk verdikt, om weerstand te bieden tegen die mechanische wrijving (dan hebben we een meerlagig
epitheel al dan niet verhoornd)
-> wrijving het grootst: mondholte, in de farynx en in de slokdarm
Maag, dunne darm, dikke darm: de vertering! Daar is het voedsel al redelijk veel verslapt (is minder
dik) -> op einde van dikke darm gaat het terug indikken (kan weer zorgen voor mechanische wrijving)
-> vanaf het anaalkanaal opnieuw een licht verhoornd meerlagig plavei-epitheel, omdat daar
opnieuw die wrijving ontstaat
Ondanks dat het epitheel toch beschermd is tegen die mechanische belasting door slijmproductie en
de dikte van het epitheel, gebeurt vrij vaak dat het epitheel toch beschadigd is => leidt dan tot een
immuunrespons. Is een zeer stevig uitgebouwd immuunsysteem thv de darm, ten tweede ook heel
dat spijsverteringsstelsel (voornamelijk die buis) heeft een heel goed regeneratief vermogen. Dus de
minste wonde die je creëert thv die spijsverteringsbuis die wordt zeer snel en ook zeer goed geheeld.
Als ook als een soort van beschermingsmechanisme -> om die hiaten, wondes zo snel mogelijk te
laten helen. Dat was de mechanische functie.
,De spijsverteringsbuis heeft ook een verteringsfunctie. Dat gebeurt op 2 manieren.
1) De enzymatische verteringsfunctie
Bij ieder van ons, door enzymes die je produceert
Begint in de maag, vindt voornamelijk plaats in de dunne darm door een hele reeks (batterij)
aan spijsverteringsenzymes -> daarvoor dienen specifieke klieren
2) Microbiële vertering
Herkauwers: thv voormagen hebben we uitgebreide microbieele gemeenschap in die
voormagen -> vertering van plantaardig materiaal (rund kan dat zelf niet afbreken, maar
maakt gebruik van die microflora om dat plantaardig materiaal te gaan verteren)
Het paard en andere niet-herkauwende planteneters??? Hebben ook een microbiële vertering,
gebeurt niet thv de voormagen, maar thv de dikke darm.
Paard heeft een enorm grote dikke darm! Ook bij ieder van ons: bij ons ook een microbiële vertering
thv die dikke darm (dus ook bij omnivoren en vleeseters). Met ook productie van hele reeks van
laagmoleculaire stoffen en dergelijke. Dus de vrije vetzuren die van belang zijn voor goede, optimale
werking van de dunne darm, voor gezondheid van de darm. Maar ook het vrijstellen van vitamines en
dergelijke. Gebeurt thv die dikke darm, door die microbiële vertering!
Dat voedsel wordt verteerd en moet opgenomen worden: ook een resorptie-functie. En om aan die
resorptiefunctie te voldoen, dan hebben we te maken met een heel dun epitheel (meestal éénlagig
epitheel) -> barrière zo dun mogelijk zodat het voedsel opgenomen kan worden.
En ook een zo groot mogelijk oppervlak -> die oppervlaktevergroting vinden we vnl terug thv de
dunne darm: grote plooien, vingervormige uitstulpingen van de mucosa. Op cellulair niveau heeft
elke cel nog eens die microvilli.
=> leidt tot een enorme oppervlaktevergroting, dat dus die dunne darm in staat is om massale
hoeveelheden van die vrijgekomen voedselbestanddelen op te nemen
1 uitzondering wat dat epitheel betreft: thv de voormagen gebeurt de microbiële vertering, maar
daar gebeurt ook de resorptie. Toch zien we thv de voormagen een meerlagig verhoornd plavei-
epitheel: toch een hele dikke barière, en toch gebeurt daar de resorptie. Is door een heel specifiek
mechanisme: de voormagenbarrière.
Dus normaal gezien: resorptiefunctie -> een dun epitheel. Dat klopt, behalve ter hoogte van de
voormagen, maar daar zitten we met een ander mechanisme.
