Hoofdstuk 1: sociale context / wat is
sociologie?
1.1Sociologisch denken
Verschillende soorten vragen die sociologen zicht stellen:
- Orde-vraagstuk bv. hoe komt het dat mensen zich gedragen volgens
bepaalde regels?
- Sociale ongelijkheid bv. hoe komt het dat bijna overal verschillen in macht,
inkomen en aanzien voorkomen?
- Abstracte vragen bv. welke invloed heeft onze sociale context op ons
zelfbeeld?
Problemen in de samenleving hebben gevolgen voor het individu. Bv. frustraties,
ziekte, zelfmoord.
Daarom is het belangrijk dat we weten hoe we onze samenleving ‘leefbaar’
kunnen maken.
Om sociologisch te kunnen denken zijn er twee dingen belangrijk:
- Het is belangrijk om te beseffen dat alles contingent is, maar niet arbitrair.
- Ook moet je weten wat sociale verbeelding inhoudt.
What you see is what you get
We leven in een maatschappij waar we willen geloven dat we menselijk gedrag
gemakkelijk individueel kunnen verklaren en voorspellen.
Waarom vergeten we de context vaak wanneer we het menselijk gedrag willen
verklaren?
- Het is niet zichtbaar, je moet moeite doen om de context te achterhalen.
Bv. een auto die geen voorrang geeft, een ongeduldige chauffeur.
- Het is ook cultuur bepaald, we hebben het idee dat we vrij zijn en niet
gebonden zijn aan de sociale context.
- We denken vaak dat mensen voorspelbaar gedrag stellen en we hun
karakter direct kunnen achterhalen. Dit schept een vals gevoel van
veiligheid.
Waarom sociologie?
We zien vaak de context over het hoofd, toch is dit belangrijk om inzicht te
krijgen in mensen en hun gedrag.
“Alles is contingent, maar niet arbitrair”
Bij sociologie moeten we het vanzelfsprekende en alles dat je normaal vindt
kunnen loslaten.
,Gewoontes, handeling, instellingen, etc. die voor ons vanzelfsprekend zijn, zijn
ergens anders vaak totaal anders. Ze hadden zich dus bij ons ook anders kunnen
ontwikkelen.
Het vanzelfsprekende in vraag stellen, dit bedoeld men met contingentie.
Dit geldt ook voor criminaliteit en deviant gedrag. Wat in onze samenleving als
‘strafbaar’ gedrag wordt gezien is afhankelijk van tijd en plaats.
Bv. toen we in lockdown gingen, alles wat normaal was viel toen weg. Ook hier
kwam het besef van contingentie dus aan bod.
Maar is alles dan arbitrair? Is het toevallig?
Daarom gaat een socioloog opzoek naar patronen en naar sociale
determinanten daarvan en de samenhang.
Sociale determinanten = verklaringen die terug te vinden zijn in onze sociale
context.
Bv. is het toevallig dat Zweden voor een andere aanpak koos in de coronacrisis
dan België?
Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de bevolking in Zweden veel meer
vertrouwen heeft in hun regering en de gezondheidsinstituten, daarom dat ze
adviezen strikter opvolgen waardoor er een geen maatregelen moeten worden
genomen.
Sociologisch denken betekend dus het in vraag stellen van het vanzelfsprekende
om zich vervolgens de vraag te stellen hoe de sociale orde mogelijk is in de
maatschappij waarin men beseft dat alles relatief is.
Waarom houden we ons aan de maatregelen? Hoe komt het dat er een sociale
orde is, ook al zijn we het misschien niet eens met de genomen maatregelen?
Het besef van contingentie komt verder uit het verlichtingsdenken, dit betekend
dat men niet langer gelooft dat God bepaalt hoe de samenleving er uit ziet. Men
gelooft in de mens en de ratio. Men gelooft dat de samenleving is gemaakt door
de mens.
Maar hier volgt een vraag: als de samenleving is gemaakt door de mens, waarom
is er dan niet meer chaos?
JJ Rousseau: “Indien wetten conventies zijn, door mensen gemaakt, waarom
worden ze dan nageleefd?”
Marx: “Mensen maken hun eigen geschiedenis, maar niet onder de voorwaarden
die ze zelf willen.” Hij voegt er aan toe dat niet iedereen evenveel kans heeft om
zijn leven/maatschappij te beïnvloeden.
De sociologische verbeelding
Tijdens de coronacrisis hebben we zeker en vast gebruik gemaakt van
sociologische verbeelding.
