Health Psychology Part 2: Biopsychosocial Interactions
Boek is achtergrondinformatie -> teksten zijn niet nodig om te slagen. Handige info uit de tekst aangegeven met *
DEEL 1: PSYCHOPHYSIOLOGY OF STRESS
Les 1: Homeostatische regulatie
Tekst: Homeostatic Regulation (HF3)
Inleiding – Homeostatische regulatie
- Homeostatische regulatie: de mogelijkheid van een organisme om zijn interne omgeving stabiel te houden,
ondanks veranderingen in externe omgeving
▪ Bv: temperatuur, bloeddruk, zuurstofdruk, bloedglucose
- Centraal zenuwstelsel (CNS): interface voor interactie met externe omgeving
- Stress = bedreiging voor homeostase
▪ Stressor
. Fysiek (bv: koude)
Bottom up
. Psychologisch (bv: anticipatie van pijn, examen)
Top down
▪ Compositorische stressrespons
. Verschillende systemen proberen balans te behouden
Feedback controle
- Temperatuur
▪ Lichaamstemperatuur stijgt
. Bloedvaten uitzetten
. Zweetklieren actief
▪ Omgekeerde bij daling van lichaamstemperatuur
. Bloedvaten vernauwen
. Zweetklieren inactief
. Spieren samentrekken -> rilling
- Bloeddruk
▪ 1. Receptoren aan het hart dat veranderingen in BP opmerken (baroreceptoren)
↓ Glossopharyngeal nerve
▪ 2. Signaal naar breinstam medulla
↓ Vagus nerve
▪ 3. Hartslag aanpassen
- Bloed pH/PaCO2
▪ 1. Hyperventilatie: meer CO2 uit lichaam, pH stijgt
▪ 2. Signaal naar chemoreceptoren
▪ 3. Minder stimulatie van respiratoire centers
▪ 4. Minder ademhaling, minder CO2 uitademen, minder pH
Feedforward controle
- Perturbaties anticiperen & corrigeren VOOR ze komen
- Mechanisme: klassieke conditionering
- Bv: Inspanningsastma
▪ Meer ademhaling & hogere hartslag voor begin van inspanning
▪ Zelf voor begin van stijging in PaCO2
1
,Hiërarchie van homeostatische controle
- Laagste niveau: organen
- Midden: autonoom en endocrien systeem
- Hoogste: hypothalamus
▪ Interactie met hogere breinstructuren
▪ Invloed op breinstam
. Breinstam invloed op organen door autonome acties
. Zorgt voor reflex pathways
▪ Invloed op endocrien systeem
Orgaan-niveau: intrinsieke controle mechanismes
- Wat: orgaan past zijn functie zelf aan door trage, lokale veranderingen/reflexen
- Voorbeeld: Frank Starling Mechanisme
▪ Als terugkerend (veneus) bloedvolume stijgt -> atrium kamers meer vullen voor volgende hartslag
▪ Meer effectieve vulling van atria -> meer wand-elasticiteit & meer spiervezel spanning
▪ Meer vigoureuze contractie bij volgende slag
▪ Linker ventrikel meer volledig leeg
▪ Meer effectieve bloedstroming in aorta
=> som van hartrespons door flow demands door systemische circulatie
▪ Alleen mogelijk als condities relatief stabiel zijn
Autonoom zenuwstelsel (ANS)
- Signalen in ANS verzonden door neuronen naar lokale organen
- Viscera: hebben beperkt bewustzijn en beperkte vrijwillige controle ~ autonoom
- Negatieve feedback
- Pathways
▪ 1. Sensorische pathways (afferent, naar boven)
▪ 2. Motor pathways (efferent, naar onder)
- Onderverdelingen
▪ 1. Sympathisch (SNS)
▪ 2. Parasympatisch (PNS)
▪ 3. Enterisch
▪ Reciproke regulatie van orgaanfunctie
. Bv: SNS maakt bloedvaten kleiner, PNS maakt bloedvaten groter
. Bv: SNS maakt pupillen wijder, PNS maakt pupillen smaller
▪ Elke onderverdeling heeft
. 1. Sensorische pathways: orgaan -> ganglia -> breinstam (afferent)
. 2. Responscomponenten (efferent)
2.1. Dalende autonome en pre-ganglion fibers
Hypothalamus/breinstam -> intermediolaterale cel-kolom van ruggengraat
2.2. Ganglion (collectie van cellichamen met interconnectie)
Relay station voor dalende/stijgende signalen
Deel van lokale regulatie systemen/reflexen
Primaire ntm = acetylcholine
2.3. Postganglion fibers
Boodschap meer geëlaboreerd dan in pre-ganglion fibers
2.4. Neuro-effector juncties
Postganglion fibers/receptoren op targetweefsel
Zenuwimpuls -> motoractie
2
,Sympathische onderverdeling ANS
- 1:10 pre vs post ganglion fibers
▪ Algemeen, brede invloed op viscera
▪ Wijd gelinkt over ganglia
▪ Dicht geïntegreerde acties over verschillende organen
- Neurotransmissie
▪ Acetylcholine (pre-ganglion)
▪ Norepinephrine (post-ganglion)
. Gladde spieren, hartspieren & pacemakers -> meer kracht
. Activerende functie
▪ Behalve !
