Samenvatting D3: Psychiatrie A
Algemeen
De psychiater begint met het opnemen van de speciële anamnese van de hoofdklacht. Daarna
specifieker naar dingen vragen. Anamnese en onderzoek vinden grotendeels tegelijkertijd plaats. De
tractus mentalis anamnese wordt afgenomen, dit zijn detectievragen voor kernsymptomen. Per
functie (cognitief, conatief, affectief) worden er vragen gesteld. Als er aanleiding voor is wordt er
algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek gedaan om op te sporen of de oorzaak van de
psychiatrische stoornis somatisch is. Heteroanamnese is vaak noodzakelijk. Het status mentalis
onderzoek bestaat uit:
- Exploratie: gericht vragen naar specifieke symptomen
- Observatie: tijdens anamnese
- Testen: specifieke testvragen om psychiatrische symptomen vast te stellen
Het status mentalis onderzoek verdeelt het psychisch functioneren in drie hoofddomeinen; de 'trias
psychica':
Cognitieve functies hebben betrekking op het denken
o Bewustzijn: kan verlaagd of vernauwd zijn. Kan als volgt worden beschreven: helder,
somnolent (bewustzijn verlaagd, maar reageert op aanspreken), soporeus
(bewustzijn verlaagd, antwoord niet maar wel opdrachten), subcoma (bewustzijn
verlaagd, reageert op pijnprikkels) en coma. Bij een vernauwd bewustzijn is de
aandacht zodanig gericht op één onderwerp dat er een beperkt besef is van prikkels
van buitenaf.
o Aandacht: hypovigiliteit/hypervigiliteit (aandacht trekken) en hypotenaciteit en
hypertenaciteit (aandacht vasthouden).
o Oriëntatie: Tijd Plaats Persoon
o Geheugen: Anterograde amnesie is een stoornis in het kortetermijngeheugen.
Retrograde amnesie is een stoornis in het langetermijngeheugen, gekenmerkt door
het onvermogen om de gedurende een bepaalde periode vóór een acute
hersenaandoening (bijvoorbeeld een schedeltrauma) opgeslagen gebeurtenissen op
te roepen.
o Executieve functies: planning en besluitvorming, foutdetectie, probleemoplossend
denken en cognitieve flexibiliteit, strategiebepaling in nieuwe situaties,
gevaarlijke/moeilijke situaties beoordelen en responsinhibitie en gewoonten
doorbreken
o Intelligentie
o Waarnemen: hallucinaties (auditief, imperatief, visueel, somatisch, olfactorische,
gustatoire). Illusionaire vervalsing (patiënt neemt een object anders waar).
Dysperceptie (afwijkende waarneming, iemand is zich ervan bewust dat hij de
werkelijkheid anders ervaart). De waarneming kan bijvoorbeeld sterker (hyperacusis)
of zwakker (hypesthesie)worden ervaren. Bij visuele dyspercepties kan men
bijvoorbeeld het idee hebben dat dingen groter zijn (macropsie) of juist kleiner
(micropsie).
o Denken: twee aspecten, HOE iemand denkt (formeel) en WAT (inhoudelijk) iemand
denkt en tempo (normofreen, bradyfreen, tachyfreen).
Formele denkstoornissen: incoherentie (geen samenhang), neologisme,
tangentialiteit (antwoord langs de vragen heen, vraag wel begrepen en wil
, wel antwoorden), alogie (weinig worden om zich uit te drukken, weinig
informatief zichzelf uitdrukken, inhoudelijk arme taal).
Inhoud: waan, dwang (vervelend, egodystoon, obsessie) en drang (prettig,
egosyntoon, preoccupatie). Derealisatie (omgeving wordt anders ervaren,
hiervan wel bewust dus geen waan).
Affectieve functies hebben betrekking op het voelen
o Stemming: subjectief ervaren gevoel, verlaagd (normofoor, somber en pathologisch
verlaagd is depressief) of verhoogd (eufoor, hypomanie of manie). Dysfoor is
prikkelbaar en bozig. Anhedonie: geen plezier meer kunnen beleven.
o Affect: zichtbare expressie van emoties. Normaal modulerend, vlak affect. Adequaat
of inadequaat (bijv. lachen bij verdrietig onderwerp).
Conatieve functies hebben betrekking op het gedrag en iemands motivatie
o Psychomotoriek: bewegingen o.i.v. psychische factoren. Stupor (bewegingloos en niet
meer spreken, helder bewustzijn), remming/vertraging/versnelling, echopraxie
(bewegingen van onderzoeker nadoen).
o Gedrag: apathie, impulsief, vermijding
Verslaving
Classificatie:
- Stoornis in het gebruik van een middel:
o Stimulerende effecten: De middelen die deze effecten oproepen zorgen voor een
goed gevoel, je hebt meer energie en je kunt sneller reageren. Voorbeelden zijn:
tabak (hierin zit nicotine) en koffie (hierin zit cafeïne), maar ook cocaïne en
amfetamine (speed) zijn stimulerende middelen.
o Verdovende effecten: Deze zorgen ervoor dat je in een slaperige roes komt, je bent
minder scherp. Een voorbeeld hiervan is heroïne.
o Bewustzijn veranderende effecten: Hierbij zie je bijvoorbeeld dingen die er niet zijn.
