Jeugddelinquentie samenvatting
Jeugdcriminologie
H1: inleiding
Jeugddelinquentie = alle handelingen die volgens het wetboek van strafrecht strafbaar zijn
gesteld, maar ook alle vormen van regel overschrijdend gedrag.
Wat er onder regel overschrijdend gedrag valt, is veranderlijk over tijd.
Bronnen
Om over de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit wat te zeggen, kan er naar drie verschillende
bronnen gekeken worden:
- Politiecijfers: media en politiek baseren hun cijfers doorgaans op die van de politie. De
cijfers van de politie worden beïnvloed door meldingsbereidheid van slachtoffer en
getuigen (verschilt naargelang de aard van het delict) en beleidsprioriteiten (klein deel
van de delicten van jongeren kan worden opgelost).
- Zelfrapportages: kunnen een beter beeld vormen van de omvang en ontwikkeling van
jeugdcriminaliteit. Uit deze zelfrapportages volgt dat het grootste deel van
jeugddelinquentie met andere wordt gepleegd en dat alcohol/drugs nauwelijks een rol
spelen. Zelfrapportages laten daarnaast nauwelijks verschillen zien tussen autochtone en
allochtone jongeren.
Een van de problemen van zelfrapportage is dat er maar beperkt aantal delicten in
opgenomen kan worden en sommige daders moeilijk te bereiken zijn. Zelfrapportages
geen goed beeld van ernst van delicten (schade/gevolgen voor slachtoffers) en zijn
daarom waarschijnlijk het minst betrouwbaar bij geweldsdelicten
- Slachtofferenquêtes: geven een goede weergave van het aantal slachtoffer van
misdrijven. Geeft geen duidelijkheid over leeftijd dader en zorgt voor een prestatie
paradox: hoe beter de politie haar werk doet des te meer criminaliteit er lijkt te zijn (door
meldingsbereidheid en hoeveelheid proces-verbalen)
Geen van deze bronnen biedt op zichzelf voldoende betrouwbare informatie!
Dark number = De totale omvang aan delinquent gedrag onder jeugdigen, die niet bekend is.
Verharding afgelopen 10 jaar
HIC = High Impact Crimes
Vaker minderjarigen betrokken
Aantal aangehouden minderjarigen verdachten toegenomen
Gewelddadige jonge dader
Omvang groep niet afgenomen, maar ook niet toegenomen
Recidive wel toegenomen
Trends
Minderjarige verdachten van vuurwapenmisdrijven toegenomen
Een toename van het gebruik van wapens, zoals vuurwapens, messen en boksbeugels
H3: ontwikkeling in jeugdcriminaliteit
Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de
periode 2000 tot en met 2020?
,Age crime-curve
= Toename van delinquent gedrag in de jeugd, gevolgd door een afname van delinquent
gedrag vanaf de volwassenheid.
Het aantal minderjarigen verdachten neemt toe vanaf het 12e levensjaar en bereikt een piek
rond het 19e jaar, maar neemt daarna weer af.
Tijdelijk versus persistent delinquent gedrag
Tijdelijk: in de pubertijd (rond 12 jaar) begint delinquent gedrag, maar stopt na de pubertijd
Persistent: jongeren die voor hun 12e levensjaar beginnen met delinquent gedrag gaan hier
vaker ook na de pubertijd mee door.
Bronnen
Bij bronnen om criminaliteit te meten wordt onderscheid gemaakt tussen zelfrapportages en
politie- en justitiestatistieken. Deze bronnen bieden elk slechts voor een deel zicht op de
jeugdige verdachte- en daderpopulatie, daarom is het van belang om verschillende bronnen
te gebruiken. Daarnaast bieden meerdere bronnen de mogelijkheid overeenkomsten en
verschillen te onderzoeken.
Zelfrapportage
Tussen 2015-2020 is er een afname te zien van bijna alle soorten zelf gerapporteerde
delicten.
Meer jongens plegen delicten dan meisjes en dit is ook terug te zien in de zelfrapportages.
Percentage jongens per delict 1,5-2x zo groot als percentage meisjes.
Jongeren met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond zijn NIET
oververtegenwoordigd bij zelfrapportage.
Aantal jeugdige verdachten
Tussen 2010 en 2020 is het aantal geregistreerde jeugdige verdachten systematisch
afgenomen. Bij een type delict is juist een toename te zien, namelijk bij vermogensdelicten
met geweld en doodslag.
80% van de verdachten zijn jongens.
Jongeren met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond zijn WEL
oververtegenwoordigd in politiestatistieken.
Aantal jeugdige daders
= jongeren jegens wie door het OM of de rechter een strafzaak is afgedaan
Er is een stijgende trend te zien van het aantal jeugdige dader tot 2007 gevolgd door een
dalende trend na 2007.
85% van de minderjarige dader zijn jongens.
,Opvallend is dat de absolute aantallen veroordeelden minderjarigen van vermogensdelicten
met geweld toe neemt.
Aantal afdoeningen
In 2007 is er een piek in het aantal afdoeningen, maar daarna is er een afname te zien.
Het aantal Halt-afdoeningen is sinds 2007 op gelijk niveau gebleven; dit is mogelijk te
verklaren door meer inzet van Halt naast een straf.
