Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Minor Critical Care: Nursing klinische problematiek inzichtelijk observeren, analyseren en communiceren van Marc Bakker €20,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Minor Critical Care: Nursing klinische problematiek inzichtelijk observeren, analyseren en communiceren van Marc Bakker

17 revues
 1018 vues  61 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Proactive Nursing klinische problematiek inzichtelijk observeren, analyseren en communiceren van Marc Bakker. Ik heb de belangrijkste zorgthema's samengevat, de zorgthema's waaraan de meeste aandacht wordt besteed tijdens de minor. De samenvatting bestaat uit 71 pagina's. Dit is veel, maar al het b...

[Montrer plus]

Aperçu 6 sur 71  pages

  • Oui
  • 12 janvier 2018
  • 71
  • 2017/2018
  • Resume

17  revues

review-writer-avatar

Par: ilonavaneeden • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: melissadefeijter • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: corrydelange • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: erik98 • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: alindakuik • 4 année de cela

review-writer-avatar

Par: i_vording • 4 année de cela

Traduit par Google

Excellent summary, clearly and concretely worked out!

review-writer-avatar

Par: anatasic • 5 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
Hoofdstuk 4 (HC 2 & 3): Respiratoir/ Ademhaling
Ademhalen is het door middel van spierarbeid actief inhaleren en passief exhaleren van lucht.
Het lichaam heeft in normale omstandigheden een aeroob (met zuurstof) metabolisme. De
ademhaling past zich voortdurend aan drie variabelen aan: activiteitenfactor (gebruik van
skeletspieren), stressfactor (infectie, trauma en ziekte) en de lichaamstempratuur.

Ademhalingsstelsel verbanden:
- Circulatie = het hart en bloedvaten vervoeren bloed van en naar de longen. Dieper en
sneller ademen vergroot het veneuze aanbod door het adempomp-principe: bij het
inademen wordt de thorax ingezogen. De circulatie werkt onlosmakelijk samen met de
ademhaling. Alle orgaansystemen zijn aangesloten op het cardiovasculaire systeem en
worden continu doorbloedt voor de aanvoer van zuurstof en de afvoer van kooldioxide
(weefselademhaling).
- Bloed = hemaglobine in het bloed is het transportmedium voor zuurstof maar ook voor een
deel van het kooldioxide. Het uitademen van kooldioxide is van belang voor het zuur-base-
evenwicht.
- Zenuwstelsel = het ademcentrum in de hersenstam reguleert de ademfrequentie en de
ademarbeid. Centrale en perifere sensoren bewaken de kooldioxidespanning, de
zuurgraad en de zuurstofspanning in het bloed binnen de grote arteriën. Het neurologische
systeem stuurt ook de motorische ouput, bijvoorbeeld het aanspannen van het diafragma
en de tussenribbenspieren vergroot de thorax, waardoor lucht wordt aangezogen. Extra
ademarbeid kan ook worden geleverd door buikspieren en schouderspieren.

Luchtwegen (1) zijn onderverdeeld in hoge en lage luchtwegen:
 Hoge: van in mond/neus tot het eerste deel van de trachea  het strottenhoofd (larynx)
 Lage: direct aansluitend spits trachea in twee hoofdbronchi die steeds veder vertakken
Functies
 Hoge luchtweg (trachea) = is de hoofdinlaat voor lucht, verwarming en bevochtiging van
inademingslucht en herbergt ook de spraak- en slikfunctie.
 Lage luchtwegen (trachea) = verdelen de inademingslucht over het longoppervlak en
centraliseren bij de uitademing de luchtstroom naar buiten.

Hoge luchtweg
Is de enige inlaatpoort voor de lucht die verwarmd en bevochtigd wordt. Door de anatomie van
de hoge luchtweg kunnen we ook spreken met behulp van ademlucht. Ook is deze luchtweg
(deels) de poort voor voeding en vocht. Als iemand kan praten of andere stemgeluiden maken
dan is de hoge luchtweg in principe ‘vrij’.