Deze beïnvloeden je stemming en waarneming en de wereld om je heen ziet er
ineens heel anders uit. Voorbeelden hiervan zijn: LSD, paddo’s en andere
tripmiddelen.
o Middelen met gemengde effecten: Dit zijn bijvoorbeeld XTC, hasj en weed.
- Gokstoornis
- Stoornissen door een middel/medicatie:
o Intoxicatie door een middel/medicatie
o Andere psychiatrische stoornis door een middel/medicatie (psychose, delirium etc.)
Stoornissen in het gebruik van een middel:
Gaat om een combinatie van psychische afhankelijkheid (hunkering/zoekgedrag), controleverlies,
lichamelijke afhankelijkheid (hunkering, tolerantie, onttrekkingssymptomen) en
lichamelijke/psychische/sociale gevolgen. Criteria:
- Problematisch patroon van het gebruik dat leidt tot klinisch significante beperkingen of
lijdensdruk: langduriger of meer gebruik dan bedoeling was, persisterende wens/vergeefse
pogingen om te stoppen/onder controle houden, veel tijd wordt besteed aan activiteiten om
aan het middel te komen, ervan te herstellen of het te gebruiken, hunkering,
thuis/werk/school verplichtingen worden niet nagekomen, activiteiten opgegeven voor
gebruik, fysiek gevaar, doorgaan terwijl je weet dat het slecht is en er klachten zijn daardoor
- Tolerantie: behoefte toegenomen om zelfde effect te krijgen, duidelijk minder effect bij zelfde
hoeveelheid
, - Onttrekkingssymptomen: onttrekking syndroom van het middel (zie tabel), het middel wordt
gebruikt om onttrekkingssymptomen te verlichten of voorkomen
Gokstoornis
Persisterend, recidiverend problematisch gokgedrag, binnen een periode van een jaar: steeds meer
geld gebruiken om mate van opwinding te bereiken, rusteloos en prikkelbaar bij pogingen tot
minderen of stoppen, onsuccesvolle pogingen gedaan tot stoppen, vaak gepreoccupeerd met gokken,
gokt bij onlustgevoelens, komt vaak terug om verloren geld terug te winnen, liegt om de ernst van het
gokgedrag te verhullen, heeft belangrijke relatie/carrière in gevaar gebracht of verloren en heeft geld
van anderen nodig om financiële problemen door gokken te verlichten.
Stoornissen door het gebruik van een middel/medicatie
Middel Onttrekking intoxicatie
Tabak Dysforie, somberheid, slapeloosheid, Misselijkheid, speekselvloed, buikpijn, diarree,
prikkelbaarheid, angst, hoofdpijn, duizeligheid
concentratieklachten, rusteloosheid,
bradycardie, hyperorexie (verhoogde
eetlust)
Alcohol Tachycardie, transpireren, tremor, Dysarthrie, coördinatiestoornissen, onzekere gang,
slapeloosheid, misselijkheid, braken, nystagmus, ongepast gedrag, hypotenaciteit,
angst, epileptisch insult, delirium stupor, coma
Benzodiazepinen Zie alcohol Zie alcohol
GHB Zie alcohol Zie alcohol
Cannabis Misselijkheid, malaise, hoofdpijn Conjunctivale roodheid, hyperorexie, droge mond,
tachycardie, verhoogde perceptie, psychose, angst,
dissociatie
Ecstasy of Somberheid Tachycardie, grote pupillen, bruxisme, droge mond,
amfetamine meer praten, helder en alert, minder snel moe,
psychose
Cocaïne Dysforie, angst, vermoeidheid, levendige Tachycardie, pijn op de borst, hypertensie, wijde
onaangename dromen, prikkelbaarheid, pupillen, spierzwakte, misselijkheid, braken,
slapeloosheid epileptisch insult, verwardheid, euforie, verhoogd
zelfgevoel, angst, achterdocht, agressie,
psychomotorische agitatie
Heroïne Prikkelbaarheid, dysforie, koorts, Onduidelijke spraak, bradycardie, nauwe pupillen,
misselijkheid, spierpijn, braken, verhoging pijndrempel, hypotenaciteit,
tranenvloed, loopneus, kippenvel, wijde slaperigheid, sufheid, ademhalingsdepressie, coma
pupillen, diarree, geeuwen, slapeloosheid,
tachycardie
Ontwikkeling, beloop en gevolgen:
- Eerste symptomen adolescentie
- Tabak: 5% van stoppogingen succesvol, alcohol en cannabis gunstiger
Diagnostiek:
- 8-10 jaar totdat mensen zich melden bij hulpverlening, daardoor vaak veel schade
- Screeningsinstrumenten voor opsporen middel misbruik
Pathogenese:
- Neurobiologisch: verschillende hersensystemen worden verstoord. Eerste functiedomein is
betrokken bij beloningsgericht gedrag, de hippocampus en amygdala, orbitofrontale cortex
en nucleus accumbes, globus pallidus en ventrale tegmentale gebied (voor conditionering,
aandrift en beloning). Tweede domein is cognitieve zelfregulatie waardoor het op beloning
gerichte systeem onvoldoende onder controle kan worden gehouden (prefrontale cortex,
cingulaire cortex). Verstoringen in beide domeinen kunnen premorbide aanwezig zijn
(risicofactor voor verslaving ontwikkelen) of ontstaan na gebruik (continueren verslaving). Het
is deze combinatie van een overactief motivatiesysteem en een deficiënt cognitieve-