HOOFDSTUK 1: ZELFBEELD EN
ZELFWAARDERING.
1. BEGRIPSBEPALING.
Zelfbeeld = het beeld dat iemand heeft van de eigen persoon.
- Zelfconcept of zelfschema.
- Niet geboren met zelfbeeld, maar vorming van jongs af aan.
- In verband gebracht met eigen functioneren.
- Inhoudsaspect: uitspraken die de persoon over zichzelf zou kunnen doen.
- Structuuraspect: de manier waarop een persoon zijn opvattingen en verwachtingen over zichzelf
organiseert.
Zelfwaardering = het affectieve aspect van het zelfbeeld en slaat op de positieve of negatieve evaluatie ervan.
- Oordelende houding die we hebben tegenover onszelf.
- Beïnvloed gedachten, gevoelens en gedragingen.
- Uiting van positief of negatief zelfbeeld – heeft grote gevolgen voor gevoel van welbevinden.
Zelfpresentatie = het beeld dat mensen van zichzelf ophangen zodanig dat de anderen zich een beeld van hen
kunnen vormen.
- Intern en extern zelfbeeld hoeven niet in overeenstemming te zijn.
- Doel: controle krijgen op het gedrag van anderen tegenover onszelf.
Zelfbeschikking = verklaring/oorzaak die we aan ons eigen gedrag toekennen (=attributies).
- Interne attributie: ik ben geslaagd omdat ik heel erg mijn best heb gedaan en er enorm hard voor heb
gewerkt.
- Externe attributie: ik ben geslaagd omdat het examen heel erg makkelijk was.
Zelfhandhaving = verdedigingsstrategieën (=coping strategieën) die we toepassen om bedreigende situaties aan te
kunnen.
1. Rationalisatie = zaken die voor ons een bedreiging vormen, leggen we zo uit dat ze verklaarbaar zijn.
2. Compensatie = men tracht zich te doen gelden op een gebied waar hij/zij zwak in is. zo wil de persoon een
echt op ingebeeld gebrek compenseren.
3. Verschuiving = wanneer iets of iemand aanleiding geeft tot ongewenste reacties, worden deze gericht op
een veiliger persoon of object.
4. Negatie= men wil pijnlijke informatie liever niet te horen krijgen.
5. Sublimering = reacties die niet-sociaal aanvaardbaar zijn, worden omgevormd zodat ze voor de persoon wel
sociaal aanvaardbaar zijn.
6. Regressie = een reactie die kenmerkend is voor een vroeger ontwikkelingsstadium.
7. Projectie = men gaat zijn eigen gevoelens ‘projecteren’ op iemand anders.
1
,2. EEN THEORETISCH KADER: HET PERSOONSMODEL VAN VERHOFSTADT-DENÈVE (1994).
2.1. PERSOON ALS DYNAMISCHE IK-MIJ-RELATIE.
Uitgangspunt van model: “human dilemma” van de existentiële visie = de mens is in staat zich simultaan als subject
en object te ervaren. Hij kan als reflecterend subject zichzelf in zijn wereld als object overschouwen en hij is zich van
deze mogelijkheid bewust.
Persoon: dynamisch evoluerende relatie tussen het ik en het mij. de persoon is een proces tussen twee wederzijdse
afhankelijke polen:
- Het ik: subjectpool of de persoon als kenner (subject dat reflecteert).
- Het mij: objectpool of de persoon als gekende (object waarop gereflecteerd wordt).
2.2. DIMENSIES VAN HET ZELFBEELD: 6 FENOMENOLOGISCHE ZELFCONSTRUCTIES.
Hoofdvraag Zelfconstructie
Wie ben ik? Zelf-beeld
Wie zou ik willen zijn? Ideaal-zelf
Hoe zijn de anderen? Alter-beeld
Hoe zouden de anderen moeten zijn? Ideaal-ander
Welk beeld hebben de anderen van mij? Meta-zelf
Welk beelden zouden de anderen van mij moeten hebben? Ideaal-meta-zelf
Voor elk van de constructies geldt volgende structuur:
PERSOONSKENMERKEN EN CONDITIES.
Persoonskenmerken:
“Welke persoon ben ik?” refereert aan de vroegere en actuele situatie.
Onderscheid en vergelijking tussen psychische en fysische persoonskenmerken.
condities = levensomstandigheden van mijzelf en anderen.
Sociale rollen.
Maatschappelijke rollen.
Sociale condities = het geheel van mensen en groepen met wie ik een bepaalde relatie heb.
Toekomstige ontwikkelingen in het zelfbeeld: “Wie zal ik worden?” ≠ Ideaal-Zelf.
EXTERN EN INTERN ZELFBEELD.
