Dit is een beknopte samenvatting van het hele boek Praktische Economie module 8: Conjunctuur & Economisch Beleid. Het boek is stof voor het VWO CE economie. Elke paragraaf wordt behandeld, begrippen staan vetgedrukt. Aan de hand van deze samenvatting heb ik een 9.3 gehaald voor mijn SE.
Conjunctuurlijn toont reële economische groei = jaarlijkse groei van het BBP gecorrigeerd door
inflatie, dit is hetzelfde als de jaarlijkse groei van de productie. Beweegt onregelmatig:
conjunctuurbeweging.
Recessie = wanneer een economie 2 kwartalen achterelkaar krimpt, bij depressie 3 kwartalen
achterelkaar
Eco groeit door groei van arbeidsaanbod, kapitaal & factorproductiviteit -> dit heet het
langetermijngroeipad. Deze wordt berekend als gemiddelde reële eco groei over bepaalde periode.
Voorlopende conjunctuurindicatoren geven indicatie van grootte van toekomstige BPP, bv aantal
bouwvergunningen. Achterlopende conjunctuurindicatoren volgen op ontwikkeling van het BBP. Bv
bij een daling van eco groei stijgt de werkeloosheid pas na een tijdje door contracten.
Consumentenvertrouwen beïnvloedt de economische conjunctuur
H1.2
Op korte termijn wijkt de eco af van het langetermijngroeipad door prijsstarheid/rigiditeit: prijzen
passen zich niet meteen aan aan veranderingen in vraag/aanbod. Redenen hiervoor zijn:
1. Aanbieders verhogen minder snel hun prijzen bij verandering in vraag omdat klanten dan
afhaken.
2. Het is moeilijk om te bepalen welke prijs de winst maximaliseert, dus experimenteren
aanbieders liever niet.
3. Productiekosten kunnen niet snel aangepast worden door afgesloten contracten (lonen
staan bv vast in cao’s).
4. Geldillusie; men denkt in nominale i.p.v. reële waarden. Als aanbieders door inflatie hun
prijzen verhogen denken klanten dat het zomaar duurder is geworden waardoor ze afhaken.
Omgekeerd geldt het ook: bij lagere prijzen door deflatie verlagen aanbieders hun prijzen
minder snel.
H1.3
Als de eco zich op het langetermijngroeipad bevindt zijn alle markten in evenwicht + alle productie
factoren worden optimaal benut, eco brengt dan voort wat zij in ideale geval kan voortbrengen.
Ideale productie = potentiële productie = Y*. Deze gaat om de hoeveelheid van productie en dus
over de reële waarde.
Op korte termijn kan de eco afwijken van het langetermijngroeipad door prijsrigiditeit: niet alle
productie factoren worden dan optimaal ingezet + de vraag is niet op alle markten gelijk aan het
aanbod -> de feitelijke productie Y wijkt af van Y*
Output gap = (Y - Y*) : Y* x 100% = verschil tussen wat een eco voortbrengt in echte en optimale
situatie. Wanneer eco op langetermijngroeipad bevindt is Y=Y* en dus is de output gap dan 0.
Positieve output gap? Hoogconjunctuur -> veel consumptie, hoge winst, weinig werkeloosheid, er
wordt veel overgewerkt, belastinginkomsten stijgen, overheid betaalt weinig aan sociale uitkeringen,
negatieve financieringssaldo neemt af/wordt overschot. Er is niet genoeg arbeid om alle vacatures
op te vullen -> de lonen stijgen. Toegenomen vraag -> prijzen stijgen -> extra aanbod, nieuwe
bedrijven treden toe
, Negatieve output gap? Laagconjunctuur -> weinig consumptie, bedrijven verkopen & investeren
minder, ondernemingen gaan failliet, belastinginkomsten dalen, werkeloosheid stijgt, overheid moet
meer uitgeven aan sociale uitkeringen & geld lenen voor financieringstekort
Er is sprake van hoogconjunctuur wanneer de eco sterker groeit dan de trendmatige (gemiddelde)
groei, bij laagconjunctuur andersom.
Structurele werkeloosheid = deel van de werkeloosheid die past bij de eco structuur van een land
(onderwijssysteem, infrastructuur). Conjuncturele werkeloosheid beweegt mee met de
economische conjunctuur & hangt dus samen met de output gap. Bij een stijgende output gap stijgt
de productie dus is er meer arbeid nodig en andersom. Wanneer de output gap = 0 bestaat er geen
conjuncturele werkeloosheid.
Loonstarheid verhoogt structurele werkeloosheid, maar op lange termijn niet: de prijzen zijn dan
flexibel. Natuurlijke werkeloosheid hoort bij het zoekproces tussen vraag & aanbod bij een
bepaalde economische structuur zonder invloed van loonstarheid. Op de langetermijngroeipad
bestaat alleen natuurlijke werkeloosheid & full employment: iedereen die wil werken werkt/zoekt
een baan, de kans op het vinden van een baan is niet afhankelijk van conjunctuur
Bij frictiewerkeloosheid duurt zoekproces korter dan 1 jaar, het is een onderdeel van structurele
werkeloosheid. Seizoenswerkeloosheid = seizoensgebonden, ook een onderdeel van structurele
werkeloosheid, en wordt beïnvloed door de conjunctuur.
Inflatie ontstaat door een groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid & wanneer vraag >
aanbod, dus bij een stijgende output gap stijgt inflatie en andersom daalt de inflatie.
H1.4
De conjunctuurlijn is gebaseerd op de BBP, en dus op de hele eco. Alle macro-economische
variabelen worden erdoor beïnvloed, ze bewegen mee met conjunctuur -> het zijn
conjunctuurindicatoren.
1. Consumptie verandert gelijk aan de conjunctuur: het is procyclisch
2. Werkeloosheid verandert tegengesteld aan conjunctuur: het is anticyclisch
3. Import & export zijn procyclisch: in laagconjunctuur daalt de vraag & import. Bij een
laagconjunctuur in het buitenland daalt de export
4. Overheidssaldo is procyclisch: in laagconjunctuur wordt minder besteed -> de overheid krijgt
dan minder belastinginkomsten, er is meer werkeloosheid & de uitgaven aan sociale
uitkeringen stijgen dus -> het overheidssaldo neemt af
H2.1
Beleid van de CB = monetair beleid. In het IS-MB-GA model wordt uitgegaan van een gesloten
economie zonder import of export
Het keynesiaans kruis toont een evenwicht op een goederenmarkt/kapitaalmarkt. we gaan er hierbij
vanuit dat de inflatie & rente niet veranderen.
BBP (Y) = inkomen van een land = bestedingen = C (consumptie) + I (investeringen) + O
(overheidsbestedingen).
Consumptiefunctie toont het verband tussen het inkomen & de bestedingen van gezinshoudingen.
Deze bestaat uit de autonome consumptie C0 (uitgaven aan levensbehoeften) en consumptie quote
c (deel van het besteedbaar inkomen dat geconsumeerd wordt). C = C0 + c(Y-B). Hoe steiler de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur basmafahcouch2. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.