Personeel en organisatie:
Deel 1:
- Balans tussen:
Mens – organisatie (relatie)
De brug tussen de mens en de organisatie: begrippen:
Baan = duidelijker woord voor job
Functie = kan ingevuld zijn of openstaan, een cluster van taken
Beroep = cluster van competenties, staat dichter bij de persoon dan
het bedrijf
Departement = functies die geclusterd zijn, units samen
Opdracht = missie, wat het bedrijf wil bereiken
- Diversiteit op 3 niveaus:
1. Menselijke natuur: alle mensen zijn gelijk (de intentie)
“ik ben als alle mensen”
2. Culturen: groepen, sociale identiteiten
“ik ben als sommige mensen”
3. Persoonlijkheden: iedereen is een uniek persoon
“ik ben zoals geen ander”
Wetenschap – praktijk (relatie)
Deel 2:
- Organizational behavior (OB):
+- = Gedrag in organisaties
Mens en organisatie
- Organisatie:
= een bepaalde sociale entiteit (= iets dat bestaat) bv. KULeuven
Doelgericht samenwerkingsverband
Doel: er is een intentie, doel
Samen: enkel een organisatie als er mensen samenwerken
Werking: activiteit
Verband: iedereen staat in verband met elkaar
ESSENTIËLE ELEMENTEN: Intentie, interactie, transactie, coördinatie,
continuïteit, open systeem, formeel…
Een reactie van een individu op interne of externe prikkels
Organisaties hebben mensen nodig en mensen hebben organisaties nodig
1
, = de manier waarop processen worden aangepakt, bv. Organisatie van de
inschrijvingen aan de KULeuven
Het organiseren of managen van een activiteit of project
Management, planning, coördinatie, leidinggeven, structuur, coaching,
taakverdeling, allocatie (= toewijzen), procedures (= de formalisatie ve
proces)…
ESSENTIËLE ELEMENTEN: plannen, organiseren, leiden, controleren
= POLC model
- Gedrag:
= elke activiteit van een individu interactie met de sociale en fysieke omgeving
Dit kan:
1. Bewust (meestal) en onbewust
2. Intentioneel (bedoeling) en onintentioneel (bv. Engels leren door liedjes te
beluisteren)
3. Extern en intern (wat we denken)
4. Meetbaar en niet meetbaar
1. Bewegen (motoriek)
2. Denken (cognitie: zit tussen stimulus en respons) alle informatie
verwerkende processen
3. Voelen (emotie)
4. Willen (motivatie)
Nodig om iemand zijn gedrag volledig te begrijpen
Dartsmodel:
o Persoon, bv. Man-vrouw, aso-bso, dik-dun… = persoonsinvloed
o Groep (niet gelijk aan categorie), bv. Team, unit… = kenmerk van een
groep, herkenbare verzameling van mensen…
o Organisatie, bv. Profit – non-profit… =organisaties vergelijken
o Context, bv. Ander klimaat, politiek, cultuur…
Verschillende modellen:
o Univariaat= onderzoek met 1 variabele
o Bivariaat = onderzoek met 2 variabelen
o Multivariaat = onderzoek met oneindig veel variabelen
2
, Deel 3:
- Human Resource Management:
= een beweging in het denken over het inzetten van mensen in organisaties
= een functioneel domein binnen het management
= een strategie
= een wetenschappelijke discipline
(Management: POLC)
Beweging:
Personeel als troef , geen kost (mogelijkheden, investering)
Vermijden van “untapped resources”(onderbenutten v mogelijkheden)
Mensen hebben motivatie en groeipotentieel (grenzen verleggen)
Mensen ‘verdienen beter’
Zorgen voor je mensen (Pos. Mensen beter werk verrichten)
Mensen zijn ‘sociale dieren’ (niet perse individueel)
functioneel domein:
Het is een deel van het geheel binnen het bedrijf
Strategie:
Met resources kan je beginnen nadenken wat te doen met het bedrijf
o POLC: HRM is een proces die daaruit bestaat:
Plannen= definiëren van de doelen die moeten bereikt worden
Middelen nodig voor realisatie van de doelen
Wat er moet gedaan worden om doelen te bereiken
Organiseren= toewijzen van taken
Groeperen van taken in departementen
Beschikbaar stellen van middelen aan departementen
Taken en resources worden toegewezen
Activiteiten coördineren
Leidinggeven=medewerkers beïnvloeden, motiveren
Enthousiasme opwekken
Aansporen om organinsatiedoelstellingen in te zetten
Controleren= monitoren van de activiteiten van de medewerkers
Nagaan of we op schema zitten
Corrigerend optreden wanneer nodig
Personeelsleden opvolgen
3
, Effectiviteit= doeltreffendheid
De mate waarin de organisatie haar vooropgestelde doelen bereikt
Bv. Rijden alle geplande treinen wel
Efficiëntie= doelmatigheid
De mate waarin de organisatie met een zo min mogelijke inzet van
middelen een zo hoog mogelijke output realiseert
- Michigan Model:
Werving en selectie:
Organisatieontwerp en personeelsplanning
(wat hebben we nodig, hoeveel mensen…)
Functieanalyse
(mensen met welk soort capaciteiten)
Een methode om een job of capaciteiten die nodig zijn te beschrijven
1. Job-oriented approach:
Focus op de taken die bij de job horen
Bevoegdheden, verantwoordelijkheden en plaats in de
hiërarchie
= functiebeschrijving of functieomschrijving
Van grofmatig naar fijnmatig:
Functie: verantwoordelijkheden en bevoegdheden
toegekend aan een persoon
Opdracht: de essentie van de functie (kernopdracht)
Taak: geheel van handelingen die nodig zijn om uitkomst te
realiseren
Activiteit: specifieke handelingen die nodig zijn om een taak
tot een goed einde te brengen
Elementen: stappen in een handeling die na elkaar moeten
worden uitgevoerd
2. Person-oriented job:
Focus op de competenties die nodig zijn voor de job
KSA = knowledge, skills, attitudes (bv nauwkeurigheid)
KSAO = knowledge, skills, abilities en other
Bv. Fysieke krachten in de bouw
!!! een persoon mag nooit worden bekeken als een opzichzelfstaand individu:
we maken een deel uit van ontelbare systemen
4