Hoofdstuk 2: Ontwikkeling
1. Ontwikkelingsfactoren
Ontwikkeling = verandering lichaam
gedrag
Bepaald door twee factoren: - erfelijkheid (nature)
- omgeving (nurture)
1.1 Erfelijkheid of nature
Vanuit je genen (aangeboren)
Fysieke elementen: - lichaamslengte
- kleur van je ogen
Psychische eigenschappen: - talent voor wiskunde
- persoonlijkheidstrekken (verlegen, …)
Uit zich via:
- Groei: je lichaam ontwikkelt zich (bv. beenspieren ontwikkelen)
- Rijping: je kunt op een hoger niveau functioneren (leren lopen)
= voorgeprogrammeerd: - wanneer melktanden verliezen?
- seksualiteit in pubertijd
1.2 Milieu of nurture
Vanuit de invloeden die je ondergaat (door te leren)
Door: muzieksmaak,
ouders, vrienden, tv, internet, …
interesse in reizen, …
Ontwikkeling = combinatie erfelijkheid en omgeving
= combinatie rijpen en leren
Goed zijn in wiskunde = talent ervoor + goede uitleg leerkracht
1.2.1 Bio-ecologisch model
Wat: - overzicht van verschillende
omgevingsinvloeden die een rol spelen bij
ontwikkeling
- door Russisch-Amerikaanse psycholoog Urie
Bronfenbrenner
Model: - individu centraal
- ‘bio’ = erfelijk = nature
- cirkels = omgevingsfactoren = nurture
1
, Omgevingsinvloeden bepalen mee in hoeverre de talenten tot uiting
komen
- Microsysteem: - onmiddellijke omgeving van de persoon
(gezin, werkplek, school, vrienden)
- persoon heeft ook invloed op omgeving
(kind met ADHD omgeving: straft vaker
kind lager zelfbeeld)
- Mesosysteem: - manieren omgang personen microsystemen
- hoe beïnvloed dat de persoon?
(hulp van ouders met schoolwerk, …)
- Exosysteem: - ruimere omgeving van de persoon
(uitgebreide familie, kennissenkring,
- woonomgeving
- (sociale) media
- Macrosysteem: - cultuur: gewoontes, wetten, tradities, …
(belang diploma in het westen)
1.2.2 Opvoedingsstijlen
- Verschillen in opvoedingsstijl: - geheel van gedragingen die typisch
zijn voor een bepaalde opvoeder
= belangrijke omgevingsinvloed
- Onderzocht door Diana Baumrind, Eleanor Maccoby en John Martin:
Ondersteunende opvoeding = hoge warmte/genegenheid
= hoge controle/sturing
luistert, helpt, bespreekt de regels, …
Autoritaire opvoeding = lage warmte/genegenheid
= hoge controle/sturing
streng, veel straf, veeleisend, …
Permissieve opvoeding = hoge warmte
= lage controle
laat veel toe, geeft vrijheid, verwent
Onverschillige opvoeding = lage warmte
= lage controle
afwezig, laat je doen, negeert, …
Hangt af van situatie, maar één stijl die vaker gehanteerd wordt
2