Femke Peeters
1 BALO(V)
Samenvatting examenleerstof KLO1 – 1 BALO(V)
Het Leerlinggericht Onderwijsmodel (LLGOM)
1. Je kan het leerlinggericht onderwijsmodel schematisch voorstellen en toelichten.
Waarom een Leerlinggericht Onderwijsmodel?
Een onderwijsleersitiatie is complex, daarom ging men op zoek naar de belangrijke
componenten die invloed hebben op het leren binnen een onderwijsleersituatie. Men
probeerde in één didactisch model de relaties tussen deze componenten weer te geven
op basis van wetenschappelijk onderzoek en onderwijsvisie. (=in literatuur veel
verschillende didactische modellen). Alle modellen zijn een vereenvoudiging van de
werkelijkheid.
In ons Leerlinggericht Onderwijsmodel integereren we algemene didactische
componenten met inzichten uit de cognitieve psychologie en de visie van het
ervaringsgericht onderwijs. (=zie OLK1)
1. Maatschappelijke context
De maatschappij waarin we leven, met de waarden en normen die erin vooropgesteld
worden, beïnvloedt de onderwijscontext en bijgevolg ook elke onderwijsleersituatie.
(=ruimste kader). De beslissingen vanuit de overheidsinstantie vloeien voort uit een
hedendaags maatschappelijk denkkader.
Coronacrisis
Milieuproblematiek
Snel evoluerende technologie
Globalisering + groter wordende diversiteit
Dit beïnvloedt onze manier van denken over onderwijs en bijgevolg ook de manier
waarop we ons onderwijs inrichten.
Meer nadruk op wetenschap in het lager onderwijs en intercultureel onderwijs.
2. Onderwijscontext
Alles wat in de klas gebeurt, wordt niet enkel bepaald door de lkr. en de lln. maar vindt
plaats in een ruimer kader: de onderwijscontext. (bijvoorbeeld: vlaamse klas versus
chinese klas = anders). Zelfs onderwijs in Vlaanderen verschilt van onderwijs in Wallonië
1
,Femke Peeters
1 BALO(V)
en Brussel. Het zijn de grenzen, de structuur en de organisatie die door de Vlaamse
Overheid is vastgelegd.
De onderwijscontext beïnvloedt de onderwijsleerssituatie + de onderwijscontext wordt
beïnvloedt door de maatschappelijke context.
3. Driehoek beginsituatie – doelstellingen – leerinhoud
Beginsituatie: het geheel van persoonlijke, sociale en situationele gegevens die een
invloed kunnen spelen op de te realiseren doelstellingen of het proces ervan.
Situatie waarmee lkr. en lln. aan les starten bepaalt mee de doelstellingen en de
leerinhoud.
Doelstellingen: drukken uit wat de lkr. met een lessenreeks wil bereiken bij de lln. Wat
moet je kunnen? Op welke manier moet je het kunnen?
= concreet gedrag + concrete leerinhoud
Beginsituatie, doelstellingen en leerinhoud beïnvloeden elkaar sterk.
Doelstellingen kies je op basis van je beginsituatie: wat lln. reeds kunnen/kennen bepaalt
wat de doelstellingen zullen zijn van je volgende les. De leerinhoud wordt beïnvloed door
zowel de beginsituatie als de doelstellingen. Wat de lln. dienen te kennen hangt af van de
doelstellingen die je nastreeft en van wat ze reeds kennen en kunnen. Doelen en
leerinhoud beïnvloeden elkaar in twee richtingen: van inhoud naar doel + van doel naar
inhoud.
Van inhoud naar doel: lkr. start met het kiezen van bepaalde leerinhoud (bijvoorbeeld:
‘menselijk lichaam’ en ‘spijsvertering’). Die keuze beïnvloedt dan de doelen.
(bijvoorbeeld: ‘de lln. kunnen een schema maken van de weg die een stukje brood aflegt
in ons lichaam’)
Van doel naar inhoud: lkr. kiest een doel om rond te werken, bijvoorbeeld ‘de lln. kunnen
nauwkeurig waarnemen’ en kiest daarna thema’s. (bijvoorbeeld: ‘de verschillen tussen
bladeren’)
4. Vierkant krachtige leeromgeving
Een krachtige leeromgeving wordt gevormd door een weloverwogen aanpak die
leeractiviteiten in de hand werken waarbij het welbevinden en de betrokkenheid van de
lln. optimaal zijn, zodat fundamenteel leren kan ontstaan.
