HOOFDSTUK 1: INLEIDING VAN DE SOCIALE
AGOGIEK
DEFINITIE
Sociale agogiek =
- = de onderbouw van het sociaal werk
- = de wetenschappelijke studie van het systematische en intentionele pedagogische interventies gericht op
het ondersteunen van individuen en groepen in hun welzijn
Gaat over heel diverse praktijken en terreinen: vb: jeugdhulp, vluchtelingenwerk, ouderenzorg, jeugdwerk,
buurtwerk, de vakbond, daklozenwerk, vrijetijdsorganisaties, culturele organisatie
Onderscheiden:
- Verschillende leeftijdsgroepen: kinderen, jongeren en volwassenen
- Verschillende doelgroepen: mensen in armoede, dak- en thuislozen, vluchtelingen, mensen met een
beperking, mensen met een drugsproblematiek
- Verschillende levensdomeinen: financieel, emotioneel, materieel
BELEID: PROBLEEM
Door de verschillende bevoegdheidsniveau’s moet hier ook rekening mee houden
Zorgt voor een complexe beleidscontext
Welke bevoegdheidsniveau’s?:
- Europees
- Federaal
- Gemeenschappen / gewesten
- Vlaams
- Lokaal
VERSCHILLENDE ONDERDELEN
JURIDISCHE ORGANISTAIEVORMEN: PUBLIEK VS PRIVAAT VS COMMERCIEEL
Publieke dienstverlening:
- Is georganiseerd door de OH Gemeenschapsinstellingen = plaats waar
- Vb: het OCMW, gemeenschapsinstellingen jeugddelinquenten zich bevinden
Private initiatief:
- Georganiseerd door vzw’s -> burgers die door middel van subsidies vanuit de OH hulp willen aanbieden
- Vb: ondersteunen van kinderen die ouders hebben met psychiatrische problematiek en dus instaan voor de
mantelzorg
- Opmerkelijk: men zal subsidies vaak gaan weigeren omdat men Privatisering kan er ook voor zorgen dat
anders aan verschillende richtlijnen moet voldoen men hier misbruik gaat van maken en dat
- Vb: Jong Gent in actie de zorg dus daalt
Commerciële initiaf:
- Initiatieven met oog op het hebben van winst
- Opmerkelijk: tegenwoordig een grote discussie omtrent de vermarkting van het sociaal werk
- Vb: Sodexo en G4S: baten ook gevangenissen en rusthuizen uit, en hebben hierbij aandeelhouders om winst
te verkrijgen
, FORMELE VS INFORMELE PRAKTIJKEN (OF EEN COMBINATIE)
Formele dienstverlening:
Zorg wordt verleend door professionals Combinatie: het kan ook zijn dat een
persoon als hulpverlener werkt, en na
Informele dienstverlening: haar uren vrijwilligerswerk doet
Zorg wordt verleend door individuele burgers zoals familie of vrijwilligers
- Vb: mantelzorgers
INDIVIDUEL VS COLLECTIEF
Individueel aanbod:
Social casework: een persoon of gezin alleen gaan begeleiden
Collectief aanbod:
Group- en community work
OPDELING IN LIJNEN
De verschillende lijnen:
Nulde lijn -> vb: zelfzorg, mantelzorg, hulpgroep De zorg van een persoon
Eerste lijn -> vb: CAW (Centra Algemeen Welzijnswerk), OCMW kan veranderlijk zijn
Tweede lijn -> vb: CGGZ (Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg) doorheen de tijd
Derde lijn -> vb: residentiële instelling bijzondere jeugdzorg
Vierde lijn -> vb: psychiatrisch ziekenhuis Hoe verder, hoe intrusiever
en hoe intenser / zwaarder
de begeleiding
SOCIAAL WERK ALS PEDAGOGISCHE PRAKTIJK
In een pedagogische praktijk -> de pedagogische vraagstukken gaan vertalen om het probleem hanteerbaar te maken
-> ontstaan van pedagogisch handelen
Vb: armoedeproblemen ontstaan door bijvoorbeeld een tekort aan werkbereidheid van die persoon
Vb: delinquentieproblemen hebben als oorzaak slechte waarden en normen
Pedagogisch handelen = intentioneel en systematisch tussenkomen in
het socialisatieproces van kinderen, jongeren en volwassenen met als Socialisatie = (on)bewust aanleren van
doel dit proces te veranderen in de richting van meer welzijn gewoonten, waarden, normen en kennis
- Intentioneel en systematisch: doordacht beïnvloeden van dit van een bepaald groep of MIJ
socialisatieproces gericht op welzijnsverhoging
Gericht op:
- Kinderen, jongeren en volwassenen
- Individuen, families, groepen, buurten
Belangrijk !!: roept heel wat vragen op:
Waarom komen we tussen? (Overlast, zielige?)
