Kato Crispyn
Van Stress tot Welbevinden
Werkcollege 1: Stress
1. Wat is stress?
= spanning, druk
= niet specifieke respons vh lich op veranderende situatie waarbij een natuurlijk
overlevingsmechanisme
in werking treedt
= natuurlijke reactie vh lich op externe prikkel/situatie die als
bedreigend/uitdagend/overweldigend w ervaren
= fysiologische en psychologische reactie die mensen helpt om te reageren op
noodsituaties/nieuwe situaties
= gevoel dat je niet aan eisen kan voldoen die aan jou gesteld w omdat draaglast groter is
dan draagkracht
1.1. Eustress
= relatief nieuw concept dat een positief, behulpzaam en motiverend type stress
beschrijft
Motiveert om te werken, prestaties te verbeteren, doelen te bereiken, zelfs als je w
geconfronteerd met
uitdagingen
Activeert (net als distress) de FIGHT FLIGHT rea in je lich en hersnenen MAAR hier is
de opgewekte energie
evenredig aan de vraag vd situatie
Wnr vertrouwen in je vermogen om stressfactor te overwinnen = kans groter dat je
positieve stress ervaart
Eustress kan in Distress veranderen: wnr situatie te overweldigend w OF wnr extra
stressoren zich voordoen
1.2. Distress
= beschrijft het soort negatieve stress dat je associeert met je gestrest voelen
Dit type rea zorgt ervoor dat je je overweldigd en angstig voelt en dat je fysieke en
psychologische sympt
ervaart (vb hoofdpijn, spanning, slapeloosheid,..)
Vrijkomen van energie vindt op een meer lukrake manier plaats
Verschil tussen tress en distress: hangt ssamen met de stressoren die je rea uitlokken
en hoe je ze evalueert.
1
, Kato Crispyn
Distress doet zich voor wnr je ervan uitgaat dat stressoren niet onder jouw controle
zijn en je niet in straat
bent om de situatie op te lossen/te veranderen.
Stress Distress
2. De soorten stress
Acute stress
= kortdurende stressrea op onmiddelijke bedreiging/situatie, gekenmerkt door angst
voor die ene situa (vb
examen. Zorg dat je ‘op scherp’ staat.)
Chronische stress
= langdurige stress die voorkomt uit voortdurende problemen/uitdagingen. Is intens,
repititief,
aanhoudend/latent (vb financiele problemen, nachtlawaai, verlies van dierbare…)
Dagelijkse stress
= alledaagse stressoren die we allemaal ervaren
3. De oorzaken van stress: stressoren (kOp)
3.1. Soorten stressoren
Psychologische stressoren
= situaties, opmerkingen, personen/gebeurtenissen die je negatief/dreigend opvat.
Waarbij je het idee hebt dat de omgeving meer van je vraagt dan je daadwerkelijk aan
kan.
Vb: studies, werkstress, relationeel, financieel..
Fysiologische stressoren
= hebben impact op je lichaam
Vb: pijn, ziekte, verwonding
3.2. Oorzaken
Microniveau: persoon
Karakter, emotionele hypotheek, alledaagse stress, persoonlijke veerkracht, slepende
omstandigheden
Mininiveau: thuis
Onduidelijke rolverdeling, minder onverdeelde aandacht, vage grens werk-prive,
prikkels sociale media…
Mesoniveau: werk
2
, Kato Crispyn
Reorganisaties/fusie, innovatie werkmethoden, digitalisering, globalisatie arbeidsmarkt,
alles moet efficienter
Macroniveau
Onzekerheden, fincanciele sit, werkgarantie, religie, economie, teveel kennis
verwerken, evolutie…
3.3. Individuele factoren (koP)
Karaktereigenschappen: perfectionisme, faalangst, laag zelfbeeld, groot
verantwoordelijkheidsgevoel, …
Opvoeding – omgeving: hechting
4. De biologie van stress
Waarom reageert het lich zoals het reageert?:
Antw zit in de evolutie vh ontstaan vh zenuwstelsel:
> Zenuwstelsel van reptielen:
- Oude tak v rempedaalzenwustelsel = parasympathicus (OR)
- De tak van gaspedaalzenuwstelsel = orthosymathicus (GT)
> Zenuwstelsel van zoogdieren en mens:
- ‘’ - ‘’ - De nieuwe tak vh rempedaalzenuwstelsel !!
(NR)
Rem: ademhaling vertraagt, hartslag vertraagt, spijsvertering versnelt, klaar voor
ontspanning/rust
Gas: ademhaling versnelt, hartslag sneller, meer suiker in het bloed, klaar voor actie,
spijsvertering vertraagt
→ ieder orgaan heeft een tak vh gas- en rempedaalzenuwstelsel
4.1. Evolutie van ons brein
Dat evolueerde mee met de evolutie vh ZS:
Eerste brein: reptielen/reflexbrein
= hypothalamus en hersenstam, helpt ons overleven met instincten en reflexen:
eten, seksueel gedrag + is
verantwoordelijk voor de fight flight freeze modus bij gevaar (welke je kiest is afh
van je aangeboren
voorkeur en opvoeding)
= Automatische en snelle route zonder relationeel nadenken en onthouden
Oude hersenen
= dominant actief samen met zoogdierenbrein
Agressie, dominantie, paringsdrift, woede, aanbidding, hebzucht…
3
, Kato Crispyn
Tweede brein: emotionele brein/zoogdierenbrein/limbisch brein
= alles wat met emoties en affectieve toestanden te maken heeft, sociaal gedrag en
motivatie
Liefde, genegenheid, angst, verdriet, plezier aan seks en voeding…
= zorgt ervoor dat we gebeurtenissen onthouden zodat we ze kunnen
herhalen/vermijden
= blijft ook gericht op overleven
= dominant actief samen met reptielenbrein
Reptielenbrein + zoogdierenbrein activeren vaak de gas-tak en oude rem-tak:
beiden samen nemen ze de meeste beslissingen van ons gedrag (95%)
Derde brein: verstandsbrein, cognitieve brein/mensenbrein
= wat wij kennen als eigenlijke hersenen, neocortex
Opdoen van kennis leervermogen, taal, analyseren, oplossen van problemen,
creativiteit, logisch denken, morele waarden en normen, ratio
Voorkwab bevat redeneringsvermogen en bepaalt sociaal gedrag
Praat nadien goed wat ‘de oude hersenen’ hebben beslist
Amygdala: angstencentrum: neus voor gevaar en
w beïnvloedt door vroegere ervaringen
Thalamus: beheerder van de geheugenbank +
centrale punt waar zintuiglijke prikkels samen
komen en doorstuurt naar hersenen voor
verwerking + poort naar verstandsbrein/
bewustzijn
Hippocampus: betrokken bij opslaan v nieuwe
herinneringen
4.2. Structuren in de hersenen belangrijk bij
stress (zie bij afbeelding hierboven)
4.3. Terug naar ons ZS: neuroceptie
= scannen vd omgeving door autonome ZS, bepaalt zonder dat we ons daarvan
beuwst zijn welk deel v ons ZS
dominant actief is
OR= voor rood licht moet je stoppen = freeze
GT= nog snel het kruispunt oversteken = vlucht
NR= detecteer veiligheidssignalen, je mag door: bevordert sociaal conta, fase v
herstel, tempert OR en GT
4