Genotype:
• Genotype: de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.
– Het genotype wordt bepaald op het moment dat een eicel wordt bevrucht door een zaadcel.
– Doordat bij bevruchting alle chromosomen van een zaadcel en de chromosomen van een eicel bij
elkaar komen, bevat de bevruchte eicel weer chromosomenparen.
– Deze informatie ligt in de chromosomen in de kern van elke lichaamscel.
– Alle genen samen zijn het genotype van het nieuwe organisme.
– Doormiddel van mitose groeit de bevruchte eicel uit tot een nieuw organisme en verandert het
genotype van lichaamscellen niet. Het genotype blijft dus een heel leven lang hetzelfde.
Fenotype:
• Fenotype: alle eigenschappen van een organisme.
– Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit de omgeving en het milieu.
o Bijv: wat je eet of drinkt.
– Het fenotype kan door allerlei oorzaken veranderen, zonder dat het genotype veranderd. De
oorzaken noem van deze veranderingen noem je invloeden uit het milieu.
– Bij het fenotype horen de zichtbare eigenschappen, zoals oogkleur.
– Ook horen bij het fenotype horen ook de onzichtbare eigenschappen.
o Bijv: bloeddruk, karakter en de bouw van je organen.
– Het fenotype kan veranderen.
o Bijv: zwart haar kun je paars verven. De kleur van je haar veranderd, maar je genotype blijft
hetzelfde.
,3.1 genotype en fenotype
Gen:
• Gen: de stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor één eigenschap.
– Een chromosoom bestaat uit veel genen.
– In lichaamscellen komen chromosomen in paren voor.
– Een gen bestaat uit twee allelen, een op elk chromosoom (varianten van een gen). De twee allelen
van een gen kunnen verschillen.
o Bijv: het gen voor haarkleur kan bestaan uit een allel voor “bruin” en een allel voor “rood”
haar. Een van vader en een van moeder.
– De allelen van een gen kunnen gelijk of ongelijk zijn.
– Genen kunnen aan of uit staan in een cel.
o Bijv: in de cellen van je haarvaten staat het gen voor haarkleur aan,
maar in je levercellen niet. Cellen verschillen dus van elkaar doordat
niet elke cel alle genen aan staan.
Overdragen erfelijke eigenschappen aan nakomelingen via chromosomen:
• Het genotype van een organisme wordt bepaald op het moment van bevruchting.
– In geslachtscellen komen chromosomen enkelvoudig voor.
– In geslachtscellen komen allelen enkelvoudig voor.
– Bij de bevruchting vormen de chromosomen uit de zaadcel en de chromosomen uit de eicel weer
chromosomenparen.
– In een bevruchte eicel bestaat een gen weer uit twee allelen.
, 3.2 genen
Homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype:
• Homozygoot: het gen voor een eigenschap bestaat uit twee gelijke allelen (AA of aa).
o Bijv: als je steil haar hebt, zijn de twee allelen voor de haarvorm gelijk aan elkaar.
o Als je vader en moeder beide steil haar hebben, ben je een homozygoot voor steil haar.
• Heterozygoot: het gen voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke allelen (Aa).
o Bijv: een allelenpaar voor de haarvorm kan bestaan uit een allel voor steil haar en een allel
voor krullend haar.
o De twee allelen voor de haarvorm zijn dan ongelijk.
• Dominant allel: een allel dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk.
– Een dominant allel wordt aangegeven met een hoofdletter.
– Organismen waarbij een dominant allel in het uiterlijk tot uiting komt, kunnen homozygoot of
heterozygoot voor
• Recessief allel: een allel dat alleen tot uiting komt in het uiterlijk als er geen dominant allel
aanwezig is.
– Een recessief allel wordt aangegeven met een kleine letter.
– Organismen waarbij een recessief allel in het fenotype tot uiting komt, zijn homozygoot voor deze
eigenschap.
• Intermediair fenotype:
– Wanneer geen van beide allelen van een gen dominant is, heeft het organisme een intermediair
fenotype voor deze eigenschap.
– Beide allelen van het genenpaar komen even sterk tot uiting in het fenotype.
– Een intermediair fenotype noteer je met vier letters, bijv.: A rAr = rood, AwAw = wit, ArAw = roze
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Robinedv. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.