Zelfevaluatie L-filosofie
Zelfevaluatietest van les 1 op 13/02/23
Vraag 1
Welk van de volgende uitspraken over de relatie tussen Plato’s Ideeënleer en zijn leer van de
wederherinnering (anamnese) is correct?
a. Wederherinnering heeft in de dialogen altijd betrekking op Ideeën.
b. De leer van de wederherinnering verklaart hoe we de Ideeën kunnen kennen.
c. Zowel de Ideeënleer als de leer van de wederherinnering worden voor het eerst in de Meno
geïntroduceerd.
d. Ideeën kunnen geen object zijn van wederherinnering.
Antwoord: b
Uitleg: Hoewel Plato de leer van de wederherinnering in de Meno nog los van de Ideeënleer had
geïntroduceerd, wordt de leer in de Phaedo wel degelijk op de Ideeën betrokken. In die context
maakt de leer van de anamnese duidelijk hoe we de Ideeën kunnen kennen, hoewel we ze niet
kunnen waarnemen: volgens Plato betekent dit dat we die Ideeën al voor we zijn beginnen
waarnemen gekend moeten hebben en dat de kennis van Ideeën die we in dit leven verwerven dus
tot stand komt op basis van wederherinnering.
Vraag 2
Welk van de volgende uitspraken is volgens Plato NIET van toepassing op de dialectiek?
a. Ze heeft betrekking op Ideeën.
b. Ze vormt de hoogste wetenschap.
c. Ze ontleent haar uitgangspunten aan een hogere wetenschap.
d. Ze doet geen beroep op zintuiglijke voorstellingen.
Antwoord: c
Uitleg: Voor Plato is de dialectiek de hoogste wetenschap. Ze heeft betrekking op de Ideeën en
tracht, zonder tussenkomst van de zintuigen, de relaties tussen de Ideeën te doorgronden. Op die
manier tracht de dialecticus alsmaar meer algemene Ideeën te vatten. Hij steunt dan ook niet langer
op vooronderstellingen (op uitgangspunten die door een andere wetenschap zouden worden
aangereikt), maar onderzoekt zelf die vooronderstellingen, om zo op te klimmen tot een eerste,
meest algemene en niet langer hypothetisch principe.
1
,Vraag 3
Waarop heeft het zogenaamde demarcatieprobleem betrekking?
a. De vraag hoe wetenschappelijke kennis kan worden gerechtvaardigd.
b. De vraag of wetenschap mogelijk is.
c. De vraag of kennis mogelijk is.
d. De vraag hoe wetenschap van niet-wetenschap kan worden afgebakend.
Antwoord: d
Uitleg: Het demarcatieprobleem heeft betrekking op de vraag waar de scheidingslijn loopt tussen
wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke uitspraken. De vraag die hierin centraal staat is dus
waaraan uitspraken moeten voldoen om als 'wetenschappelijk' te kunnen gelden.
Vraag 4
Duid aan in welk van de volgende opzichten zintuiglijk waarneembare dingen volgens Plato
verschillen van Ideeën.
a. Ideeën zijn voor hun bestaan afhankelijk van zintuiglijk waarneembare dingen, maar niet
omgekeerd.
b. In zintuiglijk waarneembare dingen zijn kwaliteiten steeds vermengd met hun tegendeel, terwijl
dat bij Ideeën niet het geval is.
c. In tegenstelling tot Ideeën zijn zintuiglijk waarneembare dingen reëel bestaande entiteiten.
d. In tegenstelling tot Ideeën zijn zintuiglijk waarneembare dingen altijd universeel.
Antwoord: b
Uitleg: Zintuiglijk waarneembare dingen zijn volgens Plato nooit helemaal wat ze op het eerste
gezicht lijken te zijn, omdat tegendelen er tegelijk in aanwezig kunnen zijn (wat rechtvaardig lijkt in
een bepaald opzicht, is in een ander opzicht, een andere context, voor een andere observator, enz.
onrechtvaardig). Ideeën daarentegen zijn wat ze zijn: het rechtvaardige 'op zichzelf' beschouwd is
volstrekt tegengesteld aan het onrechtvaardige.
