De volgende onderwerpen komen aan bod: verschillende benaderingen; faalangst; kind in de problemen; de opvoedingsstituatie; concentratie ; hyperactiviteit; groepsidentiteit; pesten; werkhouding; motivatie; agressie; sociale angst; verdriet; cultuur
Verschillende benaderingen.
o Psychodynamische benadering. Driften & lusten.
o Grondlegger Freud (psycho-analyse), Eriksson.
o Problemen uit kindertijd, blijven vaan onbewust. Therapie moet dat naar boven
halen.
o Driftmodel: mens wordt gedreven door driften en zoek behoeftebevrediging. es-
ego-superego.
o Objectrelatiemodel: eerste relatie in je leven staat centraal, hechting en losmaken.
o Rol therapeut: interpreteren en duiden. Therapeut blijft op de achtergrond en laat
zichzelf niet zien. Alles komt uit de cliënt.
o Gedragsbenadering. Aangeleerd
o Leertheorie.
o Gedrag aanleren en afleren.
Klassieke conditionering (Pavlov, Watson)
Operante conditionering (Skinner)
Modelling, imitatie (Bandura)
o Cognitief: denken veranderen, irrationele gedachten veranderen door rationele
gedachten (RET).
o Rol therapeut: samenwerken, actief en direct, trainen.
o Cognitieve benadering. Denken.
o Gedachten bepalen gevoel en gedrag. Kind accepteren, goed luisteren. Fasen (oraal,
anaal, genitiaal)
o Cliëntgerichte benadering. Gevoel bepaalt.
o Grondlegger Roger en Maslov.
o Ware zelf staat centraal, je willen ontdekken en ontplooien.
o Onvoorwaardelijke acceptatie van je ‘zelf’
o Als je ‘je ware ik’ kwijt bent ontstaat incongruentie.
o Doel therapie: jezelf terugvinden.
o Behoeftepiramide Maslow.
o Rol therapeut: acceptatie, empathie, inzicht bieden, geen adviezen.
o Systeemgerichte benadering. Geheel is meer dan de som der delen.
o Systeem: gezin, partners, kinderen enz.
o Kenmerken algemene systeemleer: geheel is meer dan de som der delen.
o Een individueel probleem is deel van een sociaal systeem.
o Indeling gezinstherapieën: communicatietheoretisch (Watzlawick), structurele
(Minuchin) of intergenerationeel, contextueel (Nagy).
o Rol therapeut: meerzijdig partijdig, geven en nemen, in evenwicht brengen, familie
bij behandeling betrekken, benoemen van onrechten.
, Faalangst.
Er is sprake van faalangst, indien duidelijk een leerling als gevolg van zenuwen duidelijk anders
presteert dan op basis van de capaciteiten van het kind verwacht kan worden.
Negatieve faalangst: wanneer de prestaties veel minder zijn dan verwacht. Een kind met negatieve
faalangst vult zijn gedachten voor en tijdens het presteren met allemaal negatieve zaken.
v.b. “Dit kan ik nooit” of “gisteren ging het ook al mis” of “ik weet niets meer”
Positieve faalangst: wanneer de prestaties veel hoger zijn dan verwacht.
In beide gevallen is er sprake van negatieve gedachten voor het presteren. Bij positieve faalangst
worden deze negatieve gedachten aangevuld met positieve gedachten.
Het ontstaan van faalangst. Drie factoren die bepalend zijn voor het ontstaan van faalangst:
1. Een faalervaring, zodat het kind weet wat falen is.
2. De reacties op het falen van de omgeving (de ouders, leerkracht, medeleerlingen).
3. Gebrek aan zelfvertrouwen. Door het regelmatig falen en door voor het kind vervelende
reacties kan het zelfvertrouwen aangetast worden. Een kind met een gebrek aan
zelfvertrouwen is vol negatieve gedachten als het moet gaan presteren. Dit zorgt er weer
voor dat het kind gaat falen. Ontstaan gebrek zelfvertrouwen: beschermende opvoeding,
verwaarlozende opvoeding, perfectionistische inslag van ouders of leerkracht, ongeduld van
ouders of leerkracht of verkeerde attributies (interne locus of control).
Neerwaartse spiraal:
Gebrek aan zelfvertrouwen
kan een oorzaak worden
van het falen. Door het
falen krijgt het kind
negatieve reacties van de
omgeving, die het
zelfvertrouwen kunnen
aantasten.
Wanneer ontstaat faalangst?
In die situatie waarin het al of niet positief functioneren ban het kind eenzijdig bepaald wordt door
de geleverde prestaties (en dan vooral op de cognitieve vakken).
Uitingen van faalangst:
Prestatietype. Zo’n kind is alleen maar bezig met presteren. Zijn welzijn hangt af van het
cijfer dat hij gehaald heeft. Hij eist van zichzelf de hoogste prestaties en is diep ongelukkig
als hem dat niet lukt. Kenmerkend voor dit type kind is ook het zeer harde leren thuis.
Twijfeltype. De leerling meldt voortdurend dat hij het werk niet aan kan. Alles is veel te
moeilijk. Zijn werken kenmerkt zich door zuchten en steunen. Als hij iets niet direct weet, is
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Boneca. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.