Aanpak: wat de lkr. doet. (onderwijsactiviteiten van de lkr. versus organisatie)
Onderwijsactiviteiten (OA): activiteiten van de lkr. die gericht zijn op het
stimuleren tot en begeleiden van bepaalde leeractiviteiten die de lln. uitvoeren om
zo de doelen te bereiken. (bijvoorbeeld: lkr. schrijft begrippen op bord, geeft een
opdracht om tegen volgende les een uniform mee te brengen, stimuleert de
interactie tijdens groepswerk).
Organisatie: lkr. doen nog zoveel andere zaken in de klas die niet samenhangen
met het bereiken van doelen. (bijvoorbeeld: uitdelen van materialen, kopiëren van
werkblaadjes, schikken van de banken voor een groepswerk,…)
Leeractiviteiten (LA): de lln. gaan aan de slag met de leerinhoud om zo de
doelen te bereiken. (externe/interne leeractiviteiten)
- Externe leeractiviteiten: kan je als buitenstaander rechtstreeks waarnemen.
(bijvoorbeeld: een lln. onderstreept, beschrijven, tekenen…)
- Interne leeractiviteiten: kan je niet rechtstreeks waarnemen, spelen zich af
in de lln. Nagaan door observatie of lln. bevragen. (bijvoorbeeld: de lln.
memoriseren, zoeken een voorbeeld, vergelijken…)
2
, Femke Peeters
1 BALO(V)
5. Leerresultaten en evaluatie
De lkr. gaat na of de doelen bereikt zijn, maar ook waaraan een goed of een minder goed
resultaat te wijten is. 3 facetten om te evalueren:
Is het doel bereikt?
Wat is de verklaring voor het resultaat?
Wat ga je nog doen?
Beginsituatie
1. Je kan uitleggen wat het verschil is tussen de algemene en de lesspecifieke
beginsituatie.
2. Je kan de 7 aspecten van de beginsituatie beschrijven.
Algemene beginsituatie: zijn de dingen die je moet weten i.v.m. de kinderen, de klas,
de school en die voor elke les van belang zijn.
Hoe oud zijn de lln?
Hoe heten ze?
Welke klasafspraken gelden er?
Welke extra zorgen, die in elke les nodig zijn, hebben bepaalde kinderen nodig?
Lesspecifieke beginsituatie: zijn de dingen die bij een bepaalde les belangrijk zijn.
Voor elke les zal dit anders zijn. (voorkennis zal anders zijn, andere materialen nodig,…)
Het is belangrijk dat de beginsituatie niet verengd wordt tot de beginsituatie van het
fictief ‘gemiddelde kind’. Ieder kind heeft een eigen en ander beginsituatie. Als lkr.
moet je zoveel mogelijk rekening houden met de verscheidenheid aan beginsituaties om
op die manier ieder kind tegemoet te komen.
Hoe achterhalen?
Vraag jezelf af wat moet je weten om de les goed te kunnen starten op basis van de 7
aspecten van de beginsituatie:
1. De leerlingen:
(Buiten) schoolse voorkennis en vaardigheden: vraag jezelf af wat de
lln. op school of buiten de school aan ervaringen, kennis en vaardigheden
hebben opgedaan over het onderwerp van de les. De kennis en ervaringen
die lln. buiten de school opdoen is heel erg verschillend. (bijvoorbeeld:
uitstappen, tv-kijken, hobby’s, talenten,…) Bouwsteen 1: activeren van
relevante voorkennis.
Interesses, leefwereld en actua: vraag jezelf af wat de lln. willen. Hoe
kan je het lesonderwerp verbinden met de leefwereld van kinderen?
Specifieke onderwijsbehoeften: vraag jezelf af wat elk kind nodig heeft.
Het wordt bepaald door de leerstijl, tempo en leervoorkeuren.
(bijvoorbeeld: veel structuur, alleen/per twee,…)
3