Media-economie
Cursusliteratuur: Understanding media economics (Gillian) + Digital Economics (Harald)
Hoorcollege 1 27/9
Introductie vak
Media-economie elke dag in het nieuws: Publieke omroep, concurrentie in de tv-wereld. Van strijd
tussen zenders naar strijd met andere mediaplatformen. De ene sector slaat over op andere sector
(krant en Tv), proberen 1 merk te worden. Macht behouden. Ook de telecomsector plant zich neer in
de mediawereld als een reus. Ook streamingsdiensten, geld van consument gaat buiten Vlaanderen.
Bedrijven moeten samenwerken om te blijven bestaan. Clickbait, clicks halen bepaalt
contentaanbod. Alles om ons heen heeft te maken met digitale media (uber, airbnb, alexa en ring
etc). Waarom media-economie? Afwijkende economische karakteristieken
Economische karakteristieken van de media les 2
Micro-economie: uitgangspunten
Koper en verkoper transactie van een goed. De verkoper moeten weten hoeveel kost het en wat zijn
de opportuniteitskosten (de kosten dat je dit verkoopt en niet iets anders verkoopt van hetzelfde
materiaal). De koper denkt aan de waarde/het nut van het goed en aan de waarde van een
alternatieven. Die afweging is rationeel.
Marginale kost is de kost van 1 extra product. De wet van de afnemende meeropbrengst. Omdat de
constante kosten niet afhankelijk zijn van de omvang van de productie. Wanneer de marginale
kosten hoger zijn als de marginale opbrengst. Winstoptimalisatie, wanneer marginale kosten en
opbrengst gelijk zijn, die kwantiteit produceer je. De wet van de meeropbrengst > na een tijd is de
productie minder efficient, wanneer je meer werknemers, materiaal etc nodig hebt.
Neo-klassieke uitgangspunten (nodig voor een werkende economie):
1. Goederen (privaat (eigendom) + schaarste),
2. Aanbod (maximaliseren winst + wet van afnemende meeropbrengst),
3. Vraag (maximaliseren nut + rationele keuze).
4. Prijs (belangrijkste informatiedrager want het duid het evenwicht van aanbod en vraag aan +
equilibrium tussen vraag en aanbod).
,Wet van afnemende meeropbrengst: Eerst zal de totale productie meer dan evenredig stijgen.
Voorbij een zeker punt neemt de productie nog wel toe, maar minder dan evenredig. En ten slotte
zal de productie zelfs teruglopen.
2. Karakteristieken van mediagoederen
Bij media zit de markt er anders uit. De goederen zijn publiek en externaliteit. Het aanbod heeft een
prototypisch karakter/toenemende meeropbrengst, hierbij hoort de wet van Baumol. De vraag is
onvoorspelbaar en tijdsafhankelijk. En de prijs heeft een defect prijsmechanisme.
Aard van mediagoederen
Wat wordt er verhandeld: Informatie. Maar is dat een goed of een proces? Wat is de eenheid van
informatie. Is het schaars? Nee het is ontastbaar.
Publieke goederen, daar is geen eenheid van te maken zoals water of lucht. Te herkennen aan twee
kenmerken: Niet rivaliserend (neemt niet weg van een ander) en niet exclusief (moeilijk om niet-
betalers uit te sluiten)
Gevolgen > geen schaarste dus geen economische logica? Free-riding probleem (als men niet hoeft
te betalen doen ze dat niet). Zoals bij een vuurtoren.
Bron van marktfalen: inefficiënte allocatie van goederen door spel van V&A in vrije markt -> zorgt
voor overheidsingrijpen (zoals belasting voor publieke omroepen). Maar toch zijn er private
omroepen?
Of is er toch enige schaarste?
Er is vaak initiële schaarste (ik moet het NU weten, zien, horen) en daar kan een bedrijf een business
aanhangen. Een bedrijf creëert schaarste door te bundelen met materiële/private goederen (zoals
muziek branden op een cd), toegang beperken (zoals een f1 wedstrijd), ‘Houdbaarheid’ beperken
(zoals het nieuws van de dag) of het opdelen/fragmenteren van consumentenmarkt (opdelen van
niches).
Indien dat niet (volledig) lukt > gratis/zeer goedkoop weggeven om andere (indirecte) inkomsten te
verkrijgen. Ze geven iets gratis maar verkopen de aandacht die je hebt wel > ‘eyeballs’. Zoals
Freemium bij Spotify of bij televisie kijken. Of het zien van advertenties bij programma’s. Op die
manier worden publieke goederen > private goederen.
- Externaliteiten of externe effecten
Kenmerken: Effecten die de koper-verkoper relatie en transactie overstijgen, zijn niet inbegrepen in
de prijs van het goed (dat wil je niet als econoom, je wilt alles in de prijs hebben), talrijk/belangrijk bij
mediagoederen. (Denk aan de lozing van gif in water dat zorgt voor ziektes, gevolgen zijn niet in de
prijs, dan faalt de markt, je maakt niet de keuze met de minste kosten omdat je het nut niet weet en
dan moet de overheid ingrijpen als de markt faalt.)
Voorbeelden: Positieve effecten zoals burgerschap en emancipatie. Negatieve effecten zoals apathie,
geweld of overconsumptie.
,Gevolgen: Externe effecten zijn eveneens belangrijke bron van marktfalen. Hoe externaliteiten doen
internaliseren? Reguleren, fiscale maatregelen, subsidies. Maar hoe ver kan/moet inmenging gaan?
In het geval van media zijn de externe effecten groot, maar specifieke effecten niet makkelijk te
voorspellen/te bewijzen. Niet zozeer probleem voor bedrijven wel voor maatschappij/overheid. De
overheid gaat er tussenkomen om de negatieve effecten te beperken door regels, boetes, subsidies.