▪ Inspiratoire stridor = gedeeltelijke obstructie van hoge luchtweg gaat vaak gepaard met
een duidelijk hoorbaar hoog geluid tijdens de inademing.
▪ Corpus alienum = lichaamsvreemd object.
▪ Sniffing position = als larynxas en farynxas liggen optimaal van elkaar als het hoofd
licht achterovergebogen is. Opsnuiven van frisse lucht in films.  Dit doen om luchtweg
vrij te maken als iemand bijvoorbeeld op de grond ligt. Tong kan dan in de keel zijn of
gewoon belemmerd worden door de hoek.

Slijmvliezen van neus en keelholte bevochtigen en verwarmen de ingeademde lucht, waardoor
de longen beschermd worden tegen afkoeling en uitdroging.

Lage luchtwegen
De hoge luchtweg heeft een enkele buis, maar de lage luchtwegen hebben er meer. Bij een
verstopping in de lage kan de lucht via de vele aftakkingen alsnog bij andere alveoli komen.
Bronciën splitsen 23 maal in de fijne bronchioli (luchtpijptakjes) en dan in de alveoli  alleen
in de alveoli kan gaswisseling plaatsvinden, dus niet in luchtwegen zelf.

,Inspanning is grotere ventilatie  kan door ontspanning van gladde spierweefsel in bronchioli
 kan meer lucht doorheen in dezelfde en zelfs in minder tijd.

Hoestreflex is bij een diepe bewusteloosheid verdwenen  vergroot de kans op
longontsteking
Een sputum producerende hoest past bij een bacteriële luchtweginfectie.

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de hoge luchtweg:
- Bewusteloosheid: door het uitvallen van de slikreflex kan de tong in de keel zakken. Bij
een EMV-score van 8 punten of lager gaan we ervan uit dat de slikreflex is weggevallen.
Bij een volledig ontbrekende slikreflex zal de tong de hoge luchtweg volledig afsluiten. Er
is dan geen stridor meer hoorbaar.
- Neurologische uitval: bij cerebrale uitval of hersenstamproblemen is vaak de slikreflex
verstoord. Deze patiënten verslikken zich vaak bij het eten en drinken, waarbij delen van
het voedsel in de longen kunnen komen. Dit overkomt veel patiënten in de eerste weken
na een CVA en 50% van hen ontwikkelt pneumonie.
- OSAS: Bij het obstructieve slaapapneu syndroom klapt de bovenste luchtweg dicht door
de wand of de tong. Dit gebeurt als gevolg van het tonusverlies in de mond- en keelspieren.
Dit gaat gepaard met inspiratoire stridor (snurken). De patiënt wordt daardoor steeds
wakker voordat hij de diepe slaap bereikt.
- Zwelling of oedeem in de keel en tumor: z en of gaat gepaard met inspiratoire stridor. En
bij een tumor in het keelgebied kan de luchtweegdoorgang te nauw worden.
- Trismus: ook wel kaakklem of kaakspierrigiditeit genoemd. De kauwspieren zijn zodanig
verkrampt dat de mond niet of nauwelijks te openen is, waardoor de luchtweeg bedreigd
wordt, zeker in combinatie met een bewustzijnsstoornis.

Voorbeelden van verhoogde waakzaamheid bij het vrijmaken van de hoge luchtweg:
- Trauma en ophanging
- Bewegingsbeperkingen: bij een al bestaande bewegingsbeperking is de wervelkolom
meestal sterk verminderd mobiel. Bij bewusteloosheid of onder anesthesie vallen deze
beperkingen enigszins weg doordat de spiertonus sterk verlaagd is. In dat geval kan er bij
onachtzaam handelen onbedoelde schade aan banden, gewrichten en spieren in de nek
optreden. Let daarom op bij aandoeningen als artrose, reumatoïde artritis en M.
Bechterew.
- Trauma of tumoren in cervicale wervels: vooral bij traumata, aar ook bij tumoren in het
cervicale ruggenmerggebied kan een dwarslaesie op de loer liggen. Grote voorzichtigheid
is geboden bij vervoer en het draaien van de patiënt.

