Virologie – Marc Van Ranst
Les 1
Wat zijn virussen? Wat doen ze? Deze vragen beantwoorden we vooral in het eerste deel.
In het tweede deel kijken we hoe we die in het laboratorium kunnen opsporen.
Virussen hebben vaak een slechte naam. Meestal denkt men van virussen dat die enkel maar erge ziekten veroorzaken,
dat ze allemaal gevaarlijk zijn. Maar dat is niet zo. Met een heleboel virussen kan je gewoon op de laboratoriumbanken
werken. Een heleboel virussen zijn waarschijnlijk ook apathogeen, een heleboel virussen van andere dieren en planten
doen ons niks. Dus zo gevaarlijk is het allemaal niet. Maar een groot deel van de aandacht in de geneeskunde is
gefocust op die enkele virussen die de mens behoorlijk ziek kunnen maken.
De geschiedenis van de virologie begint met een ziekte van een plant: de tabaksmozaïkziekte. Het is ontdekt door
Adolf Mayer. Hij had ontdekt dat wanneer je de bladeren die aangetast zijn (gele stippen en gaan verschrompelen)
uitperst, en met een penseeltje het uitgeperste materiaal op een gezond, nieuw blad brengen, dan gaat dat blad ook
ziek worden. Hij had dus bewezen dat het tabaksmozaïekvirus iets overdraagbaars was. De grondlegger van de
virologie is Ivanoski, die een stapje verder ging. Hij onderzocht ook het tabaksmozaïekvirus bij de tabaksplanten maar
hij ging het materiaal dat uitgeperst werd uit de bladeren filtreren in een porseleinen filter. Dat betekent dus dat er
normaal gezien geen bacteriën gingen door kunnen. Alles wat erdoor komt, wist je dus dat het geen bacteriën kunnen
zijn. Hij ging dus het nieuwe filtraat op een blad aanbrengen, en ja, ook dat blad werd ziek. Op dat moment had hij
bewezen dat het in ieder geval geen bacteriën waren. (Bacteriën waren op dit moment, einde 18de eeuw, wel gekend.)
De eerste die het woordje virus gebruikte om naar die oorzakelijke organismen te verwijzen was een Nederlander in
1898, Martinus Beyerink. Hij noemde het tabaksmozaïekvirus een virus, virus betekent gif in het Latijn. Martinus is de
andere grondlegger van de virologie.
,Virologie werd heel erg onpopulair nadien. Tot ongeveer 1940, door verbetering in technologie (zoals
elektronenmicroscopen) werd het meer populair en werden er meer en meer virussen ontdekt, werd er meer over
geschreven en werd het een echt vakgebied. Wanneer je kijkt naar de microbiologie is bacteriologie wel altijd
populairder geweest. Er wordt wel meer over geschreven dan bv parasitologie of mycologie.
Je kan in het vakgebied terecht komen op heel veel verschillende manieren. Je kan op geneeskunde doen en
infectieziekten interessant vinden en willen weten hoe je die moet genezen. Maar je kan ook vanuit immunologische
interesse in de virologie terecht komen, of wanneer je geïnteresseerd bent in de celbiologie, vaccinologie,
bioveiligheid, in puur moleculaire biologie, fylogenie,… Dat verklaart waarom zoveel mensen zich de laatste jaren
viroloog gingen noemen.
Er zijn overmatig veel nobelprijzen (vanaf WO2) gegeven voor virologie, veel meer dan voor andere disciplines. De
laatste nobelprijs in 2008, voor de ontdekking van HIV.
,Een aantal virusziekten waren heel belangrijk maar daar gaan we hier niet zo veel over zeggen omdat ze nu niet meer
belangrijk zijn. Pokken is daar een belangrijk voorbeeld van. Het was een ziekte waar je nu niet meer over kan vertellen
zoals 100 jaar geleden. 100 jaar geleden kende iedereen dit. Wanneer je een huis binnenstapte met pokken, rook je
de rottingsgeur wanneer het op een groot deel van het lichaam voorkwam. Omdat het niet meer voorkomt, kan het
nu moeilijk naar studenten overgebracht worden.
Polio is ook zo’n ziekte. Ze bestaat nog maar er zijn nog maar heel weinig gevallen. In het Engels wordt het ook wel
eens infantile paralysis genoemd. Het is een aandoening waar we nu niet meer over zeggen maar die heel belangrijk
was. Het virus zorgde voor verlamming van bepaalde spieren. De bezenuwing van bepaalde spieren werd door het
virus uitgeschakeld en wanneer de spier die ons doet ademen, het middenrif, aangetast werd, dan was het
levensbedreigend en dan moest je beademd worden. Ofwel manueel ofwel in stalen longen waardoor je door onder-
en overdruk te genereren de personen in leven gehouden konden worden.
Dankzij vaccinatie was pokken uitgeroeid, dankzij vaccinatie is polio bijna uitgeroeid. Het komt enkel nog voor in
Pakistan en Afghanistan op een natuurlijke manier. Het dreigt op bepaalde plekken in de wereld, waar er onvoldoende
mensen gevaccineerd zijn, terug op te komen. Niet in grote outbreaks, want daarvoor zijn te veel mensen
gevaccineerd, maar het vergt nog altijd aandacht om in die laatste fase het te proberen uit te roeien.
Polio was een verschrikkelijke aandoening. John Prestwich ligt in een ijzeren long, geboren in 1938 en in 1955 polio,
hij had een erge vorm en hij heeft er tot 2006 ingelegen. Een ander meisje geboren in 1947, in 1950 polio en in ijzeren
long, in 2008 gestorven in de ijzeren long. Gestorven omdat de stroom was uitgevallen en de backup batterij niet
werkte. Er zijn nog altijd een aantal mensen die leven in ijzeren longen door polio opgedaan in de jaren 50 en 60.
Gelukkig is dat nu wel minder en minder.
, Een derde belangrijke aandoening is HIV. Het is de pokken van onze tijd. Er gaat heel veel aandacht naartoe. Op een
bepaald moment in de VS de belangrijkste doodsoorzaak bij mannen. Bij 30’ers doorheen de jaren verandert de sterfte
niet hard, tot HIV opstak en alle andere lijnen doorkruist. Dus vooraleer er goede anti-virale middelen waren, was het
een heel belangrijke doodsoorzaak.
De belangrijkste eigenschap van virussen is dat ze heel erg klein zijn. De meeste virussen zijn tussen de 25 à 300 nm.
Bij een aantal organismen zoals amoebes zijn er grotere virussen teruggevonden, een soort van reuzevirussen, maar
die zijn voor de mens niet belangrijk.
Wat betekent 300 nm? Dat je die met een gewone microscoop niet kan zien. Je hebt er dus een elektronenmicroscoop
voor nodig. En omdat ze zo klein zijn kunnen ze heel makkelijk door filters die bacteriën tegen houden. Ze zijn dus
ultrafiltreerbaar.
Dit is een naald onder een elektronenmicroscoop. De bovenste halve millimeter van deze naald is te zien. Onder de
elektronenmicroscoop zie je dat de naald ook niet zo scherp toont, maar dat is niet zo belangrijk.
Het bovenste, kleine, rode vierkantje hebben we nu uitvergroot waardoor je de bovenste 1/10de van een millimeter
ziet. Je ziet nu de bacteriën op het topje van de naald zitten. De naald is gesopt in een oplossing van darmbacteriën, E
coli bacteriën die wij allemaal in onze darmen hebben zitten. Alle oranje vlekjes zijn bacteriën.
We vergroten de oranje stipjes. De bacteriën zijn allemaal 1/2 miljoenste van een meter groot.