Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Cijfer 9.1 Samenvatting extra hoofdstukken Klinische psychologie OU €4,98   Ajouter au panier

Resume

Cijfer 9.1 Samenvatting extra hoofdstukken Klinische psychologie OU

1 vérifier
 63 vues  6 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Volledige samenvatting van de 3 extra hoofdstukken gericht op de persoonlijkheidstheorieën van Allport, Eysenck en Cattel, (die door OU aangeboden worden in engelstalige artikel vorm), en die voorkomen in het 2e deeltentamen voor het vak. Behaald cijfer deeltentamen 2: 9.1

Aperçu 5 sur 19  pages

  • 18 décembre 2023
  • 19
  • 2023/2024
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: roxannevancauter • 6 mois de cela

Traduit par Google

Very bad summary. Nothing in “summarized”, everything consists of texts that are described indistinctly. Not everything you put on the

reply-writer-avatar

Par: nangelakorten • 6 mois de cela

Traduit par Google

Together, the English articles are 114 pages, which I have reduced to 19 pages in Dutch, which, in my opinion, is “summarized”. There are also 3 example pages, so you know what you're buying. I will therefore expand this number. Feedback is welcome but this rating is unreasonable. I have not received any other complaints about this

avatar-seller
Hoofdstuk 7: The Theories of Personality: Allport, Eysenck and Cattel.

Persoonlijkheidseigenschappen: Psychologische karakteristieken die stabiel zijn gedurende tijd en in verschillende
situaties. Kenmerken worden gede neerd als brede disposities om je te gedragen op bepaalde manieren.

Persoonlijkheidstheoretici benadrukken dat een centraal kenmerk van de wetenschappen zijn metingen. Wetenschappelijke
vooruitgang berust vaak op precieze metingen.

- In het werk van Freud ontbreken zulke metingen vaak. Hij leidde de aanwezigheid van mentale structuren van variërende
sterkte af zonder gereedschappen te leveren voor het meten van deze structuren. Hij vertrouwde op het gebruik van ‘case
study reports’.

- Rogers had iets meer aandacht voor metingen maar sommige van zijn theoretische constructen, zelfactualisatie motieven,
werden niet vergezeld met meetkundige principes.

De persoonlijkheidstheorie’s kijk op de persoon:

Termen van persoonlijkheidskenmerken: Woorden die de typische stijlen van ervaringen en actie beschrijven.

Eigenschapskenmerken hebben 2 connotaties: Consistentie en onderscheidend vermogen.

- Consistentie: De eigenschap beschrijft een regelmatigheid in het gedrag van de persoon. Ook wel beschreven als
disposities of dispositionele constructen. Betekent niet dat de persoon altijd bijv sociaal is maar in een bepaald type
situatie.
- Onderscheidend vermogen: Hiermee wordt bedoeld dat de persoonlijkheidstheorist zich primair bezig houdt met
karakteristieken waarin mensen verschillen. De persoon onderscheid zich vergeleken met een ander persoon.

De fundamentele boodschap van de persoonlijkheidstheorist is dat, ondanks alle variaties die er in een persoon kunnen zijn,
er een consistente persoonlijkheid is.

Persoonlijkheidstheorie zijn kijk op de wetenschap van de persoonlijkheid:

De 1e stap in het opbouwen van een wetenschap omtrent persoonlijkheid is de mogelijkheid om persoonlijkheidskenmerken
op betrouwbare en gevalideerde wijze te meten.

Men moet stellen dat er een persoonlijkheidsstructuur is, indien statistische analyze van goed samengestelde metingen
suggereren dat deze persoonlijkheidsstuctuur bestaat.

Persoonlijkheidsconstructen hebben tenminste 2 en soms 3 wetenschappelijke functies:

1. Beschrijvingen leveren: Eigenschapstheorieen kunnen basale beschrijvende feiten aanleveren die uitgelegd moeten
worden door een theorie van de persoonlijkheid. Eigenschap-taxonomie is een manier van het classi ceren van mensen
aan de hand van hun karakteristieke, algemene typen van gedragingen en acties.

