Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Psychopathologie van de kinderen & adolescenten (geslaagd 1ste zit!) €5,88   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Psychopathologie van de kinderen & adolescenten (geslaagd 1ste zit!)

 140 vues  7 achats

Dit is een volledige uitgebreide samenvatting van het vak Psychopathologie v/d kinderen & adolescenten gedoceerd door prof. Jurgen Lemiere die het vak verving voor Imke Baetens (Vrije universiteit Brussel). Alle modules/ hoofdstukken (lessen) zitten hierin verwerkt met de PowerPoint slides + alle g...

[Montrer plus]

Aperçu 10 sur 216  pages

  • 14 novembre 2023
  • 216
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (26)
avatar-seller
hafsal
Samenvatting Psychopathologie van de kinderen & adolescenten
2022-2023




1

,Inhoudstafel
1. Inleiding
2. Infantpsychiatry
3. Eet & gewichtsproblemen
4. Opzettelijke zelfverwonding en suïcidaliteit bij jongeren
5. Angststoornissen
6. Obsessieve Compulsieve Stoornis bij kinderen
7. ADHD
8. CASUSLES 1
9. Autismespectrumstoornis
10. Hoogbegaafdheid
11. Gedragsstoornissen
12. Stemmingsmisbruik
13. Middelenmisbruik & verslaving
14. CASUSLES 2
15. Ticstoornissen
16. Trauma, psychosomatiek & chronische ziektes




2

,Inleiding
1. Afbakening
• Kinder- en jeugdspychiatrie= houdt zich bezig met het diagnosticeren en behandelen van
kinderen en jeugdigen met psychiatrische stoornissen.
• Psychische stoornis= een samenstel van problemen op het gebied van de cognitieve functies, de
emotieregulatie of het gedrag van een persoon. Deze problemen zijn een uiting van een
disfunctie in psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan
het psychisch functioneren.
• Psychopathologie K&A= theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen bij
kinderen en adolescenten en processen die tot stoornissen leiden.
○ Ontwikkelingspsychopathologie: studie van de ontwikkeling van psychische
stoornissen/problemen (die het dagelijks functioneren ernstig beperken)
▪ Geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te
krijgen van afwijkend gedrag in het licht van ontwikkelingstaken, stadia en
processen die de menselijke groei kenmerken
○ Ontwikkelingspsychologie: bestudering van de normale ontwikkeling
▪ Klinische ontwikkelingspsychologie:
- Bestudering van de afwijkingen van de normale ontwikkeling en de
klinische implicaties van de verworven inzichten voor diagnostiek en
behandeling
• Wat normaal is voor een bepaalde levensfase, kan afwijkend zijn wanneer het optreedt in andere
levensfasen.
○ Bv: een vierjarig jongetje dat na schooltijd thuis moeilijk stil kan zitten en tijdens het
spelen hard praat, vertoont normaal gedrag, maar een achtjarig jongetje dat niet kan stil
zitten en op school problemen heeft met concentratie heeft gedrag dat een
psychiatrische stoornis kan zijn.
• Stoornissen die specifiek zijn voor de levensfasen t.e.m. de adolescentie.
○ Typische kinder- en jeugdaandoeningen zoals autisme, ADHD en andere
ontwikkelingsstoornissen
• Stoornissen die voorkomen op de volwassen leeftijd en soms een vroeg begin hebben zoals een
depressie, een angststoornis of een psychose. De klachten kunnen bij kinderen (zeer)
verschillend van die van volwassenen. Zo klagen kinderen eerder over buikpijn of hoofdpijn bij
emotionele problemen, is de stemming vaker prikkelbaar dan depressief en kan angst zich uiten
in woede-uitbarstingen en huilbuien.
• Stoornissen die ook op volwassen leeftijd kunnen voorkomen met eventueel een specifieke
uitingsvorm in kinder- en jeugdjaren.
○ Verschijnselen die normaal zijn in een bepaalde ontwikkelingsfase van een kind maar die
afwijkend worden als die fase voorbij is. Op jonge leeftijd is het normaal om
denkbeeldige speelkameraadjes te hebben of milde dwangverschijnselen. Ook irreële
angsten zijn op jonge leeftijd niet altijd afwijkend.
○ Een psychische problematiek kan ook deel uitmaken van een normale ontwikkeling
(koppigheidsfase van een peuter)