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de lage luchtwegen
- Astma bronchiale-aanval, exacerbatie, COPD, bronchospasme: hebben gemeen dat de
hoofdbronchi en/of bronchioli ernstig vernauwd raken. Vooral veel moeite met het
uitademen.
- Sputumvorming: overmatige aanwezigheid van slijm en sputum kan delen van de
bronchusboom doen verstoppen. Normaal zorgt dit voor een krachtige hoestreflex,
waardoor sputum richting de mond gaat. Sputumvorming is een symptoom van bronchitis,
pneumonie en cystic fibrosis.
- Bronchiëctasieën: dit zijn blijvende verwijdingen van de wand van de bronchiën. In deze
verwijding kan zich soms veel sputum ophopen. De oorzaak is meestal een ernstige
luchtweginfectie en extreem hoesten. In zeer ernstige situaties kan dit tot respiratoire
insufficiëntie en een cor pulmonale (bijpassende chronische overbelasting van de rechter
harthelft) leiden.
- Aspiratie en corpus alienum: er is iets anders ingeademd dan lucht. CA is ook een soort
van aspiratie, want er wordt een lichaamsvreemd ding ingeademd.

,- Atlectase/alveolaire collaps: dan krijgt een deel van de long geen lucht meer, waardoor de
betrokken alveoli zullen samenvallen. Het ingeklapte longweefsel vult zich meestal met
bloed, cellen, serum en slijm en raakt geïnfecteerd.

Ademprikkel (2)
De primaire stimulatie voor het ademcentrum is de kooldioxidespanning in het bloed. Als de
kooldioxidespanning (pCO2) bijvoorbeeld door inspanning oploopt, dan wordt dit een krachtige
prikkel om sneller en dieper te gaan ademen om het extra geproduceerde kooldioxide te lozen.

Een krachtige ademprikkel is de zuurgraad (PH). De PH waarde wordt door de ademhaling en
nieren constant tussen 7,35 en 7,45 gehouden. Mocht de PH dalen (verzuring), dan vormt dit
ook een krachtige ademprikkel.

In de aortaboog en de arteria carotis bevinden zich ook perifere sensoren voor de pCO2 en
de pH. In de wand van de grote ateriën zitten ook pCO2 sensoren die gevoelig zijn voor een
tekort aan zuurstof in het bloed. Bij een patiënt met respiratoir insufficiëntie zijn (bv ernstige
COPD/longemfyseem), kan centrale gewenning optreden van een hoge pCO2. Bij dit soort
patiënten is het niet de hersenstam die de ademhaling reguleert, maarde perifeer gelegen
zuurstof sensoren in de grote bloedvaten. Dit wordt hypoxic drive genoemd. In dit soort
gevallen is de zuurgraad relatief normaal doordat de nieren overmatig compenseren met de
hoeveelheid bicarbonaat in het bloed.

Hb = hemoglobine is nodig voor het transport van zuurstof van de longen naar de organen en
weefsels. Als het hemogline-gehalte (Hb gehalte) van het bloed lager is dan normaal (=
bloedarmoede, anemie), kan het bloed niet voldoende zuurstof transporteren.

Psychogene stimulatie (emoties)  door stress en pijn dieper en sneller ademhalen. Bij een
aanval van psychogene hyperventilatie raakt de patiënt daardoor te veel CO2 kwijt, wordt daar
duizelig van en krijgt tintelingen in de vingers (vasoconstrictie). Door angst kan de ademhaling
stokken of juist verdiepen.

Tachypneu = te snelle ademhaling
Respiratoire insufficiëntie = ademhalingsinsufficiëntie waarbij de longen onvoldoende werken.

De nervus frenicus vormt de verbinding tussen het ademcentrum en het diafragma.

