RECHT
Module 1: Rechtstructuren
1. Wat is recht?
Recht = gedragsregels en normen die orde brengen in een samenleving.
Het recht dient om de samenleving te ordenen. Het recht bepaalt hoe we ons als burgers organiseren, het
bepaalt de staatsstructuur waarin we leven, het bepaalt hoe we ons als burgers t.o.v. elkaar en t.o.v. de
overheid moeten en kunnen gedragen, enz.
recht is een evolutief gegeven, evolueert met stromingen en opvattingen binnen een maatschappij.
De 3 kernelementen van recht:
1) Gedragsregels en normen die orde brengen in een samenleving.
2) Opgelegd door de samenleving (overheid).
3) Afdwingbaar door de samenleving. Dit wil zeggen dat de ene persoon de andere persoon kan
verplichten om te doen wat die ene persoon wilt dat de ander doet, als die gelijk heeft volgens het
recht.
Rechtsregels:
- Opgelegd door SL (overheid)
- Van toepassing op alle mensen in die SL
- Naleven van rechtsregels is verplicht, kan worden opgelegd via de rechtbank (justitie)
Andere regels:
- Opgelegd door bepaalde groep in SL
- Enkel van toepassing op die groepsleden
- Naleven van andere regels gebeurt op vrijwillige basis o.b.v. sociale controle
Voorbeelden: religieuze voorschriften, moraal of ethier, beleefdheidsregels, spelregels
2. Recht als een pakket regels om een samenleving te ordenen
2.1. Indeling op basis van territorialiteit (grondgebied)
Er zijn verschillende soorten recht o.b.v. grondgebied:
- Internationaal of grensoverschrijdend recht: over verschillende landen heen.
- Europees recht of supranationaal recht: dus in Europa.
- Nationaal recht: dus in een land.
2.1.1.Internationaal of grensoverschrijdend recht
Internationaal recht of grensoverschrijdend recht = recht dat wordt afgesproken buiten de landsgrenzen en
dat op twee of meerdere landen van toepassing is.
Dit komt tot stand via:
Twee of meer landen die onderling bepaalde afspraken vastleggen in een verdrag.
via afspraken tussen landen, GEEN wetten !!
Landen verenigen zich in internationale organisaties of organiseren internationale bijeenkomsten en
spreken daar bepaalde regels af, die dan worden vastgelegd in een internationaal verdrag of verklaring.
,2.1.2.Supranationaal recht (EU-recht)
EU-recht als supranationaal recht: Het Europees parlement en de Europese commissie nemen beslissingen
die van toepassing zijn op de 27 lidstaten (dus ‘over de hoofden heen’ van de lidstaten).
Het recht binnen de EU noemen we supranationaal recht omdat het uitzonderlijk is dat een internationale
organisatie zelf recht kan maken.
2.1.3.Nationaal recht
Ieder land binnen de eigen landsgrenzen = een nationaal recht.
2.2. Indeling op basis van strafbaar en niet strafbaar
Een handeling is strafbaar als:
De handeling door de overheid is vernoemd als strafbaar (‘geen strafbare handeling zonder wet’).
Én er is een sanctie bepaald op het stellen van die handeling (‘geen straf zonder wet’).
Objectieve elementen: in de wet staat dat die handeling strafbaar is + de wet vermeldt de straf(maat).
Subjectieve elementen: toestemming / intentie.
Toestemming komt van het slachtoffer.
Intentie komt van de dader.
2.2.1.Wat zijn strafbare handelingen?
Alles wat een strafbare handeling is, noemen we een misdrijf.
Soorten misdrijven (indeling op basis van de zwaarte van de straf):
- Overtreding = een strafbare handeling waarop een politiestraf staat. (politierechtbank)
- Wanbedrijf = een strafbare handeling waarop een correctionele straf staat. (meest voorkomende)
- Misdaad = een strafbare handeling waarop een criminele straf staat. (gevangenisstraf)
Soorten strafsancties (die een strafrechtbank kan uitspreken):
- Hoofdstraffen = de straf(fen) die worden uitgesproken door de rechter als de beschuldigde schuldig
is. Voorbeeld: geldboete, werkstraf, vrijheidsberoving, elektronisch toezicht, …
- Bijkomende straffen, zoals: rijverbod, alcoholslot, ontzetting uit rechten, therapie volgen,
verbeurdverklaring van goederen (wat je illegaal hebt verdiend, wordt afgepakt), …
!! voordat je een bijkomende straf kan uitspreken, moet je eerst een hoofdstraf hebben!!
rechter MOET altijd een uitspraak doen.
Als de beschuldigde schuldig is, moet er een straf aan gekoppeld worden.
2.2.2.Welke handelingen zijn niet strafbaar?
