- In een faseovergang verandert de manier waarop de moleculen bewegen, en hoe dicht ze op
elkaar zitten. De molecuulsoorten veranderen niet. Dit kun je verklaren met het
vereenvoudigt deeltjesmodel. Bij een chemische reactie ontstaan er wel nieuwe stoffen én
verdwijnt de beginstof. De nieuwe stoffen worden van de reactieproducten gevormd. Dit kan
je niet met het vereenvoudigd deeltjesmodel verklaren, maar wel met het aangepast
deeltjesmodel. In het vereenvoudigd deeltjesmodel kan je zien uit hoeveel soorten deeltjes
een stof bestaat. In het aangepast deeltjesmodel kan je zien uit hoeveel atomen één deeltje
bestaat.
Atomen
- De bouwstenen van moleculen zijn atomen. Sinds de 19 e eeuw zijn er 118 atomen
onderzocht. Met 118 bestaande atoomsoorten (elementen) kun je miljarden stoffen maken.
Alle atoomsoorten hebben een atoomsymbool, die bestaat uit een hoofd- en kleine letter. De
atoomsymbolen zijn over de hele wereld hetzelfde.
Molecuulformules
- Stoffen van moleculen worden weergegeven met molecuulformules. In de molecuulformule
kan je zien welke atoomsoort(en) voorkomt én hoevaak. Het cijfer rechtsonder een
atoomsoort geeft de index aan. Een index van 1 schrijf je niet op.
Moleculen en chemische reacties
- Met de 118 atoomsoorten kun je miljarden stoffen maken, met allemaal persoonlijke
eigenschappen. Een stof met één atoomsoort word een element genoemd. Element betekent
2 dingen, 1: atoomsoort, 2: deeltje dat uit 1 atoomsoort bestaat. De meeste stoffen bestaan
uit meerdere atoomsoorten, daarom worden het vaak verbindingen genoemd. Atomen in
een molecuul zitten vast met atoombindingen, deze worden alleen verbroken bij een
chemische reactie.
Formules van verbindingen en elementen
- De meeste elementen bestaan uit één-atomige deeltjes. Dat geldt sowieso voor alle metalen.
Systematische naamgeving van moleculen
, - Stoffen hebben overal op de wereld dezelfde naam. Ze krijgen hun naam via een bepaald
systeem. Bij moleculaire stoffen waarvan de moleculen uit meerdere atoomsoorten bestaan,
kun je de naam zelf opstellen. De eerste atoomsoort benoem je zoals je gewend bent. Bij CO2
is de eerste een C-atoom. Die geef je de naam koolstof. De tweede atoomsoort krijgt een
vervoeging. Bij CO2 noem je het tweede molecuul een oxide. Het aantal atomen per soor laat
je zien met een Grieks telwoord, die zet je voor de atoomsoort. Het voorvoegsel mono- word
meestal weggelaten. De naam van CO2 is dus koolstofdioxide. Stoffen hebben naast hun
systematische naam, ook een triviale naam. H2O is eigenlijk diwaterstofmono-oxide maar we
noemen het water.
Paragraaf 2
Reactievergelijkingen
- Bij een chemische reactie vallen de moleculen van de beginstoffen uit elkaar, omdat de
atoombindingen worden verbroken. Hierbij verdwijnen de stofeigenschappen op
macroniveau. Op macroniveau worden uit restanten nieuwe moleculen gevormd, dat zijn de
reactieproducten. Voor en na de reactie moet het aantal atomen gelijk blijven, de
atoombalans. De beginstoffen staan voor de reactiepijl, de reactieproducten erna. Als voor en
na de pijl evenveel atomen staan, dan klopt de reactie. In een reactievergelijking staat alles in
formuletaal. De getallen voor de atoomsoort noem je coëfficiënten. Die zet je voor de
molecuulformule. Coëfficiënt 1 schrijf je nooit op.
Faseaanduidingen
- Achter de molecuulformule zet je de faseaanduiding, deze staat altijd tussen haakjes. De
afkortingen komen van de Engelse woorden.
Paragraaf 3
Ontledingsreacties
- Het ontleden van een verbinding is een chemische reactie, waarbij uit één beginstof
meerdere reactieproducten worden gevormd. Omdat je stoffen steeds zover mogelijk
ontleed, krijg je na een tijdje stoffen die niet verder te ontleden zijn. Je kan op macroniveau
niet zien of een stof ontleedbaar is. Dat kun je op microniveau wel zien. Een verbinding
bestaat uit meerdere atoomsoorten en is te ontleden, daarom wordt het ook wel een
ontleedbare stof genoemd. Een element bestaat uit één soort atomen en is dus een niet-
ontleedbare stof. Van ontleedbare stoffen kan je niet-ontleedbare stoffen maken, daarvoor
maak je gebruik van een ontledingsreactie. Voor een ontledingsreactie ben je bijna altijd
energie nodig. Er zijn drie soorten ontledingsreacties. Thermolyse, fotolyse en elektrolyse.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur wibrichleffertstra. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.