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de ademprikkel
- Medicatie/drugs
- Onrijpheid/prematuriteit: bij een te vroeggeboren kind (vooral bij 24 t/m 26 weken maar ook
later) is het ademcentrum zo onrijp dat er regelmatig apneus kunnen optreden.
- Centrale slaapapneu: stoornis van het ademcentrum waardoor de ademhaling
onvoldoende wordt gestimuleerd en er kans op hypoxie en CO2-retentie ontstaat.
- Zuurstof toediening: COPD en astma p hebben een verhoogd risico op een ademdepressie
omdat zij aan een iets hogere pCO2 en lagere pO2 dan gezonde mensen hebben.
- Hypothermie: als de kerntempratuur daalt, neemt ook de prikkelgevoeligheid af.
- Metabole alkalose: als de zuurgraad van het bloed te hoog wordt, neemt ook de prikkeling
van het ademcentrum af, zodat de long minder Co2 gaat uitscheiden.
- Metabole acidose: Kussmaul-ademhaling daalt door de hoge ademarbeid de pCO2 flink.
Een metabole acidose kan door de hoge ademarbeid tot respiratoire uitputting leiden.
- Hersenstamproblemen: doordat de ademprikkel in de hersenstam wordt geregeld, zal bij
problemen het ademcentrum afnemen of uitvallen.
- Epileptische insult
- Psychogene stress/ hyperventilatiesyndroom
- Beademingsgewenning
- Hoge dwarslaesie

,- Regionale anesthesie

Bewakingsmogelijkheden/observaties voor de ademprikkeling en prikkelgeleiding
- Ademfrequentie (AF)tellen
- Adempatroon observeren: frequentie/diepteverhouding

Ademarbeid (3)
Ventilatie = luchtverversing. De inhalatie van lucht komt actief tot stand door het aanspannen
van het diafragma en de tussenribspieren, waardoor de thoraxkooi vergroot. Inademen actief,
uitadem passief. Ademen gebeurt op basis van spierarbeid. Het grootse deel wordt gedaan
door het diafragma. Het uitzettingsvermogen van de longen tijdens de inspiratie noemen we
de compliantie. Het vermogen om weer in te krimpen tijdens de expiratie = elasticiteit.
Hulpademhalingsspieren = hals-, schouder- en buikspieren actief inzetten met respiratoire
uitputting.

(IRV) Inspiratoir Reserve Volume Dat is het volume van de lucht die extra ingeademd kan
worden na een normale inademing.
(ERV) Expiratoir Reserve Volume Dat is het volume van de lucht die extra uitgeademd kan
worden na een normale uitademing.
(RV) Restvolume Dat is het volume dat in de longen blijft na maximale
uitademing.
(VC) Vitale Capaciteit Dat is het volume dat kan worden uitgeademd na maximale
inademing.
(FRC) Functionele Residu Capaciteit Dat is het volume dat in de longen blijft na een normale
uitademing.
(TLC) Totale Long Capaciteit Dat is het volume dat de longen vult na een maximale
inademing.
(VT) Ademteug Volume Dat is de hoeveelheid lucht die wordt ingeademd en
uitgeademd per normale ademhaling.
(IC) Inspiratoire Capaciteit Dat is het volume dat extra kan worden ingeademd na een
normale uitademing.
(EC) Expiratoire Capaciteit Dat is het volume dat extra kan worden uitgeademd na een
normale inademing