3

,• Afbakening: andere verschillen t.o.v. psychopathologie volwassen
○ K&A zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen
○ K&A zijn afhankelijk van hun gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met
de gezinssituatie
○ Ontwikkeling speelt een cruciale rol
○ Bij diagnostisch onderzoek van K&A meestal andere informanten dan bij volwassenen
○ Interventietechnieken en organisaties van zorg voor K&A zijn anders dan bij volwassenen
• Ontwikkelingspsychologie vs pathologie → Wanneer spreken we van psychische stoornis?
○ ‘Abnormaal’ verschijnsel: afwijkend van een sociale norm
▪ Lastig om bij kinderen vast te stellen omdat ze nog in ontwikkeling zijn.
○ Veroorzaakt ongemak, lijden of bezorgdheid bij de betrokkene en/of bij de omgeving
▪ Omgeving: bijvoorbeeld de ouders.
▪ Een jong kind kan ongemak en verdriet nog niet goed aangeven.
○ Gedrag past binnen een psychopathologisch begrippenkader
▪ Kind dat zich ‘raar’ gedraagt nadat hij hard is gevallen … of ‘gesnoept’ heeft van
de medicijnen van de ouders … → naar eerstehulppost, niet naar psycholoog of
psychiater.
• Psychopathologie: DSM-5 = sociale consensus (= wat we als normaal beschouwen → gaat
ontwikkelen doorheen de jaren).
• Classificerende diagnostiek
○ Probleemanalyse: Wat is er aan de hand? Probleem? Stoornis? Opvoedingsprobleem?
○ Diagnose is een hypothese (geen vaststaand feit) en gebaseerd op kwaliteitsvolle
diagnostiek. Het beschrijft symptomen maar de kennis komt uit gedragstherapie
(interventie).
○ Stoornis = Clustering van symptomen – samenvatten in fenomenen/syndromen.
○ Belang?
▪ Communicatie – gemeenschappelijke taal
▪ ‘Etiket’ – verklaring van wat er aan de hand is met K/A (label is een herkenning
en biedt verklaring waarom het moeilijk gaat)
▪ Indicatiestelling (wat is er aan de hand en hoe gaan we dat behandelen) en
verwijzing
▪ Ruwe handvatten voor interventie => het is enkel beschrijvend!
▪ Algemeen zicht op prognose
▪ Zicht op prevalentie
• Kritiek op categorisch denken:
○ Sociaal-culturele bepaaldheid van psychiatrische stoornissen (met onze DSM naar Japan
of Afrika, dan kloppen die kaders niet meer, zijn echt cultureel bepaald)
○ Co-morbiditeit(kinderen met ADHD 50% heeft angststoornissen, depressie,
leerstoornissen), symptoomshifting (in de praktijk vallen mensen niet onder 1 vakje,
maar vaak meerdere). Het is dus een dynamisch beeld.
○ Vage omschrijvingen, wat is grens pathologie/normaliteit? Het blijft een evaluatie.
○ Label-maatschappij (“die ADHD’ers” → ID via een diagnose)
○ Onderliggende transdiagnostische mechanismen (= onderliggende factoren, bv.: emotie-
regulatie → op welke mechanisme heeft deze persoon een tekort).