. 1. Sympathische pre-ganglion zenuwen zetten acetylcholine vrij bij bijnier medulla
Zorgt voor vrijlating catecholanmines (nor/epinephrine) in bloed
Pre-ganglion direct op medulla, geen ganglion of post-ganglion
. 2. Sympathische zenuwen zetten acetylcholine vrij aan de zweetklieren (handen, voeten,..)
- Actief tijdens stress
▪ Fight/flight respons
Parasympatische (vagale) onderverdeling ANS
- 1:3 pre vs post ganglion zenuwen
▪ Meer specifiek
▪ Dichter bij target orgaan
- Neurotransmissie
▪ Acetylcholine (pre-ganglion)
▪ Acetylcholine (post-ganglion)
. Gladde spieren, hartspieren & pacemaker
. Inhibitorische invloed
- Minder actief tijdens stress
▪ Functies: energiebewaring, reproductie, vertering
Autonome controle van de hartslag
- Anatomie
▪ Sino-Atrial Node (SA): primaire pacemaker – 105 bpm
▪ Atrial-Ventriculare (AV): Yoked – 40-60 bpm
- Bv: graded reciproke regulatie van een orgaan door sympathisch en parasympatische verdeling ANS
▪ (Para)sympathische uitvloei naar SA node
. Parasym: hartslag daalt (via vagus zenuw)
. Sym: hartslag stijgt
Electrocardiogram (ECG/EKG)
- Wat: registratie van de elektrische activiteit van het hart
- Wat zie je
▪ P-wave: atria activatie
▪ QRS complex: ventrikel activatie
▪ T-wave: herstel
- Heart Rate (HR)
▪ Beats per minute (bpm)
▪ Telt nummer van R-peaks per minuut
3
, - Heart Period (HP)
▪ Interbeat interval (IBI) in msec
▪ Tijd tussen R-peaks (R-R interval)
- Studie: door stress verhoogt hartslag
▪ Voor examen: 70 bpm
▪ Tijdens examen: 74 bpm
▪ Achter examen: 65 bpm
Hartslagvariabiliteit (HRV)
- Hartslag is niet altijd hetzelfde
- Vagale invloeden op SA-node hebben een respiratoir ritme
▪ Respiratory ‘gating’ van autonome uitvloei
▪ Alleen vagale invloeden kunnen zorgen voor snelle fluctuaties in hartslag
- Respiratory Sinus Arrhythmia (RSA): variaties in hartslag op een respiratoir ritme
▪ Inspiratie: minder vagale uitvloei, hartslag stijgt
▪ Expiratie: meer vagale uitvloei, hartslag daalt
- Tijd-domein maatstaf: Root Mean Square of Successive Differences (rMSSD)
▪ Toont kortetermijn variaties in hartritme
▪ rMSSD stijgt: vagale uitvloei stijgt
▪ rMSSD daalt: vagale uitvloei daalt
- Frequentie-domein maatstaven
▪ Ultra low frequency (ULF): < 0.00335 Hz
. Circadian rhythms, andere lange termijn veranderingen in hartritme
▪ Very low frequency (VLF): 0.00336-0.04 Hz
. Sympathetic + vagal effects, thermo regulation, vasomotoric, …
▪ Low frequency (LF): 0.041-0.15 Hz
. Tonic sympathetic + vagal effects, blood pressure regulation, …
▪ High frequency (HF): 0.151-0.40 Hz
. Vagal input; but not exclusively: also moderated by respiration
HRV EN STOORNISSEN
- Significantie van HRV: toont de individuele flexibiliteit van de hartactiviteit om aan endogene en exogene noden
te voldoen
▪ Grotere variabiliteit -> BETERE mentale en psychologische gezondheid
▪ Correleert met: stress, depressie, anxiety, cardiac mortality, emotionele regulatie, executieve functie
- Studie: HRV en mentale stoornissen
▪ Minder HRV in depressie (tijd en frequentie domein)
▪ Minder HRV in meest uitgesproken depressie + GAD
- Studie: HRV en hartziektes
▪ Resultaten 1
. Pp met hartziektes meer comorbide depressie
. Depressie geassocieerd met stijging in cardiac mortality (-> via HRV?)
▪ Resultaten 2
. Minder HRV in CAD pp met depressie
. Meer autonome dysfunctie is een plausibel mechanisme voor link depressie & stijging in
cardiac mortality
. Minder HRV medieert effect van depressie op overleving na acute MI
HRV EN BIOFEEDBACK TRAINING
- HRV is veranderbaar
- Veranderbaar door trage, diepe ademhaling (6x per minuut)
- Mechanisme niet duidelijk, maar waarschijnlijk…
▪ 1. Fase relatie tss HR oscillaties en ademen op specifieke frequentie
4