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de ademarbeid-ademfunctie
- Uitputting van de ademhalingsspieren
- Ruimte compliantie = als de long zijn elasticiteit heeft verloren (door verlies van
elastinevezels), zet de long weliswaar gemakkelijk uit, maar kan hij onvoldoende
terugkeren naar de expiratiestand. Er is een sterk verhoogde kans op uitputting. Mogelijke
oorzaken: longemfyseem door roken, stressreductie of lekkage tijdens
beademingssituaties.
- Krappe compliantie = bij een afgenomen elasticiteit, bijvoorbeeld door fibrotsering van het
longweefsel, kan de long zich moeilijk uitzetten en zal de ademarbeid toenemen om een
voldoende mate van ventilatie te bereiken. Er is een sterk verhoogde kans op uitputting.
Voorbeelden: longinfecties, cystic fibrosis, stress en/of tegenademen tijdens
beademingssituaties en littekenvorming bij circulaire brandwonden op de thorax.
- Dwarslaesie
- Medicatie/druggebruik
- Diafragmahoogstand = door een verhoogde intra-abdominale druk, als de druk in de
buikholte te hoog wordt, zal het diafragma omhoog worden gedrukt. Dit beperkt de
inademing.
- Neuromusculaire aandoening
- Pijn bij de ademhaling
- Ribfracturen, pneumothorax

,- Regionale anesthesie

Diffusie (4)
Gaswisseling vindt plaats door middel van diffusie. Dit betekent letterlijk ‘vermengen’. Is een
spontane deeltjesverplaatsing van een hoge naar lage concentratie. De alveolocapillaire
membraan is de plaats waar lucht en bloed elkaar ontmoeten.

Diffusie van een gas vindt alleen plaats als er een concentratieverschil bestaat. Als aan de ene
kant van het membraam meer zuurstof is dan aan de andere kant, zal de zuurstof van de hoge
concentratie in de richting van de lage concentratie diffunderen. In inademingslucht vaak
ongeveer 21% zuurstof. In de longblaasjes is de zuurstofconcentratie hoger dan in het bloed,
dus vindt diffusie plaats van de alveoli naar het bloed. Voor CO2 geldt het omgekeerde. Dit
diffundeert uit het bloed omdat er nauwelijks CO2 in de ademhaling lucht zit.

Bij een pneunomie kan de diffusie door het ontstekingsproces ernstig bemoeilijkt zijn,
waardoor de saturatie kan dalen. Door een patiënt extra zuurstof aan te bieden wordt het
concentratieverschil groter en zal de diffusie toenemen en de saturatie weer stijgen.

De pO2 in de alveoli is dankzij voortdurende ventilatie wat hoger dan in het langsstromende
bloed. door dit verschil diffundeert O2 vanuit de alveoli naar de longcapillairen, waar het bindt
aan hemoglobine. CO2 diffundeert juist vanuit het bloed naar de alveoli, omdat de CO2
concentratie in de longcapillairen altijd hoger is dan in de longblaasjes. Het
concentratieverschil bepaalt dus de diffusierichting.

Bij problemen met de diffusie zien we in eerste instantie meestal alleen een te lage O2-
concentratie in het bloed. Door de hypoxie kan de patiënt compensatoir gaan hyperventileren.
Is nutteloos, omdat je nergens in de longen extra O2 kan opnemen. Maar zal wel extra CO2
worden uitgeademd. De kooldioxidespanning is daardoor meestal enigszins verlaagd. Als dit
te lang gaat duren, kan erdoor respiratoire uitputting uiteindelijk CO2-retentie gaan optreden.

Als de ventilatie onvoldoende is ten opzichte van de doorbloeding ontstaat shunting. Betekent
dat er bloed door de longen stroomt dat onvoldoende verzadigd wordt. Er komt dus
zuurstofarm bloed uit de longen in de grote circulatie terecht. Anders gezegd: het bloed
circuleert door onvoldoende geventileerde longdelen en/of de diffusieweg is verstoord. dit is
zichtbaar aan de daling van de SO2.