4

,2. Diagnostiek
• Diagnostische proces bestaat uit twee onderdelen:
○ Verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (diagnostisch onderzoek)
○ Maken van een samenvattende conclusie (stellen van de diagnose)
• Zowel classifierende als dimensionele diagnostiek bij K&A
○ Probleemgedrag van K&A wordt onderzocht in termen van cognitieve, sociale,
emotionele, motorische functies, lichamelijke afwijkingen en biologische kenmerken.
○ Elke classificerende diagnose stelling MOET gebaseerd zijn op (cfr richtlijnen
kenniscentrum KJP):
▪ Breedband screeninginstrumenten: belangrijk voor comorbiditeit
▪ Interview, observatiegegevens (en ev. ongestructureerde methoden)
▪ Semi-gestructureerd interview (Bv: K-sads, of meer specifiek ADIS/ADOS/DIVA)
▪ Smalle band instrumenten
- = gestandaardiseerde onderzoeken/vragenlijsten waarbij de score bij
een bepaalde kind wordt vergeleken met een normgroep: de
gemiddelde score van kinderen van eenzelfde leeftijd, eenzelfde sekse
en uit eenzelfde cultuur.
- = maat van ernst van psychiatrische stoornis
○ Dimensionele classificatie
▪ Vaststellen in welke mate iemand last heeft van bepaalde problemen (minder
strikt).
▪ Vragenlijst om de hoeveelheid en de ernst van de symptomen te meten.
▪ Bv: Child Behavior CheckList & SDQ
- = Sterke Kanten en Moeilijkheden: Vragenlijst voor Ouders (SDQ-Dut)
- 4-18: Gedragsschalen – Ouders
▪ De score bij een bepaalde kind wordt vergeleken met een normgroep: de
gemiddelde score van kinderen van eenzelfde leeftijd, eenzelfde sekse en uit
eenzelfde cultuur.

• Informanten
○ Kind zelf: kan valide informatie geven over eigen problemen en persoonlijkheid
(gevoelens en gedachten).
○ Ouders: kijken vaak anders aan tegen de problemen.
▪ Dat is niet per se verkeerd.
▪ Bij sommige problemen is de informatie van het kind meer valide dan die van de
ouder: zoals gebruik van middelen en internet.
○ Leerkrachten: natuurlijk meer gericht op schoolse (en sociale) vaardigheden.
▪ School is vaak de eerste ‘vindplek’ bij stoornissen als dyslexie of ADHD.
○ Artsen: ‘kijken’ vaak ‘anders’ …
▪ … omdat ze zich ook op lichamelijke klachten richten via lichamelijk (en
technisch) onderzoek.
▪ Dat kan een ander beeld opleveren. En dat is nuttig.




5

, Ouders Leerkracht Kind
Cognitief Lichamelijk Psychiatrisch
onderzoek onderzoek onderzoek
Hoofdklacht Leerprestaties Intelligentietest Algemeen Vraaggesprek
lichamelijk
Ontwikkelings- Relatie tot School- Neurologisch Geven van
anamnese leerkracht vorderingentest opdrachten
Huidig Relatie tot Technisch Observaties
functioneren medeleerlingen
kind
Gezinsanamnese Gedrag (klas,
schoolplein)
Familie- Schoolklimaat
anamnese

• Tweedeling in probleemgedrag
○ Bij het vaststellen van probleemgedrag wordt vaak onderscheid gemaakt tussen twee
categorieën:
▪ Internaliserend
- Letterlijk: naar binnen gericht. Vooral de persoon zelf heeft er last van.
- Bv: angst en depressie.
- Meer bij meisjes.
▪ Externaliserend
- Letterlijk: naar buiten gericht. Vooral de omgeving heeft er last van.
- Bv: gedragsstoornis, ADHD.
- Meer bij jongens.
○ Let op: combinatie komt vaak voor.
○ En: niet alle stoornissen passen in een van deze categorieën.
• Kennis over de leeftijd waarop een stoornis kan ontstaan, is van belang bij het vaststellen
○ Kinderleeftijd: ADHD, Autisme, Hechtingsstoornis, Scheidingsangst, Specifieke fobie, ODD
○ Adolescentie: Sociale fobie, Paniekstoornis, Middelenmisbruik, Anorexia Nervosa,
Boulimia Nervosa, Psychoses, Gedragstoornis
• Differentiaaldiagnose en comorbiditeit
○ Als je vaststelt of een kind een psychische stoornis heeft, spelen tegelijkertijd nog 2
vragen.
▪ Hoe zeker ben ik van mijn zaak? Welke andere stoornissen lijken erop …
- … en kan ik die op grond van argumenten uitsluiten?
- Dit noem je de differentiaaldiagnose.
- Er is altijd een differentiaaldiagnose!
▪ Welke andere problemen of stoornissen gaan vaak samen …
- … met de stoornis die ik heb vastgesteld?
- Dit noem je comorbiditeit.
- Er comorbide stoornis kan, maar hoeft niet altijd het geval te zijn!