Ten aanzien van wie komen we binnen? (Als er last is door de burgen van de
jongeren op hun brommertjes, wie gaan we aanspreken?)
Met welk doel komen we tussen?
Hoe moeten deze interventies eruit zien?
Wat betekent onze tussenkomsten voor de handelingsmogelijkheden van mensen?
Worden mensen hier nu effectief beter van?
Zijn deze tussenkomsten rechtvaardigd?
,Probleem:
Pedagogisch handelen is NIET NEUTRAAL:
1) Vertrekt vanuit een specifieke opvatting over de samenleving en de opvoeding
o Wat is een goede opvoeding, een goede burger?
2) De mate van verwachting omtrent de private en publieke hulp dat verwacht wordt
o Vb: men verwacht dat gevangenen
Waar ligt de verantwoording?: wanneer gaan we kijken
willen ontsnappen, daarom zal het
naar het private (en dus de verantwoordelijkheid bij het
ontsnappen uit de gevangenis (of poging
individu leggen) en wanneer naar het publieke (en dus
doen tot) niet bestraft worden
de verantwoordelijk bij de maatschappij leggen)
Is NIET NEUTRAAL
DEFINITIE VAN SOCIAAL WERK
Sociaal werk = een op de praktijk gebaseerd beroep en een academische disciplines die sociale verandering en
ontwikkeling, sociale cohesie, empowerment en bevrijding van de mens bevordert
Gebaseerd op principes:
o Sociale rechtvaardigheid
o Mensenrechten Probleem binnen het sociaal werk:
o Collectieve sociale verantwoordelijkheid Is vaak een positief iets, MAAR er kan ook
o Respect voor vormen van diversiteit MISBRUIK van gemaakt worden
Onderbouwd door: Vb: sociaal werk onder het naziregime
o Sociaalwerktheorieën Vb: Hans Achterhuis - De Markt van
o sociale- en menswetenschappen welzijn en geluk -> men is meer bezig
o Inheems of lokale vormen van kennis met zichzelf en het verdienen van geld,
dan met de zorg van de cliënten
Sociale agogiek: nadenken over sociaal werk als intentionele
pedagogische interventies in een maatschappelijke context
- Men gaat hierbij vanuit volgende vragen werken:
o Hoe is deze ontstaan?
o Vanuit welke ideeën is dit ontstaan?
o Welke vorm krijgt deze?
o Wat zijn bedoelde en onbedoelde effecten?
o Zijn deze te rechtvaardigen?
Extra: verschillende disciplines:
- Orthopedagogie: focus op de behandeling van diverse groepen in context
- Sociologie: focus op analyse sociale processen, maar zonder aandacht interventies
- Criminologie: focus op (preventie van) criminaliteit
- Psychologie: focus op individu-gezin en vooral intra-psychische processen
- Onderwijskunde: focus op pedagogische processen in relatie tot onderwijs
- Sociale agogiek / sociaal werk: focus op pedagogisch handelen met steeds een kijk naar
de spanning tussen mens en samenleving
Quizlet: https://quizlet.com/be/832222708/hoofdstuk-1-inleiding-van-de-sociale-agogiek-flash-cards/?