Verklaringen voor afnemende trends
- Succesvol beleid (gemeente, politie)
- Maatschappelijke factoren (meer politie, beter inkomen, meer beveiliging)
- Afname risicofactoren (middelengebruik, delinquente vrienden)
- Toename beschermingsfactoren (emotionele steun, betrokkenheid, monitoring)
- Digitalisering van de samenleving (meer activiteiten online, minder tijd voor delinquente
activiteiten)
- Verplaatsing van offline delinquent gedrag naar online delinquent gedrag
H5: wetenschappelijke perspectieven op jeugdcriminaliteit
Behalve criminologie buigen ook de orthopedagogiek, ontwikkelingspsychologie en
jeugdpsychiatrie zich over het onderzoeksgebied jeugdcriminaliteit.
De belangrijkste criminologische theorieën richten zich op de verklaringen voor het ontstaan
van criminaliteit (onder jongeren), maar desondanks zijn er nog nauwelijks theorieën die zich
richten op het stoppen met jeugdcriminaliteit.
Binnen de criminologische theorieën kunnen drie thema’s worden onderscheden:
- Nature versus nuture
- Opvoeding versus omgeving
- Continuïteit versus verandering
Aanleg en zichtbare kenmerken
Frenologie = een verlaten leer die stelde dat aanleg en karakter door de groei van bepaalde
hersendelen worden bepaald.
Cesare Lombroso (frenoloog) ontwikkelt een theorie over de ‘geboren misdadiger’ in 1876:
Lombroso wilde aan tonen dat misdadigheid erfelijk bepaald was. Volgens hem zouden
criminelen herkenbaar zijn aan bepaalde ‘degeneratieve stigmata’, zoals brede kaken,
diepliggende ogen en afwijkende oren.
De theorie was een opstap naar het idee dat de persoonlijkheid van het individu een rol
speelde in het ontstaan van delinquentie en zorgde voor het idee dat er typen delinquenten
te onderscheiden zijn.
Sociale omgeving
In de loop van de jaren 20 kwam er meer nadruk te liggen op factoren in de sociale omgeving
die een rol spelen in de verklaring van crimineel gedrag.
Sociale desorganisatie theorie: Shaw en McKay veronderstelden dat in buurten met een lage
economische status, veel immigranten en een snel veranderende samenstelling van de
, bevolking, weinig sociale samenhang is. Deze theorie heeft als uitgangspunt dat naarmate
een gebied meer sociaal gedesorganiseerd is er ook meer criminaliteit is.
Differentiële associatietheorie: gaat ervan uit dat crimineel gedrag voortvloeit uit sociale
interactie met anderen. Indien de normen en waarden binnen een groep zo gevormd zijn dat
zij delinquent gedrag als iets goeds bestempelen, wordt de kans dat iemand anders
delinquent gedrag zal vertonen, door middel van het imiteren van het gedrag in de groep,
verhoogd.
Strain theorie Durkheim: voor criminaliteit is nodig dat er een afwezigheid is van de
maatschappelijke normen/regels.
Merton: crimineel gedrag ontstaat door een spanning (‘strain’) tussen doelstelling van de
samenleving en een gebrek aan middelen om deze te realiseren. Mensen met weinig kansen
en uitzicht stappen over op crimineel gedrag om tot te stijgen op de maatschappelijke ladder
en te voldoen aan maatschappelijke doelen.
Agnew: criminaliteit wordt in zijn visie opgevat als een uitlaatklep voor woede en frustatie.
Cloward: criminaliteit moet worden gezien als een reactie op het gebrek aan mogelijkheden
om succes te behalen met legitieme doelen.
Labelling theorie: de reactie van andere op criminele handelingen kan leiden tot meer
misdaden. Omgeving behandelt individu als delinquent waardoor het individu een
delinquente identiteit aanneemt.
Gelegenheid en keuze theorie: de motor van criminaliteit zou liggen in verleiding van snel
plezier en beloning.
Routine activiteiten theorie Er is een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en
weinig of geen toezicht.
Gelegenheidstheorie Wanneer er meer gelegenheid is om crimineel gedrag te vertonen, is
de kans dat iemand dit doet ook groter.
Rationele keuze theorie Deze theorie gaat ervan uit dat mensen een bewuste keuze maken
waarbij ze alle opties rationeel afwegen. Wanneer crimineel gedrag dus meer kans heeft op
grotere baten dan op grotere lasten, dan vertoont degene crimineel gedrag.
The broken window theorie: de theorie stelt dat niet gebroken ramen zelf, maar het
uitblijven van een reactie op gebroken ramen zorgt voor een toename in criminaliteit.
Het beeld van Fysieke en sociale Disorder geeft het beeld af dat er geen actie wordt
ondernomen tegen wanordelijkheden, waardoor daders vrij spel hebben.
Een rationele dader zal de kosten laag inschatten, want de pakkans is laag
Opvoeding
Binding theorie: theorie van Hirschi die stelt dat criminaliteit een gevolg is van een gebrek
aan sociale binding. Hij meent dat er niet gekeken moet worden waarom sommige mensen
crimineel gedrag vertonen, maar juist waarom andere mensen het NIET doen. Een sterke
binding weerhoudt jongeren ervan om delinquent gedrag te vertonen. Hierin maakt hij
onderscheid tussen "attachment", "commitment", "involvement" en "belief".