Om die resorptiefunctie te bevorderen: op die plek vinden we ook altijd een uitgebreide lamina
muscularis mucosae terug. Deze muscularis mucosae door contractie zorgt ervoor dat de mucosa
continu beweegt ten opzichte van de inhoud. Vandaar dat thv de mondholte, thv de farynx, slokdarm:
het heeft geen zin dat die mucosa beweegt tov de inhoud. Dus thv de mondholte, de farynx en de
slokdarm (vnl het craniale gedeelte van de slokdarm) vinden we geen lamina muscularis mucosae
terug: dat heeft geen zin.
-> enkel thv maag, dunne darm, dikke darm daar is er eigenlijk wel een interactie tussen mucosa en
voedselbrij (en inhoud) => wel een uitgebreide lamina muscularis mucosae (altijd denken in functie
van de functie: een zo goed mogelijk contact met de inhoud)
Dwarse doorsnede doorheen dunne darm van varken: om die oppervlaktevergroting aan te tonen. Je
ziet in eerste instantie die grote plooien, die volledige mucosa en het submucosa die effectief instulpt
,in het lumen. Die plooien zijn dwars aangesneden, je denkt dat die plooi longitudinaal verloopt, maar
dat is niet waar. Die plooien verlopen meer spiraalsgewijs!!! Maar door het feit dat je een zuivere
dwarse doorsnede maakt ga je die spiraalsgewijze plooien ook dwars gaan aansnijden.
Grote plooien die zorgen voor oppervlaktevergroting, op elke plooi zien we dat de mucosa nog een
keer gaat uitstulpen: zijn die villi, die darmvlokken, die vingervormige of bladvormige uitstulpingen
van de mucosa. En dan op de mucosa zelf: op cellulair niveau gaat elke cel nogmaals kleine
vingervormige uitstulpingen vertonen = de microvilli.
-> we zien een oppervlaktevergroting op 3 niveau’s: thv de plooien, thv van de mucosa en thv de
cellen zelf
-> geeft een vrij grote vergrotingsfactor
De verschillende componenten de revue laten passeren: we beginnen bij de mondholte. Heeft een
uitsluitend mechanische functie, er gebeurt daar geen vertering, er gebeurt daar ook geen resorptie.
Puur het opnemen van voedselbrij, het kauwen en finaal dat doorslikken.
Tunica mucosa: meerlagig verhoornd plavei-epitheel
-> voedselbrij is nog redelijk ruw (zeker bij planteneters, bij vleeseters is dat iets zachter) dus kans op
mechanische belasting is het grootst => meerlagig licht verhoornd plavei-epitheel
- Licht verhoornd bij carnivoren
- Duidelijk verhoornd bij herbivoren, en zeker het vast bij het rund en de kleine herkauwers:
die eten alles op wat ze zien
Die verhoorningsgraad hangt niet alleen af van de diersoort, maar ook van de plaats. We zien dat dus
aan de bovenkant van de tong: altijd onderhevig aan die mechanische belasting -> dus altijd een
meerlagig verhoornd epitheel aan bovenkant van tong bv. Terwijl aan onderkant: bijna nooit contact
met voedsel dus onderkant van tong is meestal licht verhoornd tot soms zelfs onverhoornd epitheel.
-> het hangt niet alleen af van de diersoort, maar ook van de plaats
In die mondholte kan je dus heel veel variatie krijgen, soms daar ook een overgang tussen een
verhoornd epitheel en een onverhoornd epitheel. Wordt ook wel het parakeratotisch epitheel
genoemd: is dat nu verhoornd of niet? Is een overgangszone.
-> een parakeratotisch epitheel is eigenlijk iets pathologisch, behalve in de mondholte! Daar vinden
we die overgang vrij vaak terug
Onder dat epitheel: de lamina propria. Er is geen lamina muscularis mucosae aanwezig, dat heeft
geen zin dat die mucosa daar beweegt. We hebben dus 1 doorlopende bindweefsellaag: de propria-
submucosa. Bestaat uit losmazig bindweefsel, naarmate we meer en meer naar de diepte gaan gaat
dat over in iets denser bindweefsel.
-> dat bindweefsel is altijd heel sterk gevasculariseerd, zien we altijd heel veel bloedvaten
(voornamelijk bij carnivoren) -> bij carnivoren heeft dat nog een bijkomende functie, namelijk
thermoregulatie.
Hond als het warm is zit te hijgen: is gewoon om die warmte af te geven. Hele rijke vascularisatie ter
hoogte van die mondmucosa. Heeft allemaal te maken met de thermoregulatie.