De andere antwoorden zijn fout: het zijn niet de zintuiglijk waarneembare dingen, maar de Ideeën
die Plato als reëel beschouwt; zintuiglijk waarneembare dingen zijn voor hun bestaan afhankelijk van
Ideeën, maar niet omgekeerd; en zintuiglijk waarneembare dingen zijn particulier en nooit universeel
(terwijl Ideeën net de eenheidsbegrippen van het denken zijn die van toepassing zijn op een veelheid
van zintuiglijk waarneembare dingen).
2
,Vraag 5
Welk van de volgende termen is een synoniem voor ‘epistemologie’?
a. Kennisleer
b. Waarheidsleer
c. Theoretische filosofie
d. Werkelijkheidstheorie
Antwoord: A
Uitleg: Met het woord 'epistemologie' (van het Griekse 'epistêmê' oftewel 'kennis' en 'logos', wat in
deze context 'leer' betekent) duidt men doorgaans de filosofische kennisleer of kenleer aan.
De epistemologie is een discipline die behoort tot de theoretische filosofie. Hoewel vragen over de
aard van de werkelijkheid (die tot de competentie van de metafysica behoort) en over wat waarheid
is relevant zijn voor de epistemologie, valt ze niet samen met de waarheidstheorie, noch met de
werkelijkheidsleer.
Vraag 6
Welke rol speelt de waarneming volgens Plato in het verwerven van kennis van de Ideeën?
a. Zintuiglijke waarnemingen kunnen onze kennis van Ideeën activeren.
b. Kennis van de Ideeën is afgeleid van onze zintuiglijke waarnemingen.
c. Zintuiglijke waarnemingen kunnen geen enkele rol spelen in het kenproces.
d. Kennis van de Ideeën valt samen met de waarneming van zintuiglijke objecten.
Antwoord: a
Uitleg: Volgens Plato is onze kennis van Ideeën niet afhankelijk van de waarneming - Ideeën zijn
immers geen abstracties van zintuiglijk waarneembare dingen, maar zijn juist verondersteld door
onze kennis van waarneembare dingen. Toch kunnen waarnemingsobjecten de wederherinnering
van Ideeën activeren: het zien van twee gelijke stokken kan het begrip 'gelijkheid' oproepen, dat we
reeds voor onze geboorte moeten hebben verworven.
3
, Vraag 7
Duid aan welk van de volgende uitspraken waar is:
a. Socrates neemt de Meno-paradox niet ernstig.
b. De leer van de anamnese is een antwoord op de Meno-paradox.
c. De Ideeënleer is een antwoord op de Meno-paradox.
d. Socrates beschouwt de Meno-paradox als een sofistische paradox.
Antwoord: b
Uitleg: De Meno-paradox stelt dat leren ofwel overbodig is (omdat we al weten wat we willen leren
kennen), ofwel onmogelijk (omdat we het nog niet weten, en dus niet zullen herkennen). Socrates
neemt deze paradox wel degelijk ernstig en wijst hem dus niet zomaar als een sofistische paradox
van de hand. Als antwoord op de uitdaging die de paradox stelt, ontwikkelt Socrates de leer van de
anamnese of wederherinnering, die stelt dat we kennis in zeker zin nog niet (bewust), en in zekere
zin al wel (onbewust) hebben: kennis is namelijk reeds sluimerend aanwezig in onze ziel van voor
onze geboorte.
Pas in een latere dialoog, de Phaedo, wordt de anamneseleer in verband gebracht met de Ideeën. In
de Meno is de kennis waarop wederherinnering betrekking heeft eerder propositionele kennis.
Vraag 8
De standaarddefinitie van kennis legt verschillende voorwaarden op om van kennis te kunnen
spreken. Welke voorwaarde hoort daar NIET bij?
a. Kennis vereist rechtvaardiging.
b. We moeten overtuigd zijn van wat we kennen.
c. Kennis moet waar zijn.
d. Kennis moet corresponderen met de werkelijkheid buiten het denken.
Antwoord: d
Uitleg: De standaarddefinitie van kennis zegt dat kennis bestaat in het hebben van een ware,
gerechtvaardigde overtuiging (justified true belief).
Dat onze overtuigingen corresponderen met de werkelijkheid buiten het denken is één mogelijke
opvatting van wat 'waarheid' is (namelijk waarheid als correspondentie), maar zeker niet de enige.
De standaarddefinitie van kennis veronderstelt dus niet noodzakelijk deze correspondentietheorie
van waarheid.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Celinebanlieu. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.