,Alles wat we voordien als vanzelfsprekend ervaarden hebben we in vraag
gesteld. Zal dit leiden tot nieuwe gewoontes, een nieuw ‘normaal’?
“The sociological imagination necessitates above all, being able to think
ourselves away from the familiar routines of our daily lives in order to look at
them anew.” C.W.Mills.
“The vivid awareness of the relationship between experience and the wider
society.” C. Wright Mills. Hij spreekt dus over een bewustzijn van de band tussen
ervaringen en de ruimere samenleving. Om deze ervaringen in context te
plaatsen moeten we dus afstand nemen van het vanzelfsprekende en beseffen
dat alles contingent is.
Bv. onze partnerkeuze, liefde. We houden bij deze keuze rekening met de sociale
context. Deze beïnvloedt onze keuze. Iemand met dezelfde afkomst, zelfde
status, wat zullen onze vrienden en familie er over denken, etc.
Denken zoals een psycholoog
Historische processen sociale context (sociale relaties) biografie
(gebeurtenissen)
We kijken hoe de sociale context onze persoonlijke gebeurtenissen beïnvloeden.
M aar ook deze sociale context is eerder al beïnvloedt en is eerder al
gevormd door historische processen. Sociologen gaan dus het verband leggen
tussen persoonlijke gebeurtenissen en sociaalhistorische processen.
Waarom sociologie in het sociaal agogisch werk?
“Gebeurtenissen in iemands dagelijkse leven kunnen we enkel ten volle begrijpen
als we niet enkel kijken naar het individu en zijn kenmerken, maar ook naar de
sociale kenmerken en trends waarin die gebeurtenissen zich afspelen.”
We moeten rekening houden met de grotere context. We denken vaak te
individualistisch, we denken vaak dat onze beslissen individuele keuzes zijn uit
vrij wil. Maar vaak worden onze keuzes beïnvloedt door de context. Bv. het
schoonheidsideaal.
“Kijken naar de sociale context en nagaan welke invloed die heeft op ons gedrag,
op onze identiteit en op de manier waarop we omgaan met elkaar.”
De sociale context
3 niveaus binnen die ‘sociale context’:
1. Macro: de samenleving, sociale categorieën, etc.
2. Meso: sociale instituties, groeperingen, et.
3. Micro: het gezin, de vriendengroep, rolrelaties, etc.
Op deze niveaus bevinden zich veel contextuele factoren.
Contextuele factoren
= Kenmerken van de sociale context waarin de interactie plaats vindt die de
interactie beïnvloeden.
, De contextuele factoren beïnvloeden elkaar en beïnvloeden samen interactie en
gedrag.
5 soorten:
1. Sociologische factoren bv. interactie tussen twee studenten kan zorgen
voor een norm, deze norm zal de interactie dan beïnvloeden en kan dan
ook een aanleiding zijn tot een conflict.
2. Demografische factoren bv. de vergrijzing in onze samenleving kan een
conflict doen ontstaan over pensioenen.
3. Ecologische factoren
4. Materiële factoren bv. de opkomst van sociale media zorgt ervoor dat
we anders omgaan met conflicten.
5. Economische factoren bv. werkeloosheid.
Deze factoren zijn het resultaat van interactie tussen personen en op hun beurt
nieuwe interacties beïnvloeden.
Bv. normen, wetten conflict
Bv. arbeidsspecialisatie samenwerking
Sociologische contextuele factoren
Deze factoren zijn het resultaat van een interactie tussen personen en sociale
eenheden, deze gaan op hun beurt de interacties beïnvloeden.
Demografische contextuele factoren
Hier beschrijven ze de bevolking en haar veranderingen.
Materiële contextuele factoren
Grondstoffen, technologie, infrastructuur, etc. waarover een maatschappij
beschikt.
Economische factoren
Dit zijn factoren die in verband staan met de productie, distributie en consumptie
van goederen en diensten. Één van deze factoren is BNP. Men kan spreken over
laag- en hoogconjunctuur wanneer de BNP daalt of stijgt. Een laagconjunctuur
zorgt vaak voor een hoger werkeloosheidspercentage.
Gedrag, sociaal handelen en interactie sociaal handelen
Gedrag
= Elke actie of reactie van een individu.
Bv. lichamelijke beweging, verbale uiting of een subjectieve gewaarwording.
Het gaat dus om:
- Zichtbaar sociaal gedrag
- Ideeën
- Opinies
- Attitudes
- Gevoelens
- Cognitieve prestaties