Media IS extern effect! Het heeft zoveel bijeffecten. Zowel positief als negatief. Dat kan zorgen
voor overproductie of onderproductie van TV en de reden dat publieke omroepen nodig zijn om
‘betere’ content te maken.
Verschil tussen media en het lozen van gif > Dat de media totaal onvoorspelbaar zijn. Wat iemand
doet met de informatie verschilt. Je weet dat de film ons leven kan veranderen maar je weet niet op
welke manier. Zijn de effecten negatief of positief?
➔ Er is dus een ongelooflijk groot marktfalen MAAR OOK een ongelooflijk groot
overheidsfalen. Als je niet iets kan voorspellen, hoe gaat de overheid dan ingrijpen?
Media heeft een prototypisch, ‘artisanaal’, R&D-karakter (De meeste kosten zitten in de pre-productie
in de mediamarkt)
- Altijd innovatie gemoeid met mediaproductie
- Elk nieuw mediagoed is een prototype
- Belang van activiteiten als ideegeneratie, marktonderzoek en scoping, creatieve activiteiten,
scouting en bij elkaar brengen van creatief talent, uitwerking van ideeën, omgaan met
onverwachte gebeurtenissen/wijzigingen/nieuwe inzichten
- Hoge kosten gerelateerd aan preproductie (bvb. scenario, locatie, casting) en productie van
eerste kopie (bvb. opname en editing)
Relatie tussen ontwikkelingskosten en reproductiekosten is atypisch
- Ontwikkelingskost is zeer hoog in vergelijking met reproductiekost (drukken, uitzenden)
- Marginale kost om bijkomende kijker/lezer/luisteraar te bereiken is laag
Naar mate dat je meer gaat produceren dat de gemiddelde kosten niet gaat stijgen maar dalen dat is
tegenovergestelde met de koersfietsen. De wet van de toenemende meeropbrengst. Van die
ontwikkelingskosten en lage marginale kosten, het beste zo groot mogelijk zijn als bedrijf om die
grote ontwikkelingskosten te verspreiden over alle luisteraas/kijkers. De natuurlijke rem, bedrijven
gaan niet ZO groot worden. Bij mediamarkt is die natuurlijke rem afwezig. Je krijgt een hele grote
ontwikkelingskosten en hebt drang om te blijven en blijven groeien. En marginale kosten blijven laag.
Een disbalans tussen de kosten. Een probleem voor de ‘perfecte’ markt.
Les 2 (04-10)
Aard van het aanbod
Gevolgen
- Schaalvoordelen (economies of scale) => Concentratie
- Eventueel opnieuw marktfalen
Belang van selectie, packaging and distributie
- Hoge kost om een idee uit te werken
- Selectie van ideeën crucialer dan generatie van ideeën
, > heel selectief zijn met het uitwerken van ideeën. Alle innovatieve aspecten zijn cruciaal
maar ook het duurste. Paradox, media draait om creativiteit (daar onderscheid zich van
andere industrieën) maar er is neiging om creativiteit te beperken.
- Belang van IPR/copyright >De ideeën worden verkocht en de rechten worden verkocht.
- Belang van bundeling en ‘sandwiching’
>Afwisselingen dure en goedkope content om een zo goed mogelijk kosten-baten plaatje
krijgen. Hoe ga je de media ordenen zodat mensen blijven kijken en het niet te veel kost. Heel
veel herhaling en overkopen van bestaande content.
- Incentief om met breed en multi-kanaals-distributienetwerk te werken
>Economisch gezien is het voor Vlaanderen lastig om te kunnen opbotsen tegen grote
Amerikaanse bedrijven.
Remedies tegen hoge ontwikkelingskosten
- Formatting; Herhalingen; Rechten kopen op bestaande content > herhaling en overkopen van
ideeën
- Innovatie beperken; Kwaliteit beperken > door bijvoorbeeld minder draaidagen te bieden
Wet van Baumol
• Fundamenteel verschil tussen culturele industrieën en andere industrieën
• Definitie: Structurele productiviteitskloof omwille van lage substitutie van menselijke factor door
technologie
Productiviteitswinst in een fabriek is mogelijk door arbeiders te vervangen door machines. In de
culturele industrie is het anders, een Beethoven kwartet 200 jaar geleden is nog altijd hetzelfde als
nu. De lonen groeien mee met de rest van de economie, maar productiviteit groeit niet mee. Dat is
het kernpunt wat er wordt bedoeld met de wet van Baumol > ‘Cost disease’.
• ‘Cost disease’ van de culturele industrieën. Een aandoening waar je zeer
weinig aan kan doen. Er is 0 productiviteitsstijging. Alles wordt alsmaar
duurder, maar de productiviteit stopt.
gevolgen:
- Kapitaal en mensen vluchten weg naar andere sectoren
Een aandeelhouder investeert liever in een fabriek die een beloofde groei
hebben, culturele bedrijven kunnen dit niet beloven en zijn niet aantrekkelijk voor kapitaal.
- Moeten prijzen verhogen of beroep doen op vrijwilligers
De prijzen moeten stijgen of er moeten vrijwilligers komen om de kosten te dekken.
- Overheid moet bijspringen
Overheidssubsidies voor de cultuursector
• Gevolgen
- Naar een ‘immateriële economie’?
Positief gevolg: Positieve tijdsbesteding, minder fabrieks- en productiewerk nodig en meer
mogelijkheden om te werken in sociale/culturele/dienst sector.
- Naar steeds grotere publieke interventie in economie?
Negatief: Overheid is steeds meer geld kwijt aan subsidies.
- Naar steeds sterker kwaliteitsverlies?