Verschil strafbare- en niet-strafbare handeling:
Strafbare handeling Niet-strafbare handeling
Straf = extra leed dat wordt opgelegd Rechtzetting of schadevergoeding (=
(als afschrikmiddel). herstel van het geleden nadeel). Vb.:
laptop die je kapot hebt gemaakt,
terugbetalen.
, Overheid = de enige die een straf kan Tussen burgers (of burger-overheid of
vragen én opleggen. overheid-overheid). Burgers kunnen
geen straf vragen.
De handeling kan niet worden De handeling is afdwingbaar.
afgedwongen (de straf wel!).
2.2.3.Belang van het onderscheid
Niet aan bod gekomen in les.
2.2.4.Mengvormen
Tuchtsancties:
- ≠ strafsancties.
- Sanctie wordt uitgesproken door een ‘tuchtorgaan’ in een organisatie.
- Enkel van toepassing op specifieke doelgroepen (bv. vastbenoemde ambtenaren, beroepsgroepen,
in de sport, in het onderwijs, …)
- Voorbeelden: waarschuwing, schorsing, uitsluiting, beroepsverbod, geldboete, …
Administratieve sancties:
- Ook niet gelijk aan strafsancties
- Sanctie wordt uitgesproken door een ‘administratie’ of ‘administratieve overheid’.
- Maatregelen om het recht te doen naleven.
- Voorbeelden: geldboete bij zwartrijden, GAS-boetes bij overlast, sluiting van een zaak,
onbewoonbaarverklaring, schorsen of intrekking van een toestemming, …
3. Beslist door de samenleving (overheid)
3.1. Een democratische samenleving
Democratisch = het volk beslist. (demos: het volk)
Essentie = een debatcultuur en op het einde beslist de meerderheid.
We hanteren 4 kernbegrippen om van een democratie te kunnen spreken:
- Inspraak van het volk = via vrije en eerlijke verkiezingen worden vertegenwoordigers aangeduid. Dit zijn
eerlijke verkiezingen aangezien je in het geheim kunt stemmen. 2 partijen is genoeg want teveel lijkt op
elkaar en anders zijn er coalities. Je krijgt minder extreme regelgeving als je met meerdere partijen zit
want die moeten elkaar in evenwicht houden.
- Beslissen bij meerderheid = helft +1 van de stemmen van de vertegenwoordigers halen.
- Rechtsstaat = burgers hebben fundamentele rechten en vrijheden, minderheden worden beschermd en
de overheid respecteert haar eigen regelgeving.
- Scheiding van machten = het ‘breken’ van macht door opsplitsing in:
o Wetgevende macht = vertegenwoordiging van het volk (parlement/raad).
o Uitvoerende macht = regering, ministers, …
o Rechterlijke macht = justitie (rechtbanken en hoven).
, 3.1.1.Wetgevende macht
= vergadering van volksvertegenwoordigers (parlement of raad).
= grondslag van de democratie.
= samengesteld op basis van verkiezingen.
kan uitvoerende macht ook ontslaan.
!! de overheid is altijd een wetgevende macht.
3.1.2.Uitvoerende macht
= regering (staatshoofd, koning & ministers).
= samengesteld door de politieke partijen met de meerderheid in het parlement (‘coalitie’).
bestuurt het land en voert de beslissingen van de wetgevende macht verder uit.
!! regering is altijd een uitvoerende macht.
3.1.3.Scheiding van machten
Gelijke macht om misbruik tegen te gaan.
Scheiding van machten bestaat omdat elke macht een tegenmacht heeft.
Pers en sociale media worden beschouwd als vierde macht.
3.1.4.Democratisch gehalte van landen over de wereld
Probleem in België: burgerparticipatie.
3.2. De overheid als macht en als bron van recht
Werd niet besproken in de les.
3.3. België: 5 niveaus waarop recht wordt gemaakt
3.3.1.Beleidsniveau van de Europese Unie (EU)
Europese Unie (EU) heeft altijd een wetgevende- en uitvoerende macht.
Wetgevende macht (Europees parlement en Europese raad).
o Parlement: 705 verkozenen uit de 27 lidstaten.
o Europese raad: bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de 27 lidstaten.
Bij Europese raad worden nieuwe wetten afgeklopt en dan voorgelegd aan het parlement om te
stemmen.
Uitvoerende macht = Europese commissie.
o 27 ‘commissarissen’, één voor elke lidstaat.
Regelgeving:
- Europese verordening = rechtstreeks van toepassing op de 27 lidstaten.
- Andere: Europese richtlijnen & beschikkingen (uitspraak van parlement na concrete partijen toe, dus
niet voor alle lidstaten)
3.3.2.Federaal beleidsniveau
Federale overheid bestaat uit wetgevende macht en uitvoerende macht.
Wetgevende macht (federaal parlement):
o Parlement: 150 verkozenen in de Kamer en 60 verkozenen in de Senaat.
o De koning maakt deel uit van de wetgevende macht (ondertekend de wetten).