2. Voorspellingen leveren: Mensen met verschillende levels van een gegeven persoonlijkheidskenmerk kunnen ook
verschillen in hun dagelijkse gedrag. Bijv aan de hand van zelf-scores van studenten op netheid kun je aspecten van hun
dagelijks leven voorspellen, bijv de netheid van de slaapkamer. Men kan dit dus doen door mensen testen te geven die
hun karakteristieke persoonlijkheidseigenschappen te meten.




fi fi

, 3. Uitleg leveren: Zaken voorspellen en uitleggen zijn 2 verschillende dingen. Theoretici suggereren dat constructen
m.b.t. eigenschappen gebruikt kunnen worden om het gedrag van een persoon uit te leggen. Sommmige theoretici
proberen dit door biologische factoren onderliggend aan een eigenschap te identi ceren. De meeste theoretici geloven
dat geërfde biologische factoren een primaire determinant zijn van individuele verschillen in eigenschappen. Maar men
verschilt in de verklarende status van eigenschapsconstructen

Eigenschapstheorieen van de persoonlijkheid; basis perspectieven die gedeeld worden
door eigenschapstheoretici:

- De basisaanname is dat mensen brede disposities bezitten, genaamd eigenschappen, om te reageren op bepaalde
manieren.

- Alle theoretici zijn het erover eens dat deze gegeneraliseerde neigingen om ons te gedragen op een bepaalde manier vs
een andere manier, de fundamentele bouwblokken zijn van de persoonlijkheid.

- Er is een directe overeenstemming tussen de prestatie van de persoon op eigenschap-gerelateerde acties en het bezit van
de corresponderende eigenschap.

- Menselijk gedrag en persoonlijkheid kunnen georganiseerd worden in een hiërarchie. Eysenck suggereerde dat gedrag
beschouwd kan worden in temen van speci eke responses. Sommige van deze responses kunnen gelinkt worden en
vormen samen meer algemene gewoonten. Deze gegroepeerde gewoonten vormen eigenschappen.

- Het eigenschapsconcept kan een fundering zijn voor een wetenschappelijke theorie van de persoonlijkheid.

De theorie van Gordon W. Allport:

Allport geloofde dat eigenschappen de basis units zijn van de persoonlijkheid. Volgens hem bestonden eigenschappen
daadwerkelijk en hadden deze hun basis in het zenuwstelsel. Zij representeren algemene persoonlijkheidsdisposities die
regelmatigheden in het functioneren van een persoon in verschillende situaties en over tijd, verklaarden. Konden
gede neerd worden door 3 eigenschappen; frequentie, intensiteit en scala aan situaties.

De nitie eigenschappen Allport: gegeneraliseerde en gepersonaliseerde bepalende neigingen - consistente en stabiele
modi van een individu’s aanpassing aan zijn/haar omgeving.

- Eigenschappen zijn niet hetzelfde als psychologische staten of gedragsmatige activiteiten die tijdelijk zijn en geïnduceerd
worden door externe omstandigheden.

Allport en Odbert’s classi ceerde persoonlijkheidsdescriptoren in 3 categorieën: Eigenschappen, staten en activiteiten.
Eigenschappen werden ook weer onderverdeeld in 3 verschillende typen:

- Kardinale eigenschap: Geeft uiting aan een dispositie die zo doordringend en opvallend is dat vrijwel elk handeling
terug te voeren is naar deze invloed.
- Centrale eigenschap: Disposities die een beperkter bereik hebben qua situaties dan kardinale eigenschappen.
- Secundaire eigenschappen: Zijn het minst opvallend, het minst gegeneraliseerd en het minst consistent.

Het eigenschap-concept is nodig om de consistentie van het gedrag te verklaren maar het erkennen van het belang van de
situatie is nodig om de variabiliteit van het gedrag te verklaren.




fi fi fi fi fi

, Allport analyseerde niet alleen stabiele eigenschappen maar ook motivationele processen, Hij benadrukte de functionele
autonomie van menselijke motieven. Motieven worden in het volwassen leven, onafhankelijk en autonoom van eerdere
spanningreducerende drijfveren.

- Hetgeen wat ooit extrinsiek en instrumenteel was word inintrinsiek en aandrijvend. Het dient nu zichzelf of in het groter
geheel gezien; het zelfbeeld.

Ideogra sche strategie: Focust zich op het potentieel unieke individu. Dit aanpak is in contrast met de aanpak van andere
eigenschapstheoretici die over het algemeen nomothetische procedures aannamen waarbij grote groepen individuen
worden beschreven in termen van universele persoonlijkheidskenmerken.