Extern: “gespeeld” zelfbeeld.
Intern: ervaren zelfbeeld.
BEWUSTZIJNSNIVEAUS.
Bewust
Onbewust
2
,FENOMENOLOGISCHE ZELFCONSTRUCTIE EN REALITEIT.
Fenomenologisch zelfbeeld = het geheel van bewuste en onbewuste persoonskenmerken en condities die het ik aan
mezelf toeken.
- Subjectieve zelfconstructie die “foutieve” interpretaties kan bevatten.
- Verkeerd geïnterpreteerde inhouden behoren tot de “onjuiste” zone van de fenomenologische
zelfconstructie.
Niet gekende inhouden ≠ onbewuste inhouden
Ongekende inhouden ken ik niet omdat ik er nog nooit, op om het even welk bewustzijnsniveau, mee
geconfronteerd werd.
3. INFORMATIEBRONNEN BIJ DE OPBOUW VAN HET ZELFBEELD.
3.1. INTROSPECTIE.
Introspectie = we kijken in onszelf en nemen onze eigen gevoelens en gedachten waar.
3.2. PERCEPTIES VAN ONS EIGEN GEDRAG.
Zelfperceptie = we nemen ons eigen gedrag waar en gaan dit ook beoordelen.
Zelfperceptietheorie van Bem: wanneer de interne signalen moeilijk te interpreteren zijn, verwerven personen
zelfinzicht door observatie van het eigen gedrag en de situatie waarin het plaatsgrijpt.
Bijvoorbeeld: Was je ooit verwonderd hoe boos je wel was toen je met je vriendin ruzie maakte?
Je maakt een inferentie over jezelf door je eigen gedrag te observeren.
3.3. JEZELF VERGELIJKEN MET ANDEREN.
“The looking-glass-self”: onze interpretatie van de reactie van onze omgeving op ons gedrag.
Sociale vergelijkingstheorie (Festinger): mensen evalueren hun eigen capaciteiten en opinies door ze met
die van anderen te vergelijken.
Wanneer vergelijken we ons met anderen?
Bij onzekerheid en afwezigheid van objectieve criteria.
Ook als er objectieve criteria aanwezig is (vb. scores), hechten we soms nog meer belang aan sociale
vergelijkingsinformatie.
Met wie vergelijken we ons?
Met personen die op ons gelijken.
Soms met anderen die minder goed presteren.
3
, 3.4. HET AUTOBIOGRAFISCH GEHEUGEN.
Autobiografische herinneringen = herinneringen uit ons verleden.
Het autobiografisch geheugen is een essentieel onderdeel van de identiteit dat het heden en verleden koppelt en
ook zekere innerlijke continuïteit verschaft. Het geheugen zelf wordt op twee manieren gevormd:
1. Egocentrische vertekening: de neiging het verleden te vertekenen zodat het zelf meer op de voorgrond
treed vb. door meer te verwijzen naar jezelf of je eigen aandeel.
2. Achteruitzicht vertekening: overschatten dat wat we vroeger hebben meegemaakt, een impact hebben op
wat we vandaag meemaken vb. “Het is omdat ik vroeger zoveel vriendinnen had, dat ik nu zo een sociaal
persoon ben geworden.”
3.5. CULTURELE PERSPECTIEVEN.
Het zelfbeeld wordt door culturele factoren beïnvloedt. De ene cultuur hecht waarde aan individualisme (Amerika),
terwijl een andere cultuur meer aandacht besteed aan collectivisme (Japan).
BESLUIT:
Je zelfbeeld is het effect van reacties uit je omgeving. Hierdoor kan je een positief en realistisch zelfbeeld opbouwen
of kan het vervormen.
Onrealistisch zelfbeeld = een vertekend beeld van jezelf.
Ongenuanceerd zelfbeeld = één facet van jezelf uitvergroten en jezelf hiermee gaan vereenzelvigen.
4. DE ONTWIKKELING VAN HET ZELFBEELD EN DE ZELFWAARDERING.
4.1. DE ONTWIKKELING VAN TAAL.
18 maanden: kind kan zichzelf en anderen beschrijven in termen van persoonlijke voornaamwoorden of
namen.
Noodzakelijke eerste stap: vermogen om jezelf als distinctieve entiteit te zien.
Reageren op eigen spiegelbeeld – rode-neus-experiment.
Kinderen leren om symbolisch de regels en standaarden van de ouders weer te geven (=vroege manifestaties
van moreel gedrag).
Internaliseren van regels en verboden:
o Kinderen leren eigen gedrag te reguleren.
o Kinderen kunnen inschatten welke verwachtingen de ouders hebben t.a.v. competenties en
prestaties.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emmaooghe. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.