Ook op bepaalde plaatsen heel uitgebreide bindweefselpapillen. Op bepaalde plaatsen vanuit die
propria-submucosa krijg je echt vingervormige uitstulpingen => dat epitheel dat zit daar echt perfect
, tussen.
Dat maakt dat dat epitheel zeer sterk aangehecht zit aan dat onderliggende bindweefsel -> er is
weinig bewegingsruimte. Dat vind je voornamelijk terug thv het harde gehemelte. Met tong over
harde gehemelte wrijven -> dat epitheel zit muurvast, kan je bijna niet gaan verplaatsen.
Tegenstelling tot binnenkant van wang: daar zit wel wat bewegingsvrijheid. Komt gewoon door het
feit dat thv het harde gehemelte het epitheel zeer sterk verankerd zit aan dat onderliggende
bindweefsel met heel diepe bindweefselpapillen.
Geen lamina muscularis mucosae, maar in die gemeenschappelijke propria-submucosa vinden we
dan altijd wel veel kliertjes terug. Dus zeer veel klieren -> zijn bijna altijd enkelvoudige klieren. Dus 1
of geen afvoerweg, maar zeker geen vertakte: want een vertakte afvoerweg dan is het een
samengestelde klier. Dus meestal kleine, enkelvoudige kliertjes, maar die kunnen wel gemengd zijn.
Gemengd -> ofwel een sereus, ofwel een muceus secreet. Dus waterachtig of slijmachtig secreet,
meestal muceus (dus slijmachtig). Al deze kleine kliertjes in de wand van die mondholte = de kleine
speekselklieren. Krijgen een heel typische naam afhankelijk van de plaats waar ze voorkomen.
- Glandulae labiales: aan binnenkant van de lippen
- Glandulae buccales: aan binnenkant van de wang
- Glandula lingualis: thv de tong
- Glandulae palatinae: thv het gehemelte (zowel hard als zacht gehemelte)
Allemaal kleine speekselkliertjes: allemaal enkelvoudige kliertjes die daar gewoon aanwezig zijn en
zorgen dus voor een slijmproductie. Die gaan we altijd terugvinden: kleine, enkelvoudige,
slijmproducerende kliertjes.
Aansluitend op propria-submucosa: een tunica muscularis. Maar die is niet altijd aanwezig, tunica
muscularis is aanwezig thv de wang en thv de lippen. Thv lippen: musculus orbicularis oris genoemd.
Is soort van kringspier rondom rond de lippen. Spieren thv de wangen: musculi buccales.
-> daar zijn duidelijk spieren aanwezig: maar zijn allemaal dwarsgestreepte skeletspieren, die zijn
onderhevig aan de wilsbeschikking: van belang bij het opnemen van dat voedsel, en bij het kauwen!
Op bepaalde plaatsen geen lamina muscularis mucosae -> die propria submucosa gaat dan
rechtstreeks aanhechten op beenweefsel. Waar? Thv de processus alveolaris (aan de bovenkaak en
de onderkaak) -> daar thv processus alveolaris zit in dat been de tand vervat. Daar is dus geen spier
aanwezig: de mondmucosa gaat onmiddellijk aanhechten op dat beenweefsel. Ook thv dat harde
gehemelte: we vinden ook onmiddellijk aansluiten van die propria submucosa op het periost van het
harde gehemelte.
Adventitia is afwezig!! Thv processus alveolaris of dat harde gehemelte sluit dat onmiddellijk aan op
dat beenweefsel (is geen adventitia). Thv de lippen en de wangen gaan we zien dat die spierlaag (die
lamina muscularis of die tunica muscularis) eigenlijk onmiddellijk aansluit aan de buitenkant op de
hypodermis van de huid: die dus de lippen en de wangen bekleed. Dus eigenlijk is daar geen echte
adventitia aanwezig: die spierlaag loopt gewoon door op het bindweefsel van de huid.
Aantal differentiaties heb je wel: voornamelijk anatomisch. Je hebt dus de lippen en de wangen.
Belangrijke differentiatie: de tanden. Heeft grote link naar de embryologie. De structuur van de tand
(hypsodont of brachydonte tand) wordt bepaald door de embyronale ontwikkeling.