De empirische contributies van Allport worden beperkt. Hij verhelderde het eigenschap-concept maar zijn onderzoek stelde
weinig vast wat betreft het nut. In eerste instantie leek ook de ideogra sche strategie niet handig te zijn, maar men kwam hier
later op terug. Later bleek dat de ideogra sche strategieën het algemene begrip van mensen kon bevorderen.

Identi ceren van primaire eigenschapsdimensies; Factor analyse:

Belangrijke om te beseffen dat sommige eigenschappen samengaan als in ze hebben de neiging samen voor te komen.
Het gereedschap dat theoretici vaak gebruiken is een statische techniek genaamd factor analyse.

Factor analyse: Een statistisch gereedschap voor het samenvatten van de manieren waarop een grote groep variabelen
samen kunnen vallen / samen voor kunnen komen. Ook wel een statistische methode voor het identi ceren van patronen in
de massa van correlaties. Idealiter zal een factor analyse een kleine groep factoren identi ceren binnen de intercorrelaties van
een grote groep variabelen. Is een wiskundige statistiek, geen psychologie, maar psychologen hangen over het algemeen
psychologische labels aan de factoren.

- Deze clusters re ecteren de invloed van een onderliggende factor (iets dat verantwoordelijk is voor de correlaties tussen de
items) . Factor analyse simpli ceert de informatie, binnen een grote groep variabelen, door het identi ceren van een
kleine set factoren.

De statistische procedure identi ceert patronen van covariatie komende uit de test-responses van mensen. Geeft geen
antwoord op de vraag waarom deze responses covariëren. Het is de onderzoeker die het bestaan van een algemene entiteit af
leidt en interpreteert. Factor analyse is een complexe set van technieken en de onderzoeker moet speci ek kiezen hoe men
deze inzet.

De Factor-anlystische eigenschapstheorie van Raymond B. Cattel:

Cattel leverde 2 conceptuele onderscheidingen. 1 van deze onderscheidingen is de distinctie tussen Surface en source -
eigenschappen. Deze representeren verschillende levels van analyse, hij vertrouwde op het idee dat er hiërarchische relaties
zijn tussen de eigenschapsconcepten.

Surface - eigenschappen: Gedragsmatige neigingen die letterlijk oppervlakkig zijn en geobserveerd kunnen worden.

Source - eigenschappen: Interne psychologische structuren die de bron / onderliggende oorzaak, is van de geobserveerde
intercorrelatie tussen de surface - eigenschappen.

Cattel ontwikkelde systematische metingen van elk van de surface-eigenschappen, paste de metingen van surface-
eigenschappen toe op grote getale mensen en gebruikte factor analyse om patronen te identi ceren in de intercorrelatie van




fifi fl fi fi fi fi fi fi fi fi

, de surface-eigenschappen. Deze ‘factoren’ zijn in Cattel’s systeem de source-eigenschappen, ook wel onthuld als de kern
persoonlijkheidsstructuren.

Cattel identi ceerde 16 source-eigenschappen en groepeerde deze in 3 categorieën:

Capaciteit-eigenschappen: Refereert aan vaardigheden en capaciteiten die het mogelijk maken voor het individu om
effectief te functioneren. Bijv intelligentie.

Temperament - eigenschappen: Heeft betrekking op het emotionele leven en het stilistische kwaliteit van het gedrag.
Bijv snel of langzaam werken.

Dynamische - eigenschappen: Betreft het strevende en motivationele leven van het individu.

Voor het identi ceren van eigenschappen gebruikte Cattel 3 verschillende bronnen van data; L-data, Q-date en OT-data.

- L-data: Heeft betrekking op gedrag in actuele, dagelijkse situaties zoals bijv prestaties op school of interacties met
leeftijdgenoten.
- Q-data: Heeft betrekking op zelfrapportage data of responses op vragenlijsten .
- OT-data: Heeft betrekking op gedrag in miniatuur situaties waarin de deelnemer zich niet bewust is van de relatie tussen
de respons en het persoonlijkheidseigenschap die wordt gemeten.

De uitkomst van het onderzoek van Cattel heeft geleid tot het
ontwikkelen van de ‘ Sixteen Personality Factor Questionaire. Deze
wordt nog steeds gebruikt bij de assessment van individuele
verschillen.

De factoren die gevonden waren in de L en Q -data konden over het
algemeen gematcht worden aan elkaar, dit bleek niet zo te zijn voor
de OT-data.