i=1sggrt&x=1jqY
, HOOFDSTUK 2: DE GESCHIEDENIS VAN HET
SOCIAAL WERK: TUSSEN CONTROLE EN
EMANCIPATIE
De kiemen van sociaal werk waren er al in de vroege tijden
MAAR: professionalisering is er pas sinds de 20 ste eeuw
Gaat gepaard met een verandering in relatie tussen individu en samenleving
- Economisch: een veranderende positie van arbeid
- Cultuur:
o Opvoeding moet voorbereiden op functioneren in de samenleving
o Toenemende individualisering: de individu als zingever van zijn leven
Verschillende fasen: Opmerkelijk: grenzen tussen de
1) De Middeleeuwen verschillende fasen staan niet vast, lopen in
2) De Humanistische benadering elklaar over
3) Industriële revolutie
4) Interbellum en periode na de Tweede Wereldoorlog
5) Hedendaagse ontwikkelingen
DE MIDDELEEUWEN
Wortels van het sociaal werk is religieus geïnspireerd
Men gaat liefdadigheidswerk doen, zelf een plicht tot naastenliefde
o WEL enkel voor wie het verdient -> iemand die niet gelooft, ondankbaar is, niet betert … worden niet
geholpen
MAAR: vaak gaat men de ander gaan helpen om er voor te zorgen dat je jouw hemel later verdient
Armoede:
Armoede wordt als ‘normaal’ gezien, omdat dit de wil van God is
Bijhorend geen aandacht voor oorzaken van armoede
Sociaal werk:
Er is sprake van een collectieve vorm van armen- en ziekenzorg door de katholieke kerk
Materiële zorg en liefdadigheid
DE HUMANISTISCHE BENADERING (16E EN 17E EEUW)
Verschillende verschuivingen:
1) Economische verschuiving:
o Verdwijnen van feodaliteit
o Sprake van (handels)kapitalisme
o Start van proletariseringsproces
= men gaat beginnen werken voor loon, niet MAAR: gevolg van proletariseringsproces:
meer voor huisvesting, slaapplaats en eten dat toename van armoede, bedelarij,
men krijgt van de leenheer landloperij …
2) Culturele verschuiving:
o Ontstaan van een humanistisch wereldbeeld -> opkomst van het maakbaarheidsdenken en
vooruitgangsgeloof
o Opkomende vraag: wat doen we met de mensen in deze samenleving die niet mee kunnen?
Men gaat een sociaal beleid ontwikkelen
, Nieuw sociaal beleid:
- Pleiter: Luis Vives
- Wat?: de mens staat meer centraal
- Beleid: er wordt een appèl aan de lokale overheid gedaan om initiatieven rond armenzorg te ontwikkelen
- Waarom?:
1) Angstmotieven
= men gaat initiatieven gaan ontwikkelen om te voorkomen dat die bepaalde mensen,
voorbeeld armen, niet in opstand zullen komen door het gebrek aan hulp
2) Subsidiaire inzet
= men gaat enkel ingrijpen als het gezin, de familie en de lokale gemeenschappen niet meer
genoeg zijn
Onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ armen:
Goede armen = ze kunnen niet veranderen -> maar zullen wel de nodige Deze visie geldt nog tot op
ondersteuning krijgen de dag van vandaag
Slechte armen = ze willen niet veranderen -> er zal een repressie plaats
vinden
Doel:
Disciplinering = zich beter gedragen -> men moet zich dus aanpassen aan de dominante samenlevingsorde
Vb: als de armen bijvoorbeeld geen honger hebben, dan zullen ze blijven werken en dus niet in opstand
komen (zie bovenstaande angstmotieven)
INDUSTRIËLE REVOLUTIE (18E EN 19E EEUW)
Verschillende verschuivingen:
1) Economische verschuiving:
o Van standenmaatschappij naar klassenmaatschappij (wijst op de maakbaarheid kenmerk die opkomt)
o Wetenschappelijke en technologische innovaties met een doorbraak in de kapitalisme
2) Culturele verschuiving:
o Opkomst van rationeel denken en wetenschap
o Geloof in de maakbare samenleving neemt toe
Via heropvoeding
3) 19e eeuw:
o Opkomst van stedelijke industrie met toeloop van arbeiders uit het platteland
o Industrialisering, proletarisering en verstedelijking
o =>
erbarmelijke leef- en werkomstandigheden van fabrieksarbeiders
Lange werkdagen, lage lonen, slechte huisvesting, onhygiënische en onveilige
werkomstandigheden, alcoholisme, criminaliteit, kinder- en vrouwenarbeid,
ziektes, kindersterfte …