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de gaswisseling
- Ontstekingsproces
- Cardiaal longoedeem = bij hartfalen van de linkerharthelft kan een astma cardiale ontstaan.
De longen zijn dan zodanig gestuwd geraakt dat er vocht uittreedt: longoedeem. Ook nu
wordt de diffusieweg te lang.
- ARDS (Adult Respiratory Distress Syndrome) = dit is het klinisch beeld van een grote
pulmonale ontstekingsreactie. Het alveolaire membraam is doorlaatbaar geworden voor
eiwitten. De eiwitten lekken weg naar de alveoluskant en trekken vocht mee uit de
longcirculatie. Dit zorgt voor een verlengde diffusieweg. Dit komt voor bij ernstige sepsis,
septische shock, massale bloedtransfusie en verdrinking.
- Afwezigheid van surfactant = surfactant is een eiwit dat in de alveoli zorgt voor een
verlaging van de oppervlaktespanning. Door de aanwezigheid van dit eiwit kunnen de
alveoli makkelijker vergroten. Als er te weinig van dit eiwit is, dan is de compliance
afgenomen en kost het inademen meer moeite.
- Afgenomen diffusieoppervlak
- Verhoogde concentratie schadelijke gassen
- Een rechts-linksshunt = bijzonder vorm van shunting, waarbij zuurstofarm bloed uit de
rechterharthelft rechtstreeks naar de linkerharthelft stoomt. Hierbij komt er bloed direct in
de arteriële circulatie zonder dat het deelneemt aan de diffusie in de longen

, Bewakingsmogelijkheden/observaties voor de gaswisseling
- SpO2% meten
- Kleur observeren
- Vesiculair ademgeruis (VAG) ausculteren
- Arteriële bloedgassen beoordelen: pCO2 en pO2
- etCO2 meten
- SpO2% meten en shuntfractie observeren

Pulmonale doorbloeding (5)
Functie: pulmonaal bloed in contact brengen met de alveolocapillaire membraan en het
leveren van veneus aanbod voor de linkerharthelft.

Voorbeelden van functiestoornissen met betrekking tot de pulmonale doorbloeding
- Pulmonale hypertensie
- Pulmonale stuwing
- Hoge beademingsdruk
- Dode-ruimteventilatie

Bewakingsmogelijkheden/observaties voor de pulmonale doorbloeding
- pCO2 in bloedgassen beoordelen
- EtCO2 registeren en daarop dode-ruimteventilatie observeren
- Pulmonale arteriële drukmeting (PAP)
- Pulmonale veneuze drukmeting (PCWP)
- Pulmonale-vaatweerstandberekening (PVR)

Luchtwegen
Ademprikkel
Ademarbeid
Gaswisseling (diffusie)
Pulmonale doorbloeding

➢ Ademfrequentie = normaal 12-15/minuut
➢ De belangrijkste ademprikkels zijn de PH-daling en verhoogde CO2-spanning van het
bloed.
➢ Een lage PH-waarde en/of een verhoogde CO2-spanning geven tachypneu.
➢ Bepaalde medicatie, zoals opiaten, kan invloed hebben op de (ademfrequentie)parameter.
➢ Longoedeem: hoorbaar als crepiteren, geluid van voetstappen in de sneeuw.
➢ Soorten ademhaling strepen op bladzijde 94.
➢ Saturatie/SpO2 = normaal > 95%
➢ Zuurstofspannning/pO2 = normaal 70-100mmHg
➢ Kooldioxidespanning/pCO2 = normaal 35-45 mmhg

Atactisch ademen: een chaotisch patroon van adembewegingen.
Cheyne-Stokes-ademen: het afwisselen van hyperventilatie en apneu.
Kussmaul-ademen: krachtige, diepe en regelmatige hyperventilatie

Thoraxexcursies = de adembewegingen van de thorax
Dyspneu = benauwdheid
Hypoxemie = een tekort aan zuurstof in het bloed dat ontstaan is door onvoldoende
ademhaling.
Hypercapnie/Co2-retentie = is een teveel aan kooldioxide in het bloed en leidt tot een
respiratoire acidose. Onvoldoende ademarbeid.
Repertoire insufficiëntie = een klinisch beeld van onvoldoende weefselademhaling, uiteindelijk
leidend tot weefselschade.  Wanneer de longen niet meer in staat zijn om het lichaam van

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jadihut. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €20,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€20,49  61x  vendu
  • (17)
  Ajouter