Als bewijs voor het bestaan van de eigenschappen voerde Cattel de
volgende argumenten aan:

1. De resultaten van de verschillende factor analyses van
verschillende soorten data.
2. Vergelijkbare resultaten in verschillende culturen.
3. Vergelijkbare resultaten bij verschillende leeftijdsgroepen.
4. Het nut voor het voorspellen van gedrag in de natuurlijke omgeving.
5. Bewijs van genetische bijdragen voor vele eigenschappen.

Cattel benadrukte 2 andere determinanten; Staten en rollen.

Staat: refereert aan de stemming en emotie op een bepaald, afgebakend moment in de tijd. Deels bepaald door een
onmiddellijke situatie, bijv nerveus of vermoeid.

Rol: Bepaalde gedragingen zijn gelinkt aan sociale rollen die iemand moet spelen. 2 personen kunnen bijv verschillend
tegen elkaar doen in settingen waarin ze verschillende rollen spelen.




fi fi

, - In de praktijk is het lastig voor de psycholoog om het groot aantal factoren in acht te houden wanneer men de
persoonlijkheid van het individu beoordeelt.

- In het werk van Cattel is het meetproces niet alleen gebruikt voor metingen, het is ook gebruikt voor het theoretiseren. En
een theorie baseren op metingen is een riskante strategie. Er zouden belangrijke kwaliteiten kunnen zijn in een theorie
die niet naar voren komen in het meetproces. Hierdoor kan het zijn dat de theorie niet het gehele onderwerp dekt.

Een individu bezit bepaalde psychologische attributen, zoals bijv een levensverhaal, zijn niet reduceerbaar tot een stel cijfers.
Deze attributen worden over het hoofd gezien bij Cattel meetsysteem en dus ook bij zijn theorie.

De 3-factor theorie van Hans J. Eysenck:

Eysenck benadrukte de biologische fundering van persoonlijkheidseigenschappen. Hij erkende dat, zonder begrip van de
biologie van eigenschappen, verklaringen omtrent eigenschappen circulair konden zijn. De eigenschapstheorie kan hier uit
breken door verder te gaan dan het gebruik van woorden en door biologische systemen te identi ceren door corresponderen
met eigenschappen. Hij deed daarom secundaire factor analyses.

Secundaire factor analyse: Een statistische analyse van een initiële set aan factoren die met elkaar correleren.

Superfactors: Bij deze secundaire factor analyse kwam een set aan factoren naar voren die onafhankelijk waren van elkaar,
dit waren ook eigenschappen. Met continue dimensies met een high en low end en waarbij de meeste mensen in het
midden vallen. Deze vielen op het hoogste niveau van de hiërarchie van eigenschappen en dus werden ze superfactoren
genoemd.

- Extraversie - Introversie (E): Het concept van extraversie organiseert lagere niveau eigenschappen als
opgewondenheid, levendigheid, gezelligheid.

- Neuroticisme (emotionele stabiliteit / instabiliteit) (N): Organiseert lagere niveau eigenschappen als nerveus,
depressie, verlegenheid.

Iedereen heeft volgens Eysenck een grotere of kleinere hoeveelheid extraversie en neuroticisme. Dit is dan ook een
nomothetisch systeem van persoonlijkheidseigenschappen. Eysenck voegde later nog een 3e dimensie toe.

- Psychoticisme (P): Organiseert persoonlijkheidseigenschappen die in het extreme zitten, die we ook kunnen labelen als
abnormaal. Bijv agressiviteit, gebrek aan empathie, antisociale gedragsmatige neigingen.

De Eysenck Personality Questionaire: Bestaat uit zelfrapportage items, die bedoeld is om elk van de factoren uit te
vragen. In de vragenlijst zitten ook leugen-schaal items om individuen te detecteren die responses vervalsen om er beter uit
te komen.

Eysenck leverde speci eke wetenschappelijke modellen van de biologische basis van individuele verschillen, omdat de
eigenschappen P, E en N onafhankelijk van elkaar zijn waren separate biologische modellen nodig.

Het meest succesvolle model was het model voor Extraversie.

- Hij suggereerde dat de individuele variaties introversie en extraversie een re ectie waren van individuele verschillen in
het neurofysiologische functioneren van de cortex van het brein. Onderzoek van metingen van brein-activiteit leverde
enige support voor het werk van Eysenck.





fi fl fi

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nangelakorten. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,98  6x  vendu
  • (1)
  Ajouter