Dit is een samenvatting van het vak Organisatietheorie aan de Universiteit Leiden. In de samenvatting zijn de college-aantekeningen en de PowerPoints meegenomen. Dit is alles wat de student moet weten voor het tentamen.
Week 1: Organisaties als rationele
systemen I
Introductie
Organisatietheorie = Er bestaat niet één overheid, de overheid bestaat uit verschillende
organisaties
Wat leer je bij organisatietheorie?
1. Hoe zijn (overheids-)organisaties ingericht?
- Organisaties als rationele systemen = Een puur rationele kijk op (bijv. de structuur en
werkwijze van) organisaties
2. Wat is de rol van mensen in organisaties?
- Organisaties als sociale (natuurlijke) systemen = Een sociale kijk op organisaties (bijv.
betrekken van en kijken naar mensen)
3. Hoe werken organisaties met elkaar samen?
- Organisaties als open systemen = Een kijk op de omgeving van de organisatie en hoe de
organisatie deze beïnvloedt (bijv. samenwerken)
Benign of goedaardige visie = Het idee dat organisaties verbeterd kunnen worden als een
soort win-winsituatie waarbij zowel de organisatie als het welzijn van de werknemers wordt
verbeterd
Kritische visie = Het idee dat er altijd spanning is tussen het management van de organisaties
en de wil van de werknemers
Wat zijn organisaties? (Handel)
1) Bewust opgerichte groep met een bepaald doel of bepaalde doelen
2) ‘Overleeft’ in de regel de individuele leden van de organisatie (organisatie gaat altijd door)
3) In meer of mindere mate geformaliseerd in regels en hiërarchie
- Organogram = Visualisatie van de structuur van een organisatie
Rol van theorie binnen een organisatie
- Lens door middel waarvan je kunt voorschrijven, beschrijven of verklaren
- Hetzelfde verschijnsel kan vanuit verschillende perspectieven worden verklaard
(bijv. opkomst SM leidt tot efficiëntie of verkleining van de macht van de arbeider)
- Denk aan descriptief, normatief, prescriptief
Bureaucratie (Weber)
Principes:
- Centralisatie = Duidelijke hiërarchie, besluiten worden aan de top genomen, relatief weinig
beleidsvrijheid voor mensen onderaan in de organisatie
- Formalisatie = Hoge mate van geschreven regels en procedures die de gang van zaken in de
organisatie bepalen
- Werk moet sine ira et studio (= Zonder passie en woede) gedaan worden
- Werk moet neutraal gedaan worden, persoonlijke voorkeuren etc. spelen niet mee
- Onzekerheidsreductie = Organisatie wordt voorspelbaar
,- Ideaaltype (Barbietype, komt in de werkelijkheid nooit voor want je kan nooit alles
vastleggen in regels en procedures, er is dus in de werkelijkheid meer vrijheid)
- Autoriteit berust op rationeel-legaal gezag (rationeel-legale autoriteit*)
- De wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd is vastgelegd in vaste, min of
meer uitputtende regels
- In werkverband zijn ambtenaren alleen onderworpen aan het gezag van de
organisatieleiding
- Hiërarchische organisatiestructuur
- Ambtenaren worden geworven op basis van competenties en er is een vrije selectie
(= Geen selectie op bijv. vriendjespolitiek)
- Uitvoering van het werk berust op schriftelijke stukken (-> Onzekerheidsreductie)
*3 vormen van gezag:
- Traditioneel = Het gezag dat bestaat omdat het al eeuwenlang het gezag is
- Charismatisch = Het gezag dat berust op de persoonlijke kenmerken van een bepaalde
leider, dat hen in staat stelt om andere mensen te overtuigen
- Kan mensen meekrijgen in een mening, en niet alleen in een wenselijke richting
(bijv. Andrew Tate)
- Rationeel-legaal = Het gezag dat berust op persoonlijke kenmerken (ofwel vaardigheden)
Bureaucratie en democratie
- Enerzijds past de bureaucratie bij de democratie
- Gelijkheid voor de wet en gelijke behandeling
- Toepassing regels (= wetten gemaakt door de democratie)
- Rekrutering ambtenaren op basis van deskundigheid
- Anderzijds kan de bureaucratie op gespannen voet staan met de democratie
- Wederrechtelijke inbezitneming van de macht door niet gekozen maar benoemde
deskundige ambtenaren (vierde macht-problematiek)
- Democratie kan niet voor alle mogelijke situaties wetten maken -> Bureaucratie
neemt de macht over
Scientific Management (Taylor)
Gericht op rationalisering
De arbeider volgens Taylor:
- Is liever lui dan moe en uitsluitend te motiveren door beloningen en straffen (extrinsiek)
- Werkt samen met zijn collega’s om zo min mogelijk werk te verrichten (soldiering)
- Weet veel meer over het productieproces dan zijn baas (principaal-agentprobleem)
Principes:
- Wetenschappelijke analyse arbeidstaken (time- and motionstudies)
- Kijken naar de tijd die de taak duurt en hoe het gebeurt -> Aanbevelingen doen
- Opknippen van werk in simpele taken
- Nieuwe beloningsstructuur: mensen krijgen betaald voor betere prestaties (extrinsiek)
- Samenwerking tussen management en arbeiders (scheiding denken en doen)
- Benign-visie: win-winsituatie (managers die niet goed zijn in handwerk doen
denkwerk en arbeiders die dom zijn doen handwerk)
, - Bijna gelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen management en arbeiders
- Werken op een vooraf bedachte manier
Invloed:
- Start rationalisatiebeweging (= het continue streven van het management naar het
maximaliseren van de doelmatigheid en doeltreffendheid)
- Kan ook een efficiëntieprobleem komen door te veel opknippen taken
- Start organisatieadviesbureaus
- Veel bekritiseerd (o.a. door HRM-benaderingen), maar nog steeds invloedrijk
(efficiëntiedenken, ergonomie)
Kritische benadering op Scientific Management (Braverman)
Principes:
- SM heeft gezorgd voor een sterke achteruitgang van de kwaliteit van werk
- Marxistische benadering: er is een clash tussen kapitaal en arbeid
- Eigenaren fabrieken willen geld, arbeiders willen zo min mogelijk doen
- Geen win-winsituatie
- Taylor als neurotische persoonlijkheid met een obsessie voor beheersing
-> Kan geen normaal oordeel vellen
- SM gaat niet om efficiëntie maar om het uitbreiden van controle op de arbeider
- Uitholling vaardigheden arbeider -> Konden alleen laag- en ongeschoold werk doen,
waren gemakkelijk vervangbaar en kregen lage lonen (de-skilling)
Kritiek op het Taylorisme:
- Time- and motionstudies gericht op vergroting uitbuiting arbeiders
- Pro-management benadering
- Wat is ‘a fair day’s work’ (een eerlijke werkdag)?
- Niet de meest competente, maar de meest meegaande arbeiders worden geselecteerd
- De spanningen tussen management en arbeiders nemen juist toe
- Taylorisme leidt tot vervreemding van het arbeidsproces (dehumanisering)
- De verdeling van verantwoordelijkheden is niet gelijk, maar scheef
- Het is geen echte wetenschap, slechts een controlemiddel van het management om het
arbeidsproces volledig te kunnen beheersen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur liekedevos. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,90. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.