6

,3. Theoretische kaders
• Bi-directioneel model (dyade)
• Bio-ecologisch systeemmodel
• Transactioneel model

3.1 Bi-directioneel model
• Dyade tussen ouder en kind: Bi-directioneel model geïnspireerd op Belsky (1984) en Bell (1968).

Distal family characteristics (e.g., SES)




characteristics
Adolescent
• Eenzijdig redeneren in oorzaak en gevolg wordt afgewezen.
• Het gaat om wederzijdse interactie:
○ Interactie tussen kind en ouder; er kan een afstemmingsprobleem zijn. Een goede diagnostiek bij
kinderen gaat kijken hoe het kind interrogeert met de ouders.
○ Ouders beïnvloeden het kind, het kind beïnvloedt de ouders.
○ Kind kan problemen ontwikkelen door verkeerd gedrag van ouders …
○ … maar andersom kunnen ouders in problemen komen door problematiek bij kind


3.2 Het bio-ecologische systeemmodel
• Ontwikkeld door Uri Bronfenbrenner.
• Verwant met het biopsychosociaal model
• Bronfenbrenner (van oorsprong een Rus) vergeleek zelf zijn model met de
Russische Matroesjka-poppetjes.
• Zes systeemlagen van het bio-ecologische model → …van binnen naar buiten




7

,○ Biosysteem
▪ De intrapersoonlijkefactoren.
▪ Bv: intelligentie, temperament, aanleg om dik te worden.
○ Microsysteem
▪ Er zijn altijd meerdere microsystemen.
▪ De relaties van het kind met mensen uit zijn directe omgeving.
- Face-to-face-relaties.
- Noemt Bronfenbrenner ‘de motor van de ontwikkeling’: hier vindt de
beïnvloeding plaats.
- Bv: het kind met zijn papa, het kind met opa.
○ Mesosysteem
▪ Relaties tussen verschillende microsystemen.
▪ Bv: Jan wordt jarig. Zijn broertje en zusje overleggen hoe ze hem gaan verrassen.
▪ Bv: vader straft Jan omdat hij ongehoorzaam is en spreekt met moeder af dat zij
hem niet mag troosten.
▪ Opvoeders beïnvloeden het kind direct via ‘eigen microsysteem’ en indirect via
andere microsystemen.
○ Exosysteem
▪ Maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect)
beïnvloeden.
▪ Het kind zelf is geen onderdeel van dit systeem.
▪ Bv: de leraren beslissen om strenger op te treden bij ruzies en pesten tijdens de
pauze. Juf Dilara spreekt Jan vervolgens bestraffend toe als hij een ander kind
duwt.
○ Macrosysteem
▪ Waarden, normen, wetten en regels.
▪ Een systeemlaag zonder mensen.
▪ Bv: wel of geen dienstplicht; verplichte maatschappelijke stage tijdens de
middelbare school; leeftijdsgrens bij verkoop van alcohol; Artikel 1 van de
Nederlandse Grondwet:
- "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk
behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet
toegestaan."
○ Chronosysteem (= de tijdslijn)
▪ Slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder ...
▪ … als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een bepaalde
tijdsperiode.
▪ Voorbeeld: covid heeft invloed op mentaal welzijn




8

,3.3 Transactioneel model
• Vanuit een ecologisch transactioneel model (gebaseerd op Sameroff, 1989) worden
eigenschappen van het kind op elk moment in de tijd gezien als een product van complexe
interacties tussen het fenotype (datgene wat zichtbaar is), de omgeving en het genotype
(erfelijke eigenschappen)

• Het genotype kan niet veranderen, maar dat geldt wel voor de expressie van genen in de tijd, via
epigentetische factoren. Hoewel de genetische structuur niet door omgevingsinvloeden kan
veranderen, is het wel mogelijk dat omgevingsinvloed via effecten op celniveau genen kunnen in-
of uitschakelen.




• Deze theorie van de ontwikkelingsopgaven is een uitwerking van een belangrijk uitgangspunt van
de ontwikkelingspsychopathologie:
• Actueel gedrag is altijd het product van zowel vroegere ervaringen als de eisen die de huidige
situatie aan het kind stelt.


3.3.1 Ontwikkelingspsychopathologie model
• Ontwikkelingstrajecten
○ Elk kind doorloopt een ander traject. Is dus uniek.
○ Het begrip traject slaat op de invloed van vroegere
ervaringen.
○ Dezelfde start bij verschillende kinderen kan tot
verschillende eindpunten leiden. Uit één risicofactor
kan een heleboel problemen voort komen
= multifinaliteit (= 1 risicofactor kan leiden tot versch gedragsproblemen)
○ Hetzelfde eindpunt/resultaat bij verschillende
kinderen kan voortkomen uit verschillende
startposities = equifinaliteit
• Voorspellen van individuele ontwikkeling is vrijwel onmogelijk.

• Interacties aanleg en omgeving: aanleg begrenst de mogelijkheden van ervaring – aanleg heeft ervaring nodig
om tot ontplooiing te komen.
o Evocatieve wisselwerking = kind roept al naargelang zijn aanleg in zijn omgeving bepaalde reacties wel
of niet op
o Actieve wisselwerking = kind neemt uit de omgeving bepaalde reacties wel of juist niet op
o Passieve wisselwerking = omgeving die ouders creëren past bij het kind, omdat hij genetisch op hen
lijkt

• Risicofactoren en beschermende factoren
○ Een risicofactor= een kenmerk van een groep personen met een verhoogde kans op het
ontstaan van een stoornis

9

, ▪ In kaart brengen van risicofactoren (en beschermende factoren) wijst vooral naar
preventie en minder naar behandeling.
○ Een protectieve (resilience) factor= een factor die
samengaat met een verminderde kans op het vertonen
van een stoornis, in aanwezigheid van een risicofactor
▪ Een beschermende factor is alleen actief in een
situatie van risico→ Onderzoek naar ‘superkids’
(p. 58).
▪ Bv: sociale steun, aanwezigheid van ten minste
één volwassene die bescherming biedt, …
○ Zijn in te delen in niveaus, bijvoorbeeld: kind, gezin en
omgeving.
○ Cumulatief effect en wederzijdse beïnvloeding: het gaat niet om optellen van invloed,
maar ze beïnvloeden elkaar. Synergie! De grootte van de totale invloed is eerder een
kwestie van vermenigvuldigen dan van optellen. Hoe meer risicofactoren hoe groter
de kans op de stoornis.
○ Risicofactoren en beschermende factoren bestaan alleen in de statistiek
▪ Geen voorspellende waarde op individueel niveau.
▪ Geen lineair causaal verband op individueel niveau.
▪ Bv. Kan op kanker of hart- en vaatziekten wordt groter als iemand rookt
maar niet enkel roker krijgt deze ziekten.
• Een vuistregel
o De ernst van probleemgedrag of van de psychische stoornis is afhankelijk van:
1. Aantal risicofactoren
- Hoe meer, des te ernstiger
2. Verhouding tussen risicofactoren en beschermende factoren
- Risicofactoren zijn bestendiger dan beschermende factoren
3. Dosis-responsrelatie
- Hoe ernstiger een risicofactor of hoe langer deze aanwezig is, des te groter de
problematiek.
- Hoe langer en/of ernstiger de verwaarlozing van een kind, des te groter de gevolgen.
- Hoe langer en/of hoe frequenter middelenmisbruik, des te groter de gevolgen.

• It’s all about…
o Sociale steun: prenatale effecten van stress
o Aanwezigheid van ten minste één volwassene die bescherming biedt: hechting moeder-kind
o Hechting moeder-kind
o (prenatale) effecten van stress op ontwikkeling van het kind.
• Een risicofactor is geen vaststaand gegeven ➔ invloed van risicofactor (en ook beschermende factor) is
afhankelijk van:
o De leeftijd van het kind
▪ Hoe jonger, des te groter het effect
o De omvang en tijdsduur van de factor
▪ Hoe omvangrijker de factor en hoe lager het duurt, des te groter het effect (= dosis-
responsrelatie).
o Eventueel de sensitieve periode waarin een kind verkeert
▪ Slecht taalonderwijs in de periode dat een kind hoort te leren lezen heeft een groter
negatieve effect dan slecht taalonderwijs als het kind al kan lezen.

10

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hafsal. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,88. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,88  7x  vendu